De Oostenrijkse dichter Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in Salzburg geboren. Zie ook mijn blog van 3 februari 2007.
Kaspar Hauser Lied
Für Bessie Loos
Er wahrlich liebte die Sonne, die purpurn den Hügel hinabstieg,
Die Wege des Walds, den singenden Schwarzvogel
Und die Freude des Grüns.
Ernsthaft war sein Wohnen im Schatten des Baums
Und rein sein Antlitz.
Gott sprach eine sanfte Flamme zu seinem Herzen:
O Mensch!
Stille fand sein Schritt die Stadt am Abend;
Die dunkle Klage seines Munds:
Ich will ein Reiter werden.
Ihm aber folgte Busch und Tier,
Haus und Dämmergarten weißer Menschen
Und sein Mörder suchte nach ihm.
Frühling und Sommer und schön der Herbst
Des Gerechten, sein leiser Schritt
An den dunklen Zimmern Träumender hin.
Nachts blieb er mit seinem Stern allein;
Sah, daß Schnee fiel in kahles Gezweig
Und im dämmernden Hausflur den Schatten des Mörders.
Silbern sank des Ungeborenen Haupt hin.
An einen Frühverstorbenen
O, der schwarze Engel, der leise aus dem Innern des Baums trat,
Da wir sanfte Gespielen am Abend waren,
Am Rand des bläulichen Brunnens.
Ruhig war unser Schritt, die runden Augen in der braunen Kühle des Herbstes,
O, die purpurne Süße der Sterne.
Jener aber ging die steinernen Stufen des Mönchsbergs hinab,
Ein blaues Lächeln im Antlitz und seltsam verpuppt
In seine stillere Kindheit und starb;
Und im Garten blieb das silberne Antlitz des Freundes zurück,
Lauschend im Laub oder im alten Gestein.
Seele sang den Tod, die grüne Verwesung des Fleisches
Und es war das Rauschen des Walds,
Die inbrünstige Klage des Wildes.
Immer klangen von dämmernden Türmen die blauen Glocken des Abends.
Stunde kam, da jener die Schatten in purpurner Sonne sah,
Die Schatten der Fäulnis in kahlem Geäst;
Abend, da an dämmernder Mauer die Amsel sang,
Der Geist des Frühverstorbenen stille im Zimmer erschien.
O, das Blut, das aus der Kehle des Tönenden rinnt,
Blaue Blume; o die feurige Träne
Geweint in die Nacht.
Goldene Wolke und Zeit. In einsamer Kammer
Lädst du öfter den Toten zu Gast,
Wandelst in trautem Gespräch unter Ulmen den grünen Fluß hinab.
Klacht
Slaap en dood, de duistere adelaars
Omruisen nachtlang dit hoofd:
De gouden beeltenis van de mens
Worde verslonden door de kille golf
Van de eeuwigheid. Op ijzige klippen
Slaat het purperen lichaam te pletter
En de donkere stem klaagt
Boven de zee.
Zuster van stormachtige melancholie
Zie een angstig bootje verzinkt
Onder sterren,
In het zwijgend gelaat van de nacht.
Vertaald door Frans Roumen
Georg Trakl (3 februari 1887 – 4 november 1914)
De Oostenrijkse dichter en schrijver Ferdinand Schmatz werd geboren op 3 februari 1953 in Korneuburg. Zie ook mijn blog van 3 februari 2007.
Uit: Tokyo, Echo oder wir bauen den Schacht zu Babel, weiter
in dieser stadt schieben sich zeichen und bilder ineinander und in das wahrnehmende dort wie auseinander und
formen auf der eigenen ebene bereits das niveau der nächsten (ebene platte figur) und hallen hier empfindend miteinander nach jetzt
tokyo, echo
platte (stets)
das auge zeichnet
immer nur sich selbst
an blick, der zieht,
was blieb im trieb,
und schiebt nach vor,
was hinten stobt zugleich,
sich löst wie bindet
ohne an zu greifen trägt
– was schwebt
(und noch nicht bebt)
auf riss – es naht,
und hebt sich ohne schweiss
– ist es die stadt
auf ihre weise glatt
das andere:
spagat aus holz,
papier als haut,
scharnier das licht
für das, was ton
(als tun getönt),
für das, was graph
(als zeichen ungerad),
leimt sie im auge
nichts als ein
an sicht
(es lebt ja wie gesagt im span
– seis frau seis mann)
bricht aus so scheu,
was rund ist kopfend
im gesicht verzicht –
der laut, des mundes hand
greift sich im auge,
wendet sich zum blatt
– ein wink, ein schub –
in vieler wege zug
bahnt an, was fachen wird
die glut auf schwielen
(reis der brut),
es schwankt im flug,
der ruht
da zwischen –
aber türmen sie,
zuunterst,
jeden grund
(der trägt auch uns,
wir wanken –
aus gestellt ins auggedröhn
ungewohnt ins ohrgesehn
zu atmen
– etwas flach –
ins selbst, hochstossend
halt ins bildgetön)
Ferdinand Schmatz (Korneuburg, 3 februai 1953)
De Amerikaanse schrijfster Gertrude Stein werd geboren op 3 februari 1874 in Allegheny (Pennsylvania). Zie ook mijn blog van 3 februari 2007.
