James Merrill, Josef Winkler, Gudrun Pausewang, Hans Verhagen, Paul Guimard, Alexandros Papadiamantis, Charels Sealsfield

De Amerikaanse dichter James Merrill werd geboren op 3 maart 1926 in New York. Zie ook mijn blog van 3 maart 2007. Zie ook mijn blog van 3 maart 2007.

Manos karastefanes

Death took my father.
The same year (I was twelve)
Thanási’s mother taught me
Heaven and hell.

None of my army buddies
Called me by name—
Just ‘Styles’ or ‘Fashion Plate’.
One friend I had, my body,

And, evenings at the gym
Contending with another,
Used it to isolate
Myself from him.

The doctor saved my knee.
You came to the clinic
Bringing War and Peace,
Better than any movie.

Why are you smiling?
I fought fair, I fought well,
Not hurting my opponent,
To win this black belt.

Why are you silent?
I’ve brought you a white cheese
From my island, and the sea’s
Voice in a shell.

 

Another April

The panes flash, tremble with your ghostly passage
Through them, an x-ray sheerness billowing, and I have risen
But cannot speak, remembering only that one was meant
To rise and not to speak. Young storm, this house is yours.
Let our eye darken, your rain come, the candle reeling
Deep in what still reflects control itself and me.
Daybreak’s great gray rust-veined irises humble and proud
Along your path will have laid their foreheads in the dust.

 

merrill184

James Merrill (3 maart 1926 – 6 februari 1995)

 

De Oostenrijkse schrijver Josef Winkler werd geboren op 3 maart 1953 in Kamering, Kärnten. Zie ook mijn blog van 3 maart 2007.

Uit : Der Leibeigene

«Rußgeschwärzte Heiligenbilder, die in den Schlafzimmern der Bauern über den Betten hingen, fielen brennend zu Boden. Der Speck des fettleibigen Jesukindes der Madonna sulla Seggiola von Raffael brutzelte. Die Flammen entrissen der Muttergottes das Kind. Die trockenen gelben Kukuruzkolben, die zur Zierde an den Balkonen der Heustädel hingen, gingen wie Zündhölzer in Flammen auf. Flammenzungen liefen die hölzernen Dachrinnen entlang. Die Ziegel donnerten vom Dach und blitzten, Funken verspritzend, auf dem Steinboden auf. In Sekundenschnelle schrumpften die staubigen Spinnweben und die Beine der Spinnerinnen zusammen. Ein halbverbranntes Pferd mit berußten gelben Zähnen lag zwischen zwei verkohlten Trambäumen. Die Nester der Schwalben unter den Dächern und in den Mauernischen gingen ebenfalls in Flammen auf. Die Schwalbenjungen verendeten mit offenen Schnäbeln. Die Schwalbenmütter zuckten schreiend über die Köpfe der Bauern hinweg. Die Fledermäuse retteten ihre Haut. Ein Bauer, der einen rußgeschwärzten, blutenden Stierkopf in seinen Händen hielt, kniete in einem warmen Aschehaufen nieder und schrie, Herr, erbarme dich unser! Christe, erbarme dich unser! Herr, erbarme dich unser! Das Holz der Heustadelbalkone knisterte. Krachend fielen die Trambäume, an denen sich Knechte und Mägde erhängt hatten, zu Boden. Millionen Feuerfunken stoben in die Höhe. Geschwärzte Rippen von Kälbern und Schafen lagen im Skelett eines Heustadels. Die überlebenden Dorftiere wurden in einen Anger getrieben. Schreiende Kinder liefen mit Peitschen und Haselnußruten die Stacheldrahtzäune entlang, an denen die Haarbüschel der Tiere hingen, und versuchten, die auf und ab hetzenden Kälber, Schafe, Stiere, Kühe und Pferde am Ausbrechen zu hindern.” 

 

Winkler_Josef

Josef Winkler (Kamering,  3 maart 1953)

 

De Duitse schrijfster Gudrun Pausewang werd geboren op 3 maart 1928 in Wichstadt. Zie ook mijn blog van 3 maart 2007.

Uit : Der Streik der Dienstmädchen

(Vor dem Haus der Dona Natalia)

DONA NATALIA

Hinaus mit dir, du undankbare Schlampe.

MARTA

Aber ich bin doch dankbar.

DONA NATALIA

Willst du wohl schweigen. Wenn ich spreche, hast du

den Mund zu halten.

