De Vlaamse dichter, prozaïst en essayist Luuk Gruwez werd geboren op 9 augustus 1953 te Kortrijk. Hij volgde het middelbaar onderwijs in het Damiaancollege en Germaanse filologie aan de KULAK, telkens te Kortrijk. Hij werd licentiaat in de Germaanse talen aan de K.U.Leuven. In 1976 verruilde hij het West-Vlaamse Kortrijk voor Hasselt. Daar verdient hij als leraar de kost tot aan zijn loopbaanonderbreking in 1995 naar aanleiding van het verwerven van een schrijversbeurs. Hij is nu als fulltime schrijver werkzaam met dichtbundels en proza en daarnaast columns, eerst wekelijks in De Standaard, vanaf 2001 tot 2003 maandelijks in De Morgen. In 1973 debuteerde hij met de poëziebundel Stofzuigergedichten. In 1996 verscheen Bandeloze gedichten, een ruime bloemlezing van herziene gedichten uit de periode voor 1994.Pas sinds 1992 publiceert hij ook min of meer autobiografisch proza, eerst nog samen met Eriek Verpale, Onder vier ogen, Siamees dagboek, later solo met Het bal van opa Bing (1994).
HET GESLACHT
Voor Herman de Coninck
In mannen is het koud en vaak december.
In vrouwen is het meestal mei.
Zij willen glimmen, levenslang,
vermommen zich van top tot teen
om niet voortijdig te verschrompelen.
Zij blijven bezig met verblijven.
In mannen is het koud en houdt het op.
Mijn God, hoe dol zijn zij op eindigen.
Want mannen rammelen zich klaar
en zwaargewapend met zichzelf,
besteden zij hun dagen aan verstijven.
In vrouwen heerst een soepeler geslacht
waarin iets bloesemt, iets ontboezemt,
en waar zij tederheid bewaren
of heimwee naar een meer in Zwitserland.
Zij houden van beginnen en behouden.
In mannen is het oorlog, niets dan oorlog.
In vrouwen wordt geboren, totterdood.
Zij knipperen een poosje met hun ogen,
zij fonkelen, zij woelen even
en daar ontstaat een dapper nageslacht.
Eén man volstaat en het wordt afgeslacht.
In mannen is het koud en vaak december,
in vrouwen is het altijd mei.
&nb
sp;
SAMENHORIG
Er moet een wereld van verloren dingen zijn
waarin een handschoen, inderhaast vergeten,
het aanlegt met een oude krant,
een sjaal, een zakdoek of een kam.
De handschoen mist de hand niet meer,
de zakdoek hoeft geen jammernis,
en zelfs de sjaal taalt niet naar warmte
van kindermeiden en van moeders.
A1 wat verloren is, is samenhorig.
Maar tederheid die overbodig werd,
het kippenvel dat blijven wou,
de eerste natte droom, het domste lief,
het speelgoed van een kind dat stierf.
En doen alsof men alles kan vergeten,
ofschoon men, plompverloren als een mens,
alleen in het heelal moet zijn.
Luuk Gruwez (Kortrijk, 9 augustus 1953)
De Nederlandse dichter Gerrit Kouwenaar werd op 9 augustus 1923 in Amsterdam geboren. Zie ook mijn blog van 9 augustus 2006.
het is grijs en het valt uit de hemel
het is grijs en het valt uit de hemel
men raadt dit terwijl het schemert
over het steenveld waar niets zich bezit
in de late hitte tussen onheil en vrede
terwijl men klimt naar gretiger leegte
kruist een oneindige slang van twee meter
het inzicht, volledig, zonder betekenis
in de regel huiswaarts begint het te misten
men staat stil op de rand van een stilte, bestaat
wat begint te ontbinden, men moet zich
bevatten, ontmonden, tot op de seconde –
De zomer is grijs deze zomer
De zomer is grijs deze zomer
helder maar grijzer, doorzichtig maar zwaarder
alsof er een haarfijne as daalt over het eten
alsof men een eender lichaam geleden
kijkt naar zijn vader die beige en levend
het gazon van het paradijs maait
de zomer is grijs als melk in een beker
als brood in een oorlog, men hoort
het donker onder de stenen
altijd alsof alsof altijd de vogel
(altijd alsof alsof altijd de vogel
de hemel doorgrondt, de honger het eten
waar men ook kijkt kijkt het oog
door een keel die keelt bij het leven
waar men ook hoort heeft de mond
het goud van de kever verguld
en altijd het woord dat zijn echo verbetert
altijd de foto van wat is geweest)
Gerrit Kouwenaar (Amsterdam, 9 augustus 1923)
De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook mijn blog van 9 augustus 2006.
