Hans Warren, Arthur Rimbaud, Marnix Gijsen, Oskar Pastior

De Nederlandse dichter en schrijver Hans Warren werd op 20 oktober 1921 geboren in Borssele. Zie ook mijn blog van 20 oktober 2006.

Uit: Geheim Dagboek (Zevende deel)

“11 september 1958 – 20 uur – Dit is wel het jaar van de démasqués: ook Mohamed is gevallen. Nadat ik zijn koffers uiteindelijk naar Milaan had verzonden, hoorde ik niets meer van hem en uit het feit dat verder noch zijn broer Smaïn, noch Sidali Bensaha schrijven leid ik af dat hij hen op zijn gebruikelijke manier verboden heeft contact met mij te onderhouden.

  Over mij is hij zijn macht kwijt. Hoezeer heb ik me in hem vergist. Jarenlang is hij mijn ideaal geweest. Als een troubadour zijn verre geliefde, zo heb ik hem bezongen. Het waren merendeels slechte verzen, maar toch. Pas toen ik hem verloren had, besefte ik dat ik hem had kunnen krijgen. Vanaf de eerste nacht in de Rue de la Huchette – als ik het maar anders aangepakt had. Nu bleef het bij incidentele gelegenheden in Nanterre, Lozière, zelfs hier in Kloetinge ondanks de aanwezigheid van Badaoui. Dwaze idealist die ik was.

  Ik wenste liefde, poëzie,genegenheid, niet enkel drift, ellende, dronkenschap.Ach, is het niet beter zo? Ik heb hem liefgehad, een prachtige schim, een niet bestaande die bestond.

  Hij was tenslotte een avonturier, ook al wou ik dat niet zien. En hij was lauw, miste hartstocht, liet zich alles aanleunen. Hij weerde niet af, maar bleef onbewogen. Dat was al zo de allereerste nacht, het bleef zo alle nachten met hem doorgebracht.

  Innerlijk ben ik nog niet helemaal van hem af. Ik heb hem niet meer lief maar kan hem ook niet vergeten.”

 

Vroeger

Vroeger met de zuidenwind
ontving ik soms een boodschap
geur uit je straat, stof van je drempel.

Of met de noordenwind
gaf ik een vogel mee
die een woord voor woord geleerde lofzang floot.

Er waren veel wegen en schepen
en de aarde draaide gewillig,
hier jij, daar ik.

Toen je pas verloren was
bleven er veel denksystemen
en berekeningen om in te nemen
als slaapmiddel.

Later het gevecht met de taal.
Bezweren je leeft en ik heb je nog lief,
want ik zeg het.

Weer later kwam je alleen
in de windstilte van de slaap
soms naast mij liggen.

Nu de wind van alle kanten komt
ontvang ik vaak een boodschap
geur uit je straat, stof van je drempel.

 

Weet je nog toen het niets was

Weet je nog toen het niets was, alles was:
jij opende de deur, een lichte groet,
even hield je mijn hand vast, en ik streelde
even als bij vergissing langs je schouder.
Toen lichtte je het deurkleed op en wij
gleden in een verlicht aquarium
van lach, pianospel en avondjurken.
Aarzelend in dat ogenblik
was lente dichterbij dan in viooltjes,
werd liefde inniger beleden dan
in al de verzen die ik sindsdien voor je schreef.

 

warren2

Hans Warren (20 oktober 1921 – 19 december 2001)

 

De Franse dichter Arthur Rimbaud werd geboren op 20 oktober 1854 in Charleville. Zie ook mijn blog van 20 oktober 2006.

 

Oraison du Soir

Je vis assis, tel qu’un ange aux mains d’un barbier,
Empoignant une chope à fortes cannelures,
L’hypogastre et le col cambrés, une Gambier
Aux dents, sous l’air gonflé d’impalpables voilures.

Tels que les excréments chauds d’un vieux colombier,
Mille rêves en moi font de douces brûlures :
Puis par instants mon coeur triste est comme un aubier
Qu’ensanglante l’or
jeune et sombre des coulures.

Puis, quand j’ai ravalé mes rêves avec soin,
Je me detourne, ayant bu trente ou quarante chopes,
Et me recueille pour lâcher l’âcre besoin :

Doux comme le Seigneur du cèdre et des hysopes,
Je pisse vers les cieux bruns très haut et très loin,
Avec l’assentiment des grands héliotropes.

 

 

Le buffet

C’est un large buffet sculpté ; le chêne sombre,
Très vieux, a pris cet air si bon des vieilles gens ;
Le buffet est ouvert, et verse dans son ombre
Comme un flot de vin vieux, des parfums engageants ;

Tout plein, c’est un fouillis de vieilles vieilleries,
De linges odorants et jaunes, de chiffons
De femmes ou d’enfants, de dentelles flétries,
De fichus de grand’mère où sont peints des griffons ;

– C’est là qu’on trouverait les médaillons, les mèches
De cheveux blancs ou blonds, les portraits, les fleurs sèches
Dont le parfum se mêle à des parfums de fruits.

