Ronald Giphart, Yvonne Keuls, Jón Kalman Stefánsson, Frank Martinus Arion, Ford Madox Ford, Jules de Goncourt, Hans Henny Jahnn, John Greenleaf Whittier

De Nederlandse schrijver Ronald Giphart werd geboren op 17 december 1965 in Dordrecht. Zie ook mijn blog van 17 december 2006 en ook mijn blog van 17 december 2007.

Uit: Het feest der liefde

“Meeschrijvend met de wonderbaarlijke wedenwaardigheden uit mijn verbijsterende leven, ben ik aangekomen bij de dag dat een paar duizend mede-nulde jaarsstudenten en ik op een enorm kerkplein werden ontboden voor de introductiedagen van de stad en de universiteit. Het was er fascinerend gezellig. Overal stonden metershoge borden van biermerken (studeren is bier), sigarettemerken (studeren is roken) en een condoommerk (studeren is veilig). In die tijd, de vroege middeleeuwen, was ik nog beklagenswaardig groen en onervaren en links opgevoed. Ik was negentien, maar lovewise had ik in mijn leven niet meer meegemaakt dan dat ik op zo’n beetje ieder meisje dat ik kende erg verliefd was geweest. Slechts het meisje dat ik de allerleukste lellebel van de hele wereld’ noemde had deze liefde beantwoord, zij het precies één keer, toen ze na een droevig eindexamenfeest om onbegrijpelijke redenen mij had gezoend, in plaats van de stoere drinkebroers en vechtersbazen die ze gewoonlijk in haar mond toeliet.
Ik weet niet wat ik verwachtte van de introductieweek, maar wel dat alles anders zou worden.“

ronald_giphart

Ronald Giphart (Dordrecht, 17 december 1965)

 

De Nederlandse schrijfster Yvonne Keuls werd geboren op 17 december 1931 in Batavia, toen nog een onderdeel van Nederlands-Indië. Zie ook mijn blog van 17 december 2006 en ook mijn blog van 17 december 2007 en ook mijn blog van 17 december 2008.

Uit: Benjamins bruid

 

“Het begon onopvallend. Dolores vergat afspraken en namen. Ze vergat doorlopend waar ze haar sleutels had neergelegd om ze later verbaasd terug te vinden op de toetsen van haar piano, in de wasmand of op om het even welke vreemde plaats. Ze wist ook niet meer of ze haar medicijnen geslikt had en of ze al ontbeten had.
De tweede fase was opvallender. Ze liet kranen lopen, lampen volop branden en de televisie aanstaan, veel te hard en de hele dag. Er kwam chaos in haar huis. Haar jas werd niet meer aan de kapstok opgehangen; ze liet hem vallen ergens op de grond. De buitendeur bleef openstaan. Op alle stoelen lagen kranten. De planten hingen slap of waren uitgedroogd. In de ijskast lag bedorven voedsel. Overal slingerden plastic tasjes met kleding, keukengerei, etenswaren en afval. De trap lag vol met schilderijen en boeken die of naar beneden of naar boven moesten worden gebracht. Door wie en waarom, dat wist ze niet meer. Kleingeld lag overal in het huis verspreid.
Maar ze maakte zich niet ongerust. Ze was een beetje vermoeid, bedacht ze. Haar verstand was toch helder? En ze kon nog steeds uit een rijke herinnering putten. Wie vond het niet heerlijk om naar haar verhalen te luisteren? En die verhalen, die klopten toch nog steeds?
Op advies van haar oude huisdokter en vriend René liet ze zich met grote tegenzin testen in het ziekenhuis, want natuurlijk was het onzin. Nergens voor nodig.
Die tweede fase was duidelijk de ontkenningsfase. De uitslag wilde ze niet horen: beginstadium van alzheimer. Onzin. Ze zou zeker een second opinion vragen. Bovendien, dat ‘beginstadium’ klonk eigenlijk wel vriendelijk. Ze liet zich gewoon beschermen door de zoete ontkenning en maakte zich nog steeds niet ongerust. Die second opinion kon nog wel wachten. Zolang ze haar decorum kon ophouden, zou ze zich niet gewonnen geven aan zoiets onbenulligs als een beetje vergeetachtigheid. Zij zag dat
als een onschuldig signaal van de ouderdom. Ze zou echt niet meteen als een zombie op een stoel komen te zitten.”