MARTA

Ich wollte doch nur …

DONA NATALIA

Jawohl, du wolltest nur unverschämte Forderungen

stellen, was? Und noch keine 16 Jahre alt! Wenn ich nur

wüßte, wer dir solche aufmüpfigen Gedanken in dein

kleines Hirn geblasen hat. Hast du nicht allen Grund,

dankbar zu sein? Wo du doch ohne meine Hilfe längst in

der Gosse oder auf dem Friedhof gelandet wärest! Aber

das sage ich dir, in der ganzen Stadt, ja in der ganzen

Umgebung bekommst du keine Stellung mehr, dafür

werde ich sorgen. Keine Hausfrau, die mich kennt, wird

es wagen, dich gegen meinen Willen einzustellen – und

mich kennt jeder!

MARTA

(Laut aufschluchzend)

Ich hab’s mir überlegt. Ich verlang’ ja nichts, ich will

wieder arbeiten, für Kost und Bett …

DONA NATALIA

Nichts da, das hättest du dir vorher überlegen sollen,

meine Kleine. Wer sich in deinem Alter so etwas erlaubt,

paßt nicht mehr in mein Haus. Selbst wenn du auf Knien

angekrochen kämest, nähme ich dich nicht mehr auf. Ich

habe meine Prinzipien.

MARTA

Aber meine Kleider, mein Kamm und der neue Spiegel!

DONA NATALIA

Deine Kleider? Wer hat sie dir denn zur Verfügung

gestellt – unter der Bedingung, daß du fleißig und

bescheiden bist? Mach’, daß du fortkommst, sonst rufe

ich die Polizei.

(Dona Natalia ab. Marta setzt sich weinend auf die

Treppe des Hauses. Inez kommt)

INEZ

Aber Marta, warum weinst du denn?

MARTA

Dona Natalia hat mich rausgeworfen.

 

Pausewang

Gudrun Pausewang (Wichstadt, 3 maart 1928)

 

De Nederlandse dichter en journalist Hans Verhagen werd geboren in Vlissingen op 3 maart 1939. Verhagen volgde een opleiding in de muziek en in de journalistiek. Hij werkte voor het Algemeen Dagblad en de Haagse Post en was medewerker aan televisieprogramma’s van de VPRO, o.m. Hoepla en Het gat van Nederland. Als dichter was Verhagen mederedacteur van de neorealistische tijdschriften Gard Sivik en De Nieuwe Stijl. In zijn eerste cyclische bundel, Rozen & motoren (1963), nam hij afstand van de experimentele poëzie van de Vijftigers. In zijn derde bundel poëzie, Duizenden zonsondergangen (1971), bleek Verhagen zich ontwikkeld te hebben tot een veel romantischer dichter. De thematiek sloot aan bij de traditie (liefde, moederschap, verlies) en ook de zinsbouw was traditioneler. Bovendien zijn er tal van allusies op Roland Holst, Achterberg, Lucebert e.a. te ontdekken. Ook uit de archaïsmen blijkt dat deze latere poëzie meer aansluiting kreeg bij de traditie. De laatste jaren werkt hij met succes ook als beeldend kunstenaar.

 

BIDSPRINKHANEN

 

Met de stroming tegen, maar muziek hard in de rug

vallen we als bidsprinkhanen op de wind

naar het lang voorbije terug

waar de wederopstanding begint

 

Op alle lijnen tegelijk kun je niet aanwezig zijn

dus worden volgelingen in het rond gezonden

die voor jou moeten doorgaan;

nu ziet iedereen je ook nog voor je eigen volgeling aan

 

Het lek dat we per ongeluk traceren

lekker laten liggen lekken

om de plaats van oorsprong te ontdekken

of een nieuwe cirkelgang te concipiëren

 

Dit gebeurt met veel gezever en getreuzel en gezeur,

de heren van de vrije wereld gaan gebukt

onder de terreur van eigen hebzucht

De bazen hebben zich geknecht

 

Snoezig geglaceerde babies worden vetgemest

en vervolgens zwaar bewapend

voor een nobel en misdadig universeel streven ingezet

 

Wil men jou tot leider bombarderen

duik je als het weerlicht in de grootste glasbak van de stad

zo verkwansel je je kansen

Doe het snel

Het westen walst omdat het niet kan dansen

want dansen leer je in de hel

 

Wie z’n hele leven stil staat bij zijn dood

heeft van zijn geboorte iets niet helemaal begrepen

We hopen dat je er een suikerspin van oploopt

 

Maar van enkel vrede kunnen we niet eten

 

We leerden altijd het verkeerde

We wisten zelf niet wat we deden

We leefden in de greep van de gereformeerden.