Uit: Before the Flowers of Friendship Faded Faded
I love my love with a v
Because it is like that
I love my love with a b
Because I am beside that
A king.
I love my love with an a
Because she is a queen
I love my love and a a is the best of them
Think well and be a king,
Think more and think again
I love my love with a dress and a hat
I love my love and not with this or with that
I love my love with a y because she is my bride
I love her with a d because she is my love beside
Thank you for being there
Nobody has to care
Thank you for being here
Because you are not there.
And with and without me which is and without she she can be late
and then and how and all around we think and found that it is time to cry
she and I.
Gertrude Stein (3 februari 1874 – 27 juli 1946)
Geschilderd door Picasso
De Duitse dichter en schrijver Johannes Kühn werd geboren op 3 februari 1934 in Bergweiler, gemeente Tholey in het Saarland. Vanaf 1948 bezocht hij de school van de missionarissen van Steyl in St. Wendel, maar hij kon door ziekte geen eindexamen doen. Wegens geldgebrek kon hij daarna slecht hoorcolleges germanistiek volgen aan de universiteiten van Saarbrücken en Freiburg im Breisgau. Van 1963 tot 1973 werkte hij als hulparbeider in de firma van zijn broer. Daarnaast schreef hij gedichten, toneelstukken en sprookjes. In de volgende jaren trok hij door zijn geboortestreek en legde hij zijn indrukken vast in arbeiders – en natuurgedachten waarvoor hij langzamerhand meer erkenning kreeg. Toch stopte hij begin jaren tachtig met schrijven. De uitgaven van zijn gedichten eind jaren tachtig leverden hem waardering op bij een breder publiek. Vanaf 1992 schrijft hij weer regelmatig gedichten.
Altes Kaffeehaus
Die müden Beine stellte ich oft hier unter einen Tisch,
als ich noch jung war und des Landes Gegenden
von allen Seiten als ein unersättlich Wandernder beging.
Mal kam ich aus den Wäldern,
mal von den blonden Hügeln,
mal vom Bachknie her.
Ich trank Kaffee
und schrieb von meinem Weg.
Ich ernannte mich zum Dichter
und sonst niemand auf der weiten Welt.
Neugierige genoß ich mit den Blicken,
sie wollten dennoch gar nicht wissen, was ich treibe
mit Stiften und den weißen und zerknautschten Blättern.
Zigarrenkraut
rauch ich so im Garten!
Das alte Kaffeehaus
steht heute leer,
wohl weil ich darin gedichtet
Worüber sollt ich klagen
Tanzabend
Selige Paare
seh ich in den Tanzsaal gleiten,
Selige verlassen ihn zur späten Nacht,
und aus den helldurchschienenen Fenstern
klingt Musik.
Walzerweisen
sind im winterlichen Dorf
doppelt wärmend,
fliegen fröhlich über schneebedeckten Platz.
Märsche dröhnen,
Foxtrotts takten,
Tangos weinen liebesherzlich.
Wer will Trauermienen zeigen,
nicht eine,
nicht einer.
Ich steh und blick hinauf die Treppe,
die widerhallt,
ich stehe da als eisig kalter Jungegeselle
ganz ohne Geld,
tret mir die Füße warm
und spür der Nacht
als meiner Braut
spottvollen Kuß.
Johannes Kühn (Bergweiler 3 februari 1934)
De Zweedse schrijver Henning Mankell werd geboren in Stockholm op 3 februari 1948. Hij woont afwisselend in Mozambique en in zijn vaderland Zweden. Mankell schrijft literaire romans, misdaadromans, jeugdboeken en toneelstukken. Zijn boeken worden in meer dan dertig landen uitgegeven. In Nederland en België heeft Mankell zijn bekendheid vooral te danken aan de Wallander-serie: een reeks over de eigenwijze inspecteur Kurt Wallander uit Ystad. In 2002 kreeg deze boekenreeks een vervolg met het eerste boek over Kurt Wallanders dochter Linda die eveneens politie-inspecteur werd.
Uit: Tea-bag
‘Ik zou je moeten aangeven omdat je liegt’, zei hij.
‘Ik lieg niet.’
Ze meende opeens een glimp van interesse in Fernando’s ogen te zien.
‘Je spreekt dus de waarheid?’
‘Koerden liegen niet.’
De interesse in Fernando’s ogen doofde.
‘Ga’, zei hij. ‘Dat is het beste wat je kunt doen. Hoe heet je?’
Op dat moment besloot ze zichzelf een andere naam te geven. Ze keek vlug de kamer rond en zag het theekopje op Fernando’s bureau.