  

yvonne_keuls

Yvonne Keuls (Batavia, 17 december 1931)

 

De IJslandse schrijver Jón Kalman Stefánsson werd geboren in Reykjavík op 17 december 1963. Van 1975 tot 1982 verdiende hij zijn brood o.a. in de visindustrie, als metselaar en als politie-agent op het vliegveld van Keflavik. Van 1986 tot 1991 studeerde hij literatuurwetenschap aan de Hogeschool van Ijsland, waarna hij acht jaar lang docent literatuur was. In dezelfde tijd publiceerde hij artikelen en recensies. Tegenwoordig is hij zelfstandig schrijver. In 1996 debuteerde hij met Skurðir í rigningu (Eng. “Ditches in rain”). Daarna volgden o.a. Sumarið bakvið Brekkuna (1997, “The Summer Behind the Hill”), Birtan á fjöllunum (1999, “The Light on the Mountains”) en Ýmislegt um risafurur og tímann (2001, “A Few Things about Giant Pines and Time”).

 

Uit: Verschiedenes über Riesenkiefern und die Zeit (Vertaald door Karl-Ludwig Wetzig)

“Großvater trinkt in der Küche Kaffee. Großvater toastet Brot. Großmutter schläft noch, meine Schwester auch. Todsicher. Alles ist still. Kein Auto draußen unterwegs, keine Stimme zu hören. Es ist noch so früh am Morgen, dass Großvater vermutlich allein auf der Welt ist, Kaffee im Becher, Toast auf dem Teller, die Brille auf dem Tisch. Da betrete ich die Küche und damit nimmt die Weltbevölkerung beträchtlich zu. Jetzt gibt es Großvater, mich und eine größer werdende Spinne in meinem Bauch.
“Opa, glaubst du, es ist gefährlich, eine Spinne zu verschlucken?”
“Das kommt ganz darauf an”, sagt Großvater. “Das muss gründlich bedacht werden. Schmier du mir meine Butterbrote, während ich mal über die Sache nachdenke!” Großvater setzt die Brille auf und denkt nach, während ich ihm die Brote schmiere und sie mit Ziegenkäse belege.
Aus irgendeinem Grund kann Großvater es nicht ausstehen, sich selbst das Pausenbrot für die Arbeit zu machen. Normalerweise erledigt Großmutter das am Vorabend, es sei denn, sie und Großvater sind wegen irgendwas uneins, etwa darüber, was man mit einem Jungen machen soll, der eine Packung Kekse und ein Glas Nussnougatcreme klaut, dann einen ganzen Tag lang verschwindet und erst am Abend wieder auftaucht. Ich belege ihm die Brote, Großvater denkt. Er schenkt sich Kaffee nach und denkt weiter. Hm. Einmal hat er versucht, meine Schwester zu wecken, damit sie ihm die Brote schmiert – manchmal kann er ein unverbesserlicher Optimist sein. Es wäre realistischer und leichter gewesen, einen Toten zum Leben zu erwecken. Großvater denkt nach.
“Hast du tatsächlich eine Spinne in deinem Bauch, Junge?”
Ich schlucke. “Wenn ich eine im Magen hätte, könnte sie dann wachsen und wachsen und größer werden als ich selbst, mich am Ende in Stücke zerreißen und ich würde sterben?”
“Sind die Brote fertig? Gut, dann komm mit mir nach draußen in den Schuppen! Bei so etwas muss man gründlich sein, da taugen keine halben Sachen. Komm und sei leise!”

Stefansson

Jón Kalman Stefánsson (Reykjavík, 17 december 1963)

 

 

De Antilliaanse dichter en schrijver Frank Martinus Arion werd geboren op 17 december 1936 op Curaçao. Zie ook mijn blog van 17 december 2006.

 

Ik ben in de sneeuw gevallen

 

                              wiegenliedje

 

Ik ben in de sneeuw gevallen

Kun je me niet redden?

 

Val dan neer naast mij

En help me huilen.

 

Als je Papiamentu kon spreken

Noemde ik je DUSHI

Vroeg ik je me met een zoen te redden

Maar je kunt niet zwart worden.