 

Verhagen2

Hans Verhagen (Vlissingen, 3 maart 1939)

 

De Franse schrijver Paul Guimard werd geboren op 3 maart 1921 in Saint-Mars-la-Jaille.

De Griekse schrijver Alexandros Papadiamantis werd geboren op 3 maart 1851 in Hora op het eiland Skiathos.

De Oostenrijks-Amerikaanse schrijver Charels Sealsfield (eig. Carl Postl) werd geboren op 3 maart 1793 in Znojmo.

Multatuli, Godfried Bomans, John Irving, Thom Wolfe, János Arany, Jevgeni Baratynski

De Nederlandse schrijver Multatuli (pseudoniem van Eduard Douwes Dekker werd geboren in Amsterdam op 2 maart 1820. Zie ook mijn blog van 2 maart 2007.

Uit: Max Havelaar

“Saïdjah, die toen omstreeks zeven jaar oud was, had met den nieuwen buffel spoedig vriendschap gesloten. Ik zeg niet zonder doel: vriendschap, want het is inderdaad treffend te zien hoe de Javasche kerbo zich hecht aan den kleinen jongen die hem bewaakt en verzorgt.

Het sterke dier buigt gewillig den zwaren kop rechts of links of omlaag naar den vingerdruk van ’t kind, dat hy kent, dat hy verstaat, waarmede hy is opgegroeid.

 

Zulke vriendschap dan had ook de kleine Saïdjah spoedig weten in te boezemen aan den nieuwen gast, en Saïdjah’s aanmoedigende kinderstem scheen meer kracht nog te geven aan de krachtvolle schoften van ’t sterke dier, als het den zwaren kleigrond opscheurde en zyn weg teekende in diepe scherpe voren. De buffel keerde gewillig om als hy aan ’t eind was van den akker, en verloor geen duimbreed gronds by het terugploegen van de nieuwe voor, die altyd naast de oude lag als ware de sawah een tuingrond geweest, geharkt door een reus.

 

Daarnaast lagen de sawahs van Adinda ’s vader, den vader van ’t kind dat met Saïdjah huwen zou. En als Adinda_’s broertjes aankwamen aan de tusschenliggende grens, juist als ook Saïdjah dáár was met zyn ploeg, dan riepen zy elkander vroolyk toe, en roemden om-stryd de kracht en de gehoorzaamheid hunner buffels. Maar ik geloof dat die van Saïdjah de beste was, misschien wel omdat deze hem beter dan de anderen wist toe te spreken. Want buffels zyn zeer gevoelig voor goede toespraak.”

 

Multatuli

Multatuli (2 maart 1820 – 19 februari 1887)

 

De Nederlandse schrijver Godfried Bomans werd geboren in Den Haag op 2 maart 1913. Zie ook mijn blog van 2 maart 2007.

Uit: Memoires of gedenkschriften van minister Pieter Bas

“En ja, behoef ik het nog te vermelden? Ik geraakte verliefd. Het droevig relaas mijner herhaalde omdolingen op de paden der liefde vormen zeker de meest beschamende bladzijden uit dit boek. Ware ik niet zulk een verknocht dienaar der waarheid, ware ik niet vastbesloten in deze bladzijden niets weg te laten wat wel, en niets toe te voegen wat niet is gebeurd, het zou U nimmer ter oore zijn gekomen.
Doch het besluit is gemaakt, wat de gevolgen ook zijn. De eene helft mijner lezers mag het boek vol walging ter zijde leggen, de andere vol schamper leedvermaak de lezing vervolgen, ik ga door. Men moge zich afvragen aan welken lichtzinnigen schavuit het vaderland gedurende vijf jaar de opvoeding der Jeugd, de beoefening der Wetenschap en de behartiging der Kunsten heeft toevertrouwd, nogmaals, ik ga door. Ik geraakte dan verliefd. Het was geen gewoon meisje. Zij geleek in niets op de babbelachtige, gillende schepsels, die ik tot nu toe gezien had. Afgronden van zielediepte schenen mij achter haar glanzende oogen verborgen: ik schreef in het geheim gedichten, waarin ik mijzelf met een nietswaardigen ellendeling vergeleek die niet waardig was den schoenriem van haar dienstmaagd te ontbinden (om niet te spreken van haar eigen schoenriem). Dat mijn hart een oven was, in stilte brandende. Dat ik mijn leven voor haar veil had. Als zij wenschte dat ik mij zou dooden, dan zou ik mij dooden. Als zij liever wenschte dat ik nog wat bleef leven, welaan, ik zou dit ellendig bestaan rekken. Dat de pen, waarmede ik deze armzalige gedachten neerschreef, in mijn hartebloed gedoopt was. Dat ik het niet waagde mijn blik naar haar op te heffen, noch zelfs haar aan te spreken. Dit laatste was zeker waar.”