‘Tea-Bag’, antwoordde ze.
‘Tea-Bag?’
‘Tea-Bag.’
‘Is dat echt een Koerdische naam?’
‘Mijn moeder hield van Engelse namen.’
‘Is Tea-Bag echt een naam?’
‘Hoe kan ik anders zo heten?’
Fernando zuchtte en stuurde haar met een vermoeid handgebaar weg.”
Henning Mankell (Stockholm op 3 februari 1948)
De Amerikaanse dichter, schrijver en essayist Paul Auster werd geboren op 3 februari 1947 in Newark, New Jersey. Na het behalen van een diploma aan de Columbia University in 1970 verhuisde hij naar Frankrijk. Sinds zijn terugkeer in Amerika in 1974 heeft hij zijn eigen gedichten, essays, romans en vertalingen van Franse schrijvers zoals Stéphane Mallarmé en Joseph Joubert gepubliceerd. Zijn eerste roman was een detectiveroman genaamd Squeeze Play en werd geschreven onder het pseudoniem Paul Benjamin (Benjamin is zijn tweede naam). Auster bereikte bekendheid met een reeks van drie experimentele detectiveverhalen (City of Glass (1985), Ghosts (1986) en The Locked Room (1986)) die collectief als The New York Trilogy werd gepubliceerd (1987). Deze boeken zijn geen conventionele detectiveverhalen die rond een geheim en een reeks aanwijzingen worden georganiseerd. Eerder gebruikt hij de detectivevorm om existentiële kwesties en kwesties van identiteit te behandelen. Het onderzoek naar identiteit en persoonlijke betekenis is een rode draad in elk van de recentere publicaties van Auster geweest. In de recentere werken van Auster is de rol van toeval en willekeurige gebeurtenissen erg belangrijk (The Music of Chance) en ook het verband tussen mensen en hun gezaghebbers en milieu (The Book Of Illusions, Leviathan). Door zijn rijke en onverwacht droomachtige proza, wordt Paul Auster beschouwd als één van de grootste levende schrijvers uit de V.S. Hij is getrouwd met schrijfster Siri Hustvedt.
Uit: The Brooklyn Follies
“I was looking for a quiet place to die. Someone recommended Brooklyn, and so the next morning I traveled down there from Westchester to scope out the terrain. I hadn’t been back in fifty-six years, and I remembered nothing. My parents had moved out of the city when I was three, but I instinctively found myself returning to the neighborhood where we had lived, crawling home like some wounded dog to the place of my birth. A local real estate agent ushered me around to six or seven brownstone flats, and by the end of the afternoon I had rented a two-bedroom garden apartment on First Street, just half a block away from Prospect Park. I had no idea who my neighbors were, and I didn’t care. They all worked at nine-to-five jobs, none of them had any children, and therefore the building would be relatively silent. More than anything else, that was what I craved. A silent end to my sad and ridiculous life.
The house in Bronxville was already under contract, and once the closing took place at the end of the month, money wasn’t going to be a problem. My ex-wife and I were planning to split the proceeds from the sale, and with four hundred thousand dollars in the bank, there would be more than enough to sustain me until I stopped breathing.
At first, I didn’t know what to do with myself. I had spent thirty-one years commuting back and forth between the suburbs and the Manhattan offices of Mid-Atlantic Accident and Life, but now that I didn’t have a job anymore, there were too many hours in the day. About a week after I moved into the apartment, my married daughter, Rachel, drove in from New Jersey to pay me a visit. She said that I needed to get involved in something, to invent a project for myself. Rachel is not a stupid person. She has a doctorate in biochemistry from the University of Chicago and works as a researcher for a large drug company outside Princeton, but much like her mother before her, it’s a rare day when she speaks in anything but platitudes—all those exhausted phrases and hand-me-down ideas that cram the dump sites of contemporary wisdom.
I explained that I was probably going to be dead before the year was out, and I didn’t give a flying fuck about projects. For a moment, it looked as if Rachel was about to cry, but she blinked back the tears and called me a cruel and selfish person instead. No wonder “Mom” had finally divorced me, she added, no wonder she hadn’t been able to take it anymore. Being married to a man like me must have been an unending torture, a living hell. A living hell. Alas, poor Rachel—she simply can’t help herself. My only child has inhabited this earth for twenty-nine years, and not once has she come up with an original remark, with something absolutely and irreducibly her own.“
Paul Auster (Newark, 3 februari 1947)
Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 3 februari 2007.
De Poolse schrijver Andrzej Szczypiorski werd geboren op 3 februari 1928 in Warschau.
De Chinese schrijver Lao She (pseudoniem voor Shu Qingchun werd geboren op 3 februari 1899 in Beijing.
De Duitse dichter en schrijver Ernst von Wildenbruch werd op 3 februari 1845 geboren in Beiroet.
De Amerikaanse schrijver James A. Michener werd geboren op 3 februari 1907 in New York.