 

En ze hebben me gezegd

En ze hebben me bezworen

Trouw je met een blanke vrouw

Kom je je zwarte land niet meer in.

 

Ik ben in de sneeuw gevallen

Kun je me niet redden?

 

Val dan neer naast mij

En help me huilen.

 

Arion

Frank Martinus Arion (Curaçao, 17 december 1936)

 

De Engelse schrijver en publicist Ford Madox Ford werd geboren op 17 december 1873 in Merton, Surrey. Zie ook mijn blog van 17 december 2006.

Uit: Ladies Whose Bright Eyes

„He had been nearly married several times, and he had had one or two affairs of the heart that he did not particularly care to think about, and in one case he had burned his fingers rather severely. His rival in the affections of an erratic married lady having persuaded her to give up to him Mr. Sorrell’s letters, which the rival afterwards, to save his own skin, handed over to a remarkably injured husband, it was only by the most extraordinary exertions that Mr. Sorrell had kept out of the Divorce Courts, and this had proved to him such a warning that, as he stood there reflecting, nothing in the world would have persuaded him, except on shipboard, to have had anything whatever to do with Mrs. Lee-Egerton. It was not that anybody knew anything against her: it was that there was always enveloping her such a perpetual and cloudy feeling of insecurity. Her husband was the sort of man who was always shooting in the Rockies.”

 

ford-madox-ford-1

Ford Madox Ford (17 december 1873 – 26 juni 1939)

 

De Franse schrijver Jules de Goncourt werd geboren op 17 december 1830 in Parijs. Zie ook mijn blog van 17 december 2006.

 

Uit: Journal des Goncourt

 

„20 Février 1860

 

Au coin de son feu, Flaubert nous raconte son premier amour. Il allait en Corse. Il avait simplement perdu son pucelage avec la femme de chambre de sa mère. Il tombe dans un petit hôtel de Marseille, où des femmes, qui revenaient de Lima, étaient revenues avec un mobilier du XVIe siècle, d’ébène incrusté de nacre, qui faisait l’émerveillement des passants. Trois femmes en peignoir de soie filant du dos au talon ; et un négrillon, vêtu de nankin et de babouches. Pour ce jeune normand, qui n’avait été que de Normandie en Champagne et de Champagne en Normandie, c’était d’un exotisme bien tentant. Puis un patio, plein de fleurs exotiques, où chantait, au milieu, un jet d’eau.

Un jour qu’il revenait d’un bain dans la Méditerranée, emportant la vie de cette fontaine de Jouvence, attiré par la femme dans la chambre, une femme de trente-cinq ans, magnifique. Il lui jette un baiser où l’on jette son âme. La femme vient le soir dans sa chambre et commence par le sucer. Ce furent une fouterie de délices, puis des larmes, puis des lettres, puis plus rien.

Plusieurs fois, revint à Marseille. On ne sut jamais lui dire ce qu’étaient devenues ces femmes. La dernière fois qu’il y passa, pour aller à Tunis pour son roman de Carthage – car chaque fois, il allait revoir la maison -, il ne retrouvait plus cette maison. Il regarde, il cherche, il s’aperçoit que c’est devenu un bazar de jouets. Au premier, un perruquier : il y monte, se fait raser et reconnaît le papier de la chambre.

 

4 Mars 1860

 

Nous nous avouons les uns aux autres, carrément, notre mépris haineux pour les oeuvres à la Feuillet. « Un écouillé ! » crie Flaubert. Le Musset des familles, comme nous l’avons baptisé les premiers. Et parlant de la cour basse qu’il fait aux femmes dans ses oeuvres, de la bonne réclame que ça lui a été, Flaubert nous dit : « Ça prouve qu’il n’aime pas la femme… Les gens qui l’aiment font des livres où ils disent ce qu’ils en ont souffert ; et on n’aime que ce dont on souffre. »

 

Goncourts

Jules de Goncourt (17 december 1830 – 20 juni 1870)
Edmond en Jules de Goncourt

 

De Duitse schrijver Hans Henny Jahnn werd geboren op 17 december 1894 in Hamburg. Zie ook mijn blog van 17 december 2006.