Bomans

Godfried Bomans (2 maart 1913 – 22 december 1971)

 

De Amerikaanse schrijver John Irving werd geboren op 2 maart 1942 in Exeter, New Hampshire. Zie ook mijn blog van 2 maart 2007.

Uit: The Fourth Hand

 

“It was deeply disconcerting to Patrick that Dr. Zajac–specifically, his face–smelled of sex. This evidence of a private life was not what Wallingford wanted to know about his hand surgeon, even while Zajac was reassuring him that there was nothing wrong with the sensations he was experiencing in the stump of his left forearm.

It turned out there was a word for the feeling that small, unseen insects were crawling over or under his skin. “Formication,” Dr. Zajac said.

Naturally Wallingford misheard him. “Excuse me?” he asked.

“It means ’tactile hallucination.’ Formication,” the doctor repeated, “with an m.”

“Oh.”

“Think of nerves as having long memories,” Zajac told him. “What’s triggering those nerves isn’t your missing hand. I mentioned your love life because you once mentioned it. As for stress, I can only imagine what a week you have ahead of you. I don’t envy you the next few days. You know what I mean.”

Wallingford didn’t know what Dr. Zajac meant. What did the doctor imagine of the week Wallingford had ahead of him? But Zajac had always struck Wallingford as a little crazy. Maybe everyone in Cambridge was crazy, Patrick considered.

“It’s true, I’m a little unhappy in the love-life department,” Wallingford confessed, but there he paused–he had no memory of discussing his love life with Zajac. (Had the painkillers been more potent than he’d thought at the time?)

Wallingford was further confused by trying to decide what was different about Dr. Zajac’s office. After all, that office was sacred ground; yet it had seemed a very different place when Mrs. Clausen was having her way with him in the exact chair in which he now sat, scanning the surrounding walls.”

johnirving

John Irving (Exeter, 2 maart 1942)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 2 maart 2007.

De Amerikaanse schrijver en journalist Thom Wolfe werd geboren op 2 maart 1930 in Richmond, Virginia.

De Hongaarse dichter János Arany werd geboren op 2 maart 1817 in Nagyszalonta.

De Russische dichter Jevgeni Baratynski werd geboren op 2 maart 1800 in Sint Petersburg.

Jan Eijkelboom, Lytton Strachey, Robert Lowell, Richard Wilbur, Franzobel, Ralph (Waldo) Ellison, Mercedes de Acosta, Steven Barnes