First Sight
Lambs that learn to walk in snow
When their bleating clouds the air
Meet a vast unwelcome, know
Nothing but a sunless glare.
Newly stumbling to and fro
All they find, outside the fold,
Is a wretched width of cold.
As they wait beside the ewe,
Her fleeces wetly caked, there lies
Hidden round them, waiting too,
Earth’s immeasureable surprise.
They could not grasp it if they knew,
What so soon will wake and grow
Utterly unlike the snow.
Ignorance
Strange to know nothing, never to be sure
Of what is true or right or real,
But forced to qualify or so I feel,
Or Well, it does seem so:
Someone must know.
Strange to be ignorant of the way things work:
Their skill at finding what they need,
Their sense of shape, and punctual spread of seed,
And willingness to change;
Yes, it is strange,
Even to wear such knowledge – for our flesh
Surrounds us with its own decisions –
And yet spend all our life on imprecisions,
That when we start to die
Have no idea why.
Love Again
Love again: wanking at ten past three
(Surely he’s taken her home by now?),
The bedroom hot as a bakery,
The drink gone dead, without showing how
To meet tomorrow, and afterwards,
And the usual pain, like dysentery.
Someone else feeling her breasts and cunt,
Someone else drowned in that lash-wide stare,
And me supposed to be ignorant,
Or find it funny, or not to care,
Even … but why put it into words?
Isolate rather this element
That spreads through other lives like a tree
And sways them on in a sort of sense
And say why it never worked for me.
Something to do with violence
A long way back, and wrong rewards,
And arrogant eternity.
Philp Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)
De Noorse schrijfster Linn Karin Beate Ullmann werd geboren op 9 augustus 1966 in Oslo. Zij is de dochter van Liv Ullmann en Ingmar Bergmann die ook kleine rollen speelde in de films van haar moeder. Zij debuteerde in 1998 als schrijfster met Før du sovner (Engels, Before you sleep). Zij woont in Oslo en werkt daar als cultuurjournaliste voor de krant Dagbladet. Zij is getrouwd met de dichter en schrijver Niels Fredrik Dahl.
Uit: Ein gesegnetes Kind (Et Velsignet Barn)
“Molly wurde gegen Isaks Willen im Sommer 1974 geboren. Als Mollys Mutter, die Ruth hieß, in einem Krankenhaus in Oslo niederkam, drohte Rosa damit, Isak zu verlassen. Sie packte zwei Koffer, bestellte ein Taxi vom Festland, nahm Laura an die Hand und sagte: »Solange du mit allem, was einen Rock hat, ins Bett steigst und dabei Kinder zeugst, habe ich in deinem Leben nichts mehr zu suchen. Oder in diesem Haus. Ich gehe jetzt, und unsere Tochter nehme ich mit.«
Das war im Juli 1974, nur zwei Wochen vor der Premiere des alljährlichen Laienschauspiels auf Hammarsö, geschrieben und inszeniert von Palle Quist. Das Hammarsöschauspiel war auf der Insel Tradition, Touristen und Inselbewohner trugen auf verschiedene Weise dazu bei, und die Aufführungen waren mehrmals in der Lokalzeitung besprochen worden, wenn auch nicht immer in lobenden Tönen.
Bei Rosas Wutausbruch, dem einzigen, den sie in Erikas Erinnerung jemals gehabt hatte, weinte Laura und sagte, sie wolle hier nicht weg. Erika weinte auch, weil sie vor Augen hatte, wie sie die restlichen Sommerferien allein mit dem Vater in dem Haus verbrachte, und dieser war so groß und stark, dass sie nicht für ihn kochen und ihn auch nicht allein
trösten konnte.
Ruth rief zweimal an. Das erste Mal, um mitzuteilen, dass die Abstände zwischen den Wehen fünf Minuten betrugen. Zweiunddreißig Stunden später rief sie an, um zu sagen, sie habe eine Tochter geboren. Sie habe sofort gewusst, dass das Mädchen Molly heißen müsse. Das würde Isak wohl auf jeden Fall wissen wollen, dachte sie. (Nicht? Dann zur Hölle mit ihm.)”