Uit: Das Holzschiff

 

„Das Schiff fuhr mit dunklen bauchigen Segeln über den Abgründen, die mit Wasser ausgefüllt sind. Die Luft war ungewöhnlich lange nur voll leichter Wirbel gewesen. Der neue Tag, wie um den Triumph des weißen Lichtes zu überhöhen, war klar und kalt, ganz ausgeleuchtet mit dem Schimmer der silbrigen Helligkeit. Die Gegenstände an Deck erschienen allesamt hart, unförmig, gar nicht der geringen Bewegung von Wasser und Wind angemessen. Noch vor Abend strichen warme Schwaden um das Schiff. Unbegreiflich schnell mischte sich die fahle Kälte mit dem lauen Dunst. Nebelmauern rückten heran. Wolken, kaum wahrgenommen, fielen schon aus der Höhe herab und umdampften das Schiff. Masten und Segel wuchsen riesenhaft. Vor kurzem noch war der Horizont das Maß aller Dinge gewesen. Jetzt war das Sichtbare verengt. Das Gebilde aus Menschenhand schwebte im Nebelmeer, war von der Erde abgestürzt.“

 

Jahn

Hans Henny Jahnn (17 december 1894 – 29 november 1959)

 

De Amerikaanse dichter en hervormer John Greenleaf Whittier werd geboren in Haverhill, Massachusetts op 17 december 1807. Whittier was een pionier in regionale literatuur en een gedreven actievoerder voor humanitaire zaken, met name de afschaffing van de slavernij. Zijn eerste gedichten werden uitgegeven in 1826 door zijn vriend William Lloyd Garrison. Van 1828 tot 1832 redigeerde en schreef Whittier verhalen, schetsen en gedichten. Zijn eerst twee gepubliceerde boeken, Legends of New England (1831) en het gedicht Moll Pitcher (1832), gaan over het alledaagse leven in de provincie. Vanaf 1833 profileerde Whittier zich als abolitionist. In 1834–35 zat hij in het parlement van de staat Massachusetts. Hij stelde zich kandidatuur voor het Congres in 1842 en was één van de oprichters van de Amerikaanse Republikeinse partij

 

 

THE WORSHIP OF NATURE

 

HE harp at Nature’s advent strung

Has never ceased to play;

The song the stars of morning sung

Has never died away.

 

And prayer is made, and praise is given,

By all things near and far;

The ocean looketh up to heaven,

And mirrors every star.

 

Its waves are kneeling on the strand,

As kneels the human knee,

Their white locks bowing to the sand,

The priesthood of the sea!

 

They pour their glittering treasures forth,

Their gifts of pearl they bring,

And all the listening hills of earth

Take up the song they sing.

 

The green earth sends its incense up

From many a mountain shrine;

From folded leaf and dewy cup

She pours her sacred wine.

 

The mists above the morning rills

Rise white as wings of prayer;

The altar-curtains of the hills

Are sunset’s purple air.

 

The winds with hymns of praise are loud,

Or low with sobs of pain,–

The thunder-organ of the cloud,

The dropping tears of rain.

 

With drooping head and branches crossed

The twilight forest grieves,

Or speaks with tongues of Pentecost

From all its sunlit leaves.

 

The blue sky is the temple’s arch,

Its transept earth and air,

The music of its starry march

The chorus of a prayer.

 

So Nature keeps the reverent frame

With which her years began,

And all her signs and voices shame

The prayerless heart of man.

 

whittier

John Greenleaf Whittier (17 december 1807 – 7 september 1892)

 

Zie ook mijn vorige blog van vandaag

 

 

John Kennedy Toole, Penelope Fitzgerald, Albert Drach, Érico Veríssimo, Thomas Haliburton, Alphonse Boudard, Władysław Broniewski

De 17e december is weer een zeer vruchtbare geboortedag gebleken voor schrijvers. Vandaar dat er na deze posting nog een tweede volgt. Kom gerust nog eens kijken later vandaag

De Amerikaanse schrijver John Kennedy Toole werd geboren op 17 december 1937 in New Orleans. Hij studeerde aan de New Yorkse Columbia University en doceerde later Engels aan het Hunter College. In 1961 moest hij in militaire dienst. Gedurende deze tijd leerde hij Spaanstalige soldaten in Puerto Rico Engels. Na zijn diensttijd bracht hij het grootste gedeelte van zijn tijd door in het French quarter van New Orleans. Het manuscript van A Confederacy of Dunces werd door geen enkele uitgeverij aangenomen. Toole zelf was wel overtuigd van de kwaliteit ervan en verviel door de afwijzingen in depressies en begon te drinken. In 1969 pleegde hij zelfmoord door zich te vergassen. Na zijn dood vond zijn moeder de schrijver Walker Percy bereid het manuscript te lezen. Die was verrast door de kwaliteit en vond een uitgever. In 1980 kreeg Toole voor het boek postuum de Pulitze prijs voor de beste roman van het jaar.