De Nederlandse dichter, vertaler en journalist Jan Eijkelboom werd op 1 maart 1926 in Ridderkerk geboren. Zijn vader was verzekeringsagent en werd later in Dordrecht, waarheen het gezin in 1928 was verhuisd, raadslid voor de Antirevolutionaire Partij. Zijn ouders behoorden tot de Gereformeerde Bond in de Nederlands-Hervormde Kerk. Ondanks de strenge kerkleer groeide hij op in een naar verhouding tolerant milieu.  Tijdens zijn opleiding aan het Marnix Gymnasium te Rotterdam raakte hij bevriend met Jan Emmens. Kort na de bevrijding ging hij in 1945 vrijwillig in militaire dienst. Gedurende de hierop volgende vijf jaar maakte hij onder meer de politionele acties in Indonesië mee. Na zijn terugkeer in Nederland werd hij in 1950 student te Amsterdam, waar hij in datzelfde jaar ook ging wonen. Aanvankelijk koos hij voor Engelse taal- en letterkunde, maar al snel ging hij over op politicologie, een studie die hij evenwel niet afmaakte. De tijdens die jaren ontwikkelde belangstelling voor het schrijven kwam op verschillende wijzen tot uiting. Zo publiceerde hij in 1953 in Libertinage het verhaal ‘De Terugtocht’, waarin hij ervaringen verwerkte uit zijn Indonesische periode. Vanaf datzelfde jaar tot 1956 was hij redacteur van Propria Cures waarin toen, naast anderen, Renate Rubinstein en Aad Nuis publiceerden. Bovendien richtte hij in 1957, samen met onder meer Jan Emmens, Tirade op. Een jaar daarvoor was Eijkelboom getrouwd en aan een journalistieke carrière begonnen. Aanvankelijk werkte hij voor Vrij Nederland, waar hij naar eigen zeggen zowel het vak als het drinken leerde. Twee jaar later werd hij er benoemd tot adjunct-hoofdredacteur. Nadat hij vanaf 1964 op freelance-basis was gaan werken, vestigde hij zich drie jaar later opnieuw in Dordrecht, waar hij met korte onderbrekingen zou blijven wonen, zij het op verschillende adressen. Hij werd er aangesteld als voorlichtingsambtenaar bij de gemeente. Deze functie hield hij vol tot 1971, in welk jaar hij naar de journalistiek terugkeerde en afwisselend werkte voor De Dordtenaar en Het Vrije Volk. Tijdens een psychotherapie, die hij onderging in verband met zijn oorlogservaringen in Indonesië, ontstonden in 1976 de eerste gedichten. Eén daarvan, ‘Koning Alcohol (aan de poëten)’, verscheen in juni van datzelfde jaar in Het Vrije Volk. Nadat hij vanaf januari 1977 in onder meer Tirade en Maatstaf poëzie had gepubliceerd, kwam uiteindelijk in maart 1980 zijn debuutbundel ‘Wat blijft komt nooit terug’ op de markt. In 1983 werd hem voor zijn bundel ‘De gouden man’ de Herman Gorter-prijs toegekend. In 1991 kreeg hij voor zijn verdiensten als schrijver de gouden legpenning van de gemeente Dordrecht en mocht hij zich, dankzij die onderscheiding, ereburger van zijn woonplaats noemen. In 2001 werd hij door de gemeente Dordrecht als eerste in Nederland benoemd tot bezoldigd stadsdichter. Eijkelboom overleed afgelopen donderdag op 81jarige leeftijd. Zie ook mijn blog van 28 februari 2008.

Tegenlicht

Straks mag de winterzon weer ondergaan
maar nu vernist hij nog de daklijst
van voorname huizen.

 

En laat het daarbij niet: een goudlawine
vult de straat, verpulvert
wederzijds de gevels.

 

De automobilist rukt zijn vizier
in aller ijl omlaag, de wandelaar
doet een stap opzij, krijgt zo
zijn perspectief terug:

 

Kijk, daar fietst een heel gewone engel.

 

 

Museum

Als ik gestorven ben
zal in de tuin van dit museum
boven het warrig bladerengedruis
een merel net zo helder zingen
op net zo’n late voorjaarsdag.

 

En ik, ik zal er niet meer zijn
om door dit zingen te vergeten
dat ik moet sterven mettertijd.

 

Maar aan de and’re kant zal ik
– je weet maar nooit –
veel langer leven dan die vogel.
En als ik toch onder de zoden lig
dan zal mijn zoon nog eens
een merel net zo horen klinken
op net zo’n late voorjaarsdag.
En hij zal weten wie ik was
en ach, een vogel weet van niets.

 

Maar aan de and’re kant alweer:

als merels aan hun vaders konden denken,

wellicht dat ze dan krasten als een raaf.

 

 

Wat Blijft Komt Nooit Terug

Nevelverscheurend

kraait een haan

vanuit onzichtbare

tuin achter vage huizen,

het rozerood van de dageraad

al in top.

 

In een andere tuin

voerde ik grootmoeders kippen

nadat een andere haan

mij had gewekt

op de donkere vliering

die geurde naar appels.

 

Ik hoor dit nu,

ik zie dat nog.

Het blijft bij me en

ik kan het niet vasthouden

al zou ik zelf

een kippenhok gaan bouwen

(ik zou dan trouwens

ter vervolmaking

die gedempte stinksloot

achter de tuin

ook opnieuw moeten graven).

 

eijkelenboom

Jan Eijkelboom (1 maart 1926 – 28 februari 2008)

 

De Britse schrijver Giles Lytton Strachey werd geboren op 1 maart 1880 in Londen. Zie ook mijn blog van 1 maart 2007.

