Pé Hawinkels was schrijver, vertaler, recensent, songwriter en bovenal de Nederlandse dichter van de jaren zestig. Hij gold als een James Dean van zijn tijd – zeker in zijn Nijmeegse studiejaren. Hij werd geboren op 29 september 1942 in Heerlen. Als vertaler ontplooide hij een grote activiteit en leverde vertalingen zowel van Duitse romantici als E.T.A. Hoffman als van Euripides en Shakespeare. In samenwerking met Pius Drijvers ontstonden versies van bijbelboeken als Job en Prediker. Hawinkels streven de werken van deze schrijvers weer te geven in een levend, eigentijds idioom vond in het algemeen veel waardering, maar daarnaast ontmoette zijn werkwijze ook wel kritiek, zoals bijvoorbeeld bleek in het debat rond zijn vertaling van De toverberg van Thomas Mann. Als medewerker en redacteur was hij verbonden aan het tijdschrift Raam. In leven en werk worstelend met vorm versus inhoud, “doordrongen van de onvolmaaktheid van het leven en toch op de bres voor de idealen van de kunst, van liefde en vrijheid”. Hij leefde hard, wisselde dagenlange en met drank besproeide schrijfsessies af met periodes van volkomen lethargie. In 1977, nauwelijks vijfendertig jaar oud, werd hij thuis dood aangetroffen. Na acht dagen, wel te verstaan.
Historia naturalis
Wanneer thans de herten, dragers van zeer
speciale okers, beschimmeld voorts met de allernieuwste
snufjes op ’t gebied van goud en zonlicht,
nuchter onder het dressoir uit het bos
getreden komen, treffen zij
een mooie wereld aan.
Hier is
de uitgewassen vitrage te drogen gelegd
op doornen haag, die ’t lijdensverhaal
begrijpelijk mocht maken, toen; hier
stappen de mysterieuze jongelui een ogenblikje
van hun Harley Davidson en speuren
ritmisch naar iets op de grond,
en in de verte, waar matineuze chinezen
stoïcijns haaievinnensoep naar binnen lepelen,
komt mijn grote vriend spiernaakt aan:
en, tot niet zuinige verbazing van de
langs zijn levensweg als altijd opgestelde
suikerbeesten en uitgezogen, opgeverfde eierdoppen,
vertoont zijn buik frappante punten
van overeenkomst met ’t harnas van
Caius Iulius Caesar Octavianus in
de slag bij Philippi.
En voor de zachte ogen buigt zich stil
de Circassische schone over naar de zwaar-
bewapende, zoëven vol genot gestorven kuddekoning
& godsvorst, wiens lippen kostbaar waren als nerts
en die nog steeds haren heeft als een kat, –
zij is gelukkig, zij droomt niet, want van dromen
stroomt een genade uit die gevaarlijker is dan
de domme sagenglans van de nachtlucht.
Omhoog de aandacht! Daarboven
trekken de socialistische planeten doodgemoedereerd
hun baantjes tegen ’t opake fond dat ’t voorstelbare
afsluit; en zo, doorgeredeneerd, zakt ’t zachtste
aller ogen als een aangeschoten parachutist tot bij
een handzaam blikveld, waarbinnen
het roodborstje en de kiezelsteen collegiaal en ìnblij
paardje rijden op hun eigen determinerende factoren.
Dat is een mooi gezicht, – en de kroonherten
leggen tevreden de kop in het gras
dat slaapt, en zuchten.
Pé Hawinkels (29 september 1942 – 16 augustus 1977)
De Bulgaarse dichter en schrijver Hristo Smirnenski werd geboren op 29 september 1898 in Koukoush. Zijn literaire debuut kwam in 1915 in het satirische tijdschrift K’vo da e” (Alles kan). Hij werkte hard en schijnbaar onvermoeibaar, maar deze gedrevenheid ondermijnde zijn gezondheid. Hij stierf al op 24 jarige leeftijd aan tuberculose. In de acht jaar van zijn literaire leven had hij duizenden gedichten en prozastukken onder meer dan 70 pseudoniemen geschreven.
Street-Walker
You have born in the lap of privation,
Your childhood was useless strife,
Today you dance, your eyes full of tears,
To the tuneless violin of life.
Your implacable stepmother, Night,
Is an evil creature of evil fame;
She tore the narcissus from your breast,
And dragged you down the path of shame.
You celebrate the festival of sin
Beneath the street-lamp’s dusky light;
No one can hear the pain in your laugh
When you laugh in the quiet night.
Drunk with illusions and deceptive hope,
With a withered hyacinth on your breast,
You return to your dingy little room to dine
With hunger, your one and only guest.
There hangs on the wall the photo of a child
With pretty and innocent face;
The wistful look it has is now the only trace
Which suffering has not effaced.
The days and nights drag on unchanged…
When ugly and relentless Death
Arrives in the chilly autumn of your life
To wring from you your final breath.
It will discover with a shock,
That powerful Life has got ahead,
Leaving nothing to destructive Death,
That you have long been dead…
Hristo Smirnenski (29 september 1898 – 18 juni 1923)
Miguel de Unamuno y Jugo was een dichter-denker die een omvangrijk en gevarieerd literair en filosofisch oeuvre bij elkaar schreef. Hij was een levendige zielsverwant van, zoals hij het uitdrukte, «mannen van vlees en bloed» als Pascal, Heinrich von Kleist, Giacomo Leopardi en Kierkegaard om slechts een paar namen te noemen. Al op 27-jarige leeftijd werd de zeer belezen jongeman hoogleraar in het Grieks aan de universiteit van Salamanca, waarvan hij later rector werd.