– O buffet du vieux temps, tu sais bien des histoires,
Et tu voudrais conter tes contes, et tu bruis
Quand s’ouvrent lentement tes grandes portes noires.

 

 

Sensation

Par les soirs bleus d’été, j’irai dans les sentiers,
Picoté par les blés, fouler l’herbe menue :
Rêveur, j’en sentirai la fraîcheur à mes pieds.
Je laisserai le vent baigner ma tête nue.

Je ne parlerai pas, je ne penserai rien :
Mais l’amour infini me montera dans l’âme,
Et j’irai loin, bien loin, comme un bohémien,
Par la nature, heureux comme avec une femme.

 

Rimbaud

Arthur Rimbaud (20 oktober 1854 – 10 november 1891)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 20 oktober 2006

 

De Belgische schrijver Marnix Gijsen werd geboren op 20 oktober 1899 in Antwerpen.

 

De Duits-Roemeense schrijver Oskar Pastior werd in 1927 in Hermannstadt (Transsylvanië, Roemenië) geboren.

In memoriam Jan Wolkers

De Nederlandse schrijver en beeldhouwer Jan Wolkers is vrijdagmorgen, 19 oktober 2007, om 1.30 uur, overleden. Hij was 81 jaar

Uit: Terug naar Oegstgeest

“Toen ik een halfjaar was kreeg ik bronchitis. ‘De wieg schudde van het hoesten’, zei mijn moeder. ‘Je werd er angstig van. Het was net of er een oude man in lag te kuchen.’ Naast mijn wieg werd een koperen kroepketel gezet. Als hij aangestoken was en het water ging koken, werd de lange gebogen tuit door een spleet in de gordijnen naar binnen gestoken en stroomde de stoom mijn wieg in. Ik heb nu nog angstige dromen dat ik drijfnat van het zweet wakker word uit een tropisch oerwoud waar de verstikkende waterdamp door het dichte bladerdak wordt tegengehouden. En altijd krijsen er die waanzinnige vogels. ‘Je vader en ik waren al bang dat er iets niet in orde was met dat ding, want als het water hard kookte maakte hij een piepend geluid’, zei mijn moeder later. ‘Net of er iets in die tuit zat.’ Toen hij een paar keer gebruikt was spoot het soldeerlood met het hete water tegen mijn linkerslaap. Het was tot vlak bij mijn oog gekomen, dat maanden erna nog dichtzat en waarvan ze in het begin niet wisten of het blind was. Mijn ouders hebben mij verteld dat de apotheker die de ketel had verhuurd hem niet goed gerepareerd had. Dat hij na het ongeluk nog schadevergoeding heeft willen betalen. ‘Lichamelijk letsel toegebracht aan mijn kind, dat is met geld niet goed te maken’, moet mijn vader gezegd hebben. Maar kan het ook te wijten zijn geweest aan nalatigheid van mijn vader en moeder? Het blijft mij bezighouden, vooral omdat een buurvrouw mij verleden jaar zei toen ik haar er naar vroeg: ‘Dat zal ik nooit vergeten. Ik zie je moeder nog zo met jou in een dekentje de taxi ingaan. Later hoorde ik dat je op haar schoot zat en de theepot omgetrokken had.’ ‘De theepot. Was ik dan niet ziek?’, vroeg ik verwonderd. ‘Jij ziek’, zei ze lachend. ‘Je zag wel altijd lijkwit en je kuchte zo hard dat we het soms door de muren heen hoorden, maar je was zo gezond als een vis. Nee, je moeder heeft het mij zelf verteld, je trok de theepot om.’

 

Jan Wolkers 75

Al bijna losgezongen van zijn werk
Zijn boeken zweven ergens aan de top
Werd Wolkers een begrip, een handelsmerk.
De recensenten kregen lelijk klop.

Er groeide uit de pesterige vlerk
Een ideale vader, grijs van kop,
Zonder verraad aan Gorter en Jacques Perk,
Zonder vermindering van harteklop.

Vier zonen en een vrouw, het kan niet op,
En tóch liefst voor het zingen uit de kerk.
Zijn boeken schiep hij, leek het, met miljoenen.

Hij gaf ons lachend allemaal een schop.
Nu is ook Jan een man van vier seizoenen.
In winters laaien vuren extra sterk.

 

© Gerrit Komrij

 

wolkers

Jan Wolkers (26 oktober 1925 – 19 oktober 2007)