UitEminent Victorians

 

Henry Edward Manning was born in 1807 and died in 1892. His life was extraordinary in many ways, but its interest for the modern inquirer depends mainly upon two considerations–the light which his career throws upon the spirit of his age, and the psychological problems suggested by his inner history. He belonged to that class of eminent ecclesiastics–and it is by no means a small class–who have been distinguished less for saintliness and learning than for practical ability. Had he lived in the Middle Ages he would certainly have been neither a Francis nor an Aquinas, but he might have been an Innocent. As it was, born in the England of the Nineteenth Century, growing up in the very seed-time of modern progress, coming to maturity with the first onrush of Liberalism, and living long enough to witness the victories of Science and Democracy, he yet, by a strange concatenation of circumstances, seemed almost to revive in his own person that long line of diplomatic and administrative clerics which, one would have thought, had come to an end with Cardinal Wolsey. In Manning, so it appeared, the Middle Ages lived again. The tall gaunt figure, with the face of smiling asceticism, the robes, and the biretta, as it passed in triumph from High Mass at the Oratory to philanthropic gatherings at Exeter Hall, from Strike Committees at the Docks to Mayfair drawing-rooms where fashionable ladies knelt to the Prince of the Church, certainly bore witness to a singular condition of affairs. What had happened? Had a dominating character imposed itself upon a hostile environment? Or was the Nineteenth Century, after all, not so hostile? Was there something in it, scientific and progressive as it was,which went out to welcome the representative of ancient tradition and uncompromising faith? Had it perhaps, a place in its heart for such as Manning–a soft place, one might almost say? Or, on the other hand, was it he who had been supple and yielding? he who had won by art what he would never have won by force, and who had managed, so to speak, to be one of the leaders of the procession less through merit than through a superior faculty for gliding adroitly to the front rank? And, in any case, by what odd chances, what shifts and struggles, what combinations of circumstance and character had this old man come to be where he was? Such questions are easier to ask than to answer; but it may be instructive, and even amusing, to look a little more closely into the complexities of so curious a story.”

 

stratchey

Lytton Strachey (1 maart 1880 – 21 januari 1932)

 

De Amerikaanse dichter Robert Traill Spence Lowell werd geboren op 1 maart 1917 in Boston. Zie ook mijn blog van 1 maart 2007.

Dolphin

 

My Dolphin, you only guide me by surprise,
a captive as Racine, the man of craft,
drawn through his maze of iron composition
by the incomparable wandering voice of Phèdre.
When I was troubled in mind, you made for my body
caught in its hangman’s-knot of sinking lines,
the glassy bowing and scraping of my will. . . .
I have sat and listened to too many
words of the collaborating muse,
and plotted perhaps too freely with my life,
not avoiding injury to others,
not avoiding injury to myself–
to ask compassion . . . this book, half fiction,
an eelnet made by man for the eel fighting

my eyes have seen what my hand did.

 

 

History

 

History has to live with what was here,
clutching and close to fumbling all we had–
it is so dull and gruesome how we die,
unlike writing, life never finishes.
Abel was finished; death is not remote,
a flash-in-the-pan electrifies the skeptic,
his cows crowding like skulls against high-voltage wire,
his baby crying all night like a new machine.
As in our Bibles, white-faced, predatory,
the beautiful, mist-drunken hunter’s moon ascends–
a child could give it a face: two holes, two holes,
my eyes, my mouth, between them a skull’s no-nose–
O there’s a terrifying innocence in my face
drenched with the silver salvage of the mornfrost.

 

lowell_r

Robert Lowell (1 maart 1917 – 12 September 1977)

 

De Amerikaanse dichter Richard Wilbur werd geboren op 1 maart 1921 in New York. Zie ook mijn blog van 1 maart 2007.

Advice to a Prophet

When you come, as you soon must, to the streets of our city,
Mad-eyed from stating the obvious,
Not proclaiming our fall but begging us
In God’s name to have self-pity,

Spare us all word of the weapons, their force and range,
The long numbers that rocket the mind;
Our slow, unreckoning hearts will be left behind,
Unable to fear what is too strange.

Nor shall you scare us with talk of the death of the race.
How should we dream of this place without us?–
The sun mere fire, the leaves untroubled about us,
A stone look on the stone’s face?