Linn Ullmann (Oslo, 9 augustus 1966)
De Franse schrijver, vertaler en schilder Pierre Klossowski werd geboren op 9 augustus 1905 in Parijs. Hij schreef o.a. uitvoerige studies over Marquis de Sade en Friedrich Nietzsche, verschillende essays over literaire en filosofische onderwerpen en verhalen. Hij vertaalde Vergilius, Wittgenstein, Heidegger, Kafka en Hölderlin. Hij werkte mee aan films en illustreerde als schilder talrijke werken. In de late jaren dertig droeg hij bij aan de meeste uitgaven van Acéphale, het tijdschrift van Georges Bataille.
Uit: Lebendes Geld
„Man stelle sich für einen Augenblick einen offensichtlich unmöglichen Rückschritt vor: nämlich eine industrielle Phase, wo die Produzenten die Möglichkeit hätten, von seiten der Konsumenten Gefühlsobjekte als Zahlungsmittel zu fordern. Diese Objekte sind lebende Wesen.
In diesem Tauschhandelsbeispiel kommen Produzenten und Konsumenten überein, Kollektionen
von »Personen« zu konstituieren, die vorgeblich für das Vergnügen, das Gefühl und die Sensation bestimmt sind. Wie aber kann die menschliche »Person« die Funktion des Geldes erfüllen? Wie würden die Produzenten, anstatt sich Frauen »zu leisten«, sich jemals »in Frauen« bezahlen lassen? Wie würden die Unternehmer, die Industriellen ihre Ingenieure und Arbeiter bezahlen? »In Frauen.« Wer würde dieses lebende Geld unterhalten?
Andere Frauen. Was das Gegenteil nahelegt: daß die berufstätigen Frauen sich »in Männern« bezahlen lassen würden. Wer unterhielte, oder anders gesagt: wer hielte dieses virile Geld bei Kräften? Jene, die über das weibliche Geld verfügten. Was wir hier vorbringen, existiert wirklich. Denn auch wenn man nicht in einen buchstäblichen Tschhandel zurückfällt, basiert die ganze
moderne Industrie auf einem durch das unbewegte Geldzeichen vermittelten Tauschhandel,
welcher die Natur der ausgetauschten Objekte neutralisiert – das heißt: auf einem Simulakrum des Tauschhandels, einem Simulakrum in Form von Arbeitskräfte-Ressourcen, schlußendlich einem lebendigen Geld, das als solches zwar uneingestanden, aber bereits existent ist.“
Pierre Klossowski (9 augustus 1905 – 12 augustus 2001)
De Amerikaanse schrijver Daniel Keyes werd geboren in Brooklyn, New York op 9 augustus 1927. Na een periode op zee als purser, een redacteurschap en werk in de modefotografie ging Keyes lesgeven in Engels aan scholen in New York City. Dit was een drukke tijd: overdag gaf hij les, in de weekends schreef hij en ’s avonds studeerde hij Engels en Amerikaanse literatuur. Na te zijn afgestudeerd doceerde Keyes creatief schrijverschap aan Wayne State University. In 1966 werd hij professor aan de universiteit van Ohio.
In 1960 won Keyes de Hugo Award voor het korte verhaal Flowers for Algernon. Hij herschreef het verhaal tot een roman en verdiende daarmee in 1966 de Nebula Award. Het boek is twee keer verfilmd als Charly. Met The Minds of Billy Milligan, schreef Keyes een roman over de eerste persoon die is vrijgesproken vanwege dissociatieve identiteitsstoornis.
Uit: Flowers for Algernon
“progris riport 2-martch 4
I had a test today. I think I faled it and I think mabye now they wont use me. What happind is I went to Prof Nemurs office on my lunch time like they said and his secertery took me to a place that said psych dept on the door with a long hall and alot of littel rooms with onley a desk and chares. And a nice man was in one of the rooms and he had some wite cards with ink spilld all over them. He sed sit down Charlie and make yourself cunfortible and rilax. He had a wite coat like a docter but I dont think he was no docter because he dint tell me to opin my mouth and say ah. All he had was those wite cards. His name is Burt. I fergot his last name because I dont remembir so good.
I dint know what he was gonna do and I was holding on tite to the chair like sometimes when I go to a dentist onley Burt aint no dentist neither but he kept telling me to rilax and that gets me skared because it always means its gonna hert.
So Burt sed Charlie what do you see on this card. I saw the spilld ink and I was very skared even tho I got my rabits foot in my pockit because when I was a kid I always faled tests in scho
ol and I spilld ink to.”
Daniel Keyes (New York, 9 augustus 1927)