Hij was geboren op 29 september 1864 in Bilbao, Baskenland, en beschikte naar eigen zeggen over «een Baskische geest, en daardoor dubbel–Spaanse geest». Unamuno’s filosofie of gedachtewereld draait om de onsterfelijkheid van de ziel. Het heeft er veel van weg dat de kiem daarvan ligt in een jeugdherinnering — hij komt er twee keer op terug in zijn hoofdwerk Del sentimento trágico de la vida en los hombres y en los pueblos (‘Het tragische levensgevoel van de mensen en volkeren’), een klassieker die in tal van talen is vertaald.
It is Night, in My Study
It is night, in my study.
The deepest solitude; I hear the steady
shudder in my breast
–for it feels all alone,
and blanched by my mind–
and I hear my blood
with even murmur
fill up the silence.
You might say the thin stream
falls in the waterclock and fills the bottom.
Here, in the night, all alone, this is my study;
the books don’t speak;
my oil lamp
bathes these pages in a light of peace,
light of a chapel.
The books don’t speak;
of the poets, the meditators, the learned,
the spirits drowse;
and it is as if around me circled
cautious death.
I turn at times to see if it waits,
I search the dark,
I try to discern among the shadows
its thin shadow,
I think of heart failure,
think about my strong age; since my fortieth year
two more have passed.
Toward a looming temptation
here, in the solitude, the silence turns me–
the silence and the shadows.
And I tell myself: “Perhaps when soon
they come to tell me
that supper awaits,
they will discover a body here
pallid and cold
–the thing that I was, this one who waits–
just like those books quiet and rigid,
the blood already stopped,
jelling in the veins,
the chest silent
under the gentle light of the soothing oil,
a funeral lamp.
I tremble to end these lines
that they do not seem
an unusual testament,
but rather a mysterious message
from the shade beyond,
lines dictated by the anxiety
of eternal life.
I finished them and yet I live on.
Vertaald door Lillian Jean Stafford and William Stafford
Miguel de Unamuno (29 september 1864 – 31 december 1936)
De Britse schrijfster Elizabeth Gaskell werd geboren op 29 september 1810 in Londen. Haaqr eerste roman Mary Barton verscheen in 1848. Het was een van de eerste „industrie-romans“ waarin het leed van het proletariaat aan de orde gesteld werd. Door deze roman kwam zij in contact met Charles Dickens en in diens tijdschrift Household Words bleef zij publiceren. Grotere bekendheid verwierf zij door haar romans Cranford uit 1853 en vooral door North and South uit 1855, die echter minder melodramtisch uitviel dan haar vroegere werk. Elizabeth Gaskell was goed bevriend met Charlotte Brontë. Na haar dood werd Gaskeel haar eerste biografe.
Uit: The Life of Charlotte Brontë (hoofdstuk V)
“This is perhaps a fitting time to give some personal description of Miss Brontë. In 1831, she was a quiet, thoughtful girl, of nearly fifteen years of age, very small in figure – “stunted” was the word she applied to herself, – but as her limbs and head were in just proportion to the slight, fragile body, no word in ever so slight a degree suggestive of deformity could properly be applied to her; with soft, thick, brown hair, and peculiar eyes, of which I find it difficult to give a description, as they appeared to me in her later life. They were large, and well shaped; their colour a reddish brown; but if the iris was closely examined, it appeared to be composed of a great variety of tints. The usual expression was of quiet, listening intelligence; but now and then, on some just occasion for vivid interest or wholesome indignation, a light would shine out, as if some spiritual lamp had been kindled, which glowed behind those expressive orbs. I never saw the like in any other human creature. As for the rest of her features, they were plain, large, and ill set; but, unless you began to catalogue them, you were hardly aware of the fact, for the eyes and power of the countenance overbalanced every physical defect; the crooked mouth and the large nose were forgotten, and the whole face arrested the attention, and presently attracted all those whom she herself would have cared to attract. Her hands and feet were the smallest I ever saw; when one of the former was placed in mine, it was like the soft touch of a bird in the middle of my palm. The delicate long fingers had a peculiar fineness of sensation, which was one reason why all her handiwork, of whatever kind – writing, sewing, knitting – was so clear in its minuteness. She was remarkably neat in her whole personal attire; but she was dainty as to the fit of her shoes and gloves.”
Elizabeth Gaskell (29 september 1810 – 12 november 1865)
Miguel de Cervantes werd geboren op 29 september 1547 in Madrid. Hij schreef een twintigtal toneelwerken, maar is vooral bekend geworden door zijn boek Don Quichot van La Mancha (El ingenioso hidalgo Don Quixote de la Mancha).
Uit: DON QUICHOT (Voorwoord)
Vertaald door John Ormsby
“IDLE READER: thou mayest believe me without any oath that I would this book, as it is the child of my brain, were the fairest, gayest, and cleverest that could be imagined. But I could not counteract
Nature’s law that everything shall beget its like; and what, then, could this sterile, illtilled wit of mine beget but the story of a dry, shrivelled, whimsical offspring, full of thoughts of all sorts and such as never came into any other imagination- just what might be begotten in a prison, where every misery is lodged and every doleful sound makes its dwelling? Tranquillity, a cheerful retreat, pleasant fields, bright skies, murmuring brooks, peace of mind, these are the things that go far to make even the most barren muses fertile, and bring into the world births that fill it with wonder and delight. Sometimes when a father has an ugly, loutish son, the love he bears him so blindfolds his eyes that he does not see his defects, or, rather, takes them for gifts and charms of mind and body, and talks of them to his friends as wit and grace.”
Miguel de Cervantes (29 september 1547 – 23 april 1616)