Speak of the world’s own change. Though we cannot conceive
Of an undreamt thing, we know to our cost
How the dreamt cloud crumbles, the vines are blackened by frost,
How the view alters. We could believe,

If you told us so, that the white-tailed deer will slip
Into perfect shade, grown perfectly shy,
The lark avoid the reaches of our eye,
The jack-pine lose its knuckled grip

On the cold ledge, and every torrent burn
As Xanthus once, its gliding trout
Stunned in a twinkling. What should we be without
The dolphin’s arc, the dove’s return,

These things in which we have seen ourselves and spoken?
Ask us, prophet, how we shall call
Our natures fo
rth when that live tongue is all
Dispelled, that glass obscured or broken

In which we have said the rose of our love and the clean
Horse of our courage, in which beheld
The singing locust of the soul unshelled,
And all we mean or wish to mean.

Ask us, ask us whether with the worldless rose
Our hearts shall fail us; come demanding
Whether there shall be lofty or long standing
When the bronze annals of the oak-tree close.

Wilbur

Richard Wilbur (New York, 1 maart 1921)

 

De Oostenrijkse schrijver, dichter en schilder Franzobel werd geboren op 1 maart 1967 in Vöcklabruck. Zie ook mijn blog van 1 maart 2007.

Uit: Der Schwalbenkönig

 

“Rapid ist eine Heilige, viel mehr als nur ein Fußballklub, Rapid, heißt es, ist Religion, die sich ihre Anhänger wohl sogar im Pass eintragen würden. Man pilgert nach Sankt-Hanappi, kauft grün-weiße Devotionalien, singt Hier-regiert-der-SCR-Choräle, durchlebt Höllen und feiert in der Rapidviertelstunde Ostern und Pfingsten gleichzeitig. Die Heiligen und Nothelfer heißen: “Funke” Feurer, Konsel, Kienast, Sintschenko, Krankl (…) und und und. Rapid ist nichts Edles, keine Schokolade von einem Pariser Chocolatier, sondern ein fetter Haselnussaufstrich. Rapid ist deftig, vielleicht sogar vulgär. Aber sind nicht die Vulgärsten immer die Empfindsamsten – wie auch umgekehrt? Rapid hat keinen reichen Onkel, Rapid heißt nicht Magna, Liebherr, Superfund oder wie sonst ein Großkonzern und genau das macht sie sympathisch.
Wäre Rapid ein Impressionist, dann ein heftiges leuchtendes Schmieren wie Van Gogh, während die Austria den stieren Narrenkastl-Blick Manets verkörpert, der GAK die sichere Strichführung Toulouse-Lautrecs, Sturm die bunte, aber flach gemalte Sehnsucht Paul Gauguins.

Salzburg wäre Degas und Mattersburg wie Kokoschka. Cezanne und Monet kämen in der österreichischen Bundesliga gar nicht vor. Wäre Rapid ein Essen, dann ein Wurstbrot, und als Tier ein Hund, ein Urlaub in Lignano; Fatima als Wallfahrtsort. Rapid ist wunderbar. Freilich ist mein Enthusiasmus heute nur noch schwach. Vor 20 Jahren habe ich noch einen Zusammenhang zwischen positiven Schularbeiten und gewonnenen Rapidspielen gesehen. Zum Glück war Rapid damals recht gut, sonst hätte ich es nie bis zur Matura gebracht. Meine intensivsten Erlebnisse – das massive Interesse an Fußball entspringt ja einer kollektiven Sehnsucht nach Geschichte – meine intensivsten Erlebnisse also waren die Achtung-Achtung-Schreie aus dem Radio, die kurzen Momente höchster Spannung, bis heraußen war, auf welcher Seite nun das Tor gefallen ist. Die Weinhofer-Flasche im Spiel gegen Celtic Glasgow, das in ein 5:0 umgestülpte 0:3 gegen Dynamo Dresden, das sind die Legenden meiner Fangeschichte, da habe ich so laut “Hier regiert der SCR” in meinem Kinderzimmer gegrölt, bis ich grün geworden bin.”

 

Franzobel

Franzobel (Vöcklabruck, 1 maart 1967)

 

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 1 maart 2007.

De Afro-Amerikaanse schrijver Ralph (Waldo) Ellison werd geboren in Oklahoma City op 1 maart 1913.

De Spaans-Amerikaanse schrijfster en dichteres Mercedes de Acosta werd geboren op 1 maart 1893 in New York.

De Amerikaanse schrijver Steven Barnes werd geboren op 1 maart 1952 in Los Angeles.