 

Uit: A Confederacy of Dunces

 

A green hunting cap squeezed the top of the fleshy balloon of a head. The green earflaps, full of large ears and uncut hair and the fine bristles that grew in the ears themselves, stuck out on either side like turn signals indicating two directions at once. Full, pursed lips protruded beneath the bushy black moustache and, at their corners, sank into little folds filled with disapproval and potato chip crumbs. In the shadow under the green visor of the cap Ignatius J. Reilly’s supercilious blue and yellow eyes looked down upon the other people waiting under the clock at the D. H. Holmes department store, studying the crowd of people for signs of bad taste in dress. Several of the outfits, Ignatius noticed, were new enough and expensive enough to be properly considered offenses against taste and decency. Possession of anything new or expensive only reflected a person’s lack of theology and geometry; it could even cast doubts upon one’s soul.

Ignatius himself was dressed comfortably and sensibly. The hunting cap prevented head colds. The voluminous tweed trousers were durable and permitted unusually free locomotion. Their pleats and nooks contained pockets of warm, stale air that soothed Ignatius. The plaid flannel shirt made a jacket unnecessary while the muffler guarded exposed Reilly skin between earflap and collar. The outfit was acceptable by any theological and geometrical standards, however abstruse, and suggested a rich inner life.“

 

Kennedy_Toole

John Kennedy Toole (17 december 1937 – 26 maart 1969)

 

De Engelse dichteres, schrijfster en essayiste Penelope Fitzgerald werd geboren op 17 december 1916 in Lincoln. Gedurende WO II werkte zij voor de BBC. Daarna was zij o.a. docente aan een toneelschool en boekhandelaar. Haar literaire loopbaam begon pas in 1975, toen zij 58 jaar oud was, met een biografie over Edward Burne-Jones (1833-1898). Twee jaar later publiceerde zij een biografie over haar vader en ooms, The Knox Brothers. In 1977 verscheen ook haar eerste roman The Golden Child. In 1979 won zij de Booker Prize met Offshore.

 

Uit: The Means of Escape

 

„If it had been ten years ago, when she was still a schoolgirl, she  might have shrieked out, because at that time there were said to be  bolters and
escaped convicts from Port Arthur on the loose everywhere.  The constabulary hadn’t been put on to them. Now there were only a few  names of runaways, perhaps twenty, posted on the notice boards outside  Government House.

“I did not know that anyone was in the church,” she said. “It is  kept locked. I am the organist. Perhaps I can assist you?”

A rancid stench, not likely from someone who wanted to be shown round  the church, came towards her up the aisle. The shape, too, seemed  wrong. But that, she saw, was because the head was hidden in some kind  of sack like a butchered animal, or, since it had eye holes, more like  a man about to be hanged.

“Yes,” he said, “you can be of assistance to me.”

“I think now that I can’t be,” she said, picking up her music  case. “No nearer,” she added distinctly.

He stood still, but said, “We shall have to get to know one another  better.” And then, “I am an educated man. You may try me out if you  like, in Latin and some Greek. I have come from Port Arthur. I was a  poisoner.”

“I should not have thought you were old enough to be married.”

“I never said I poisoned my wife!” he cried.

“Were you innocent, then?”

“You women think that everyone in jail is innocent. No, I’m not  innocent, but I was wrongly incriminated. I never lifted a hand. They  criminated me on false witness.”

“I don’t know about lifting a hand,” she said. “You mentioned that  you were a poisoner.”

“My aim in saying that was to frighten you,” he said. “But that is  no longer my aim at the moment.”

It had been her intention to walk straight out of the church,  managing the doors as quickly as she could, and on no account looking  back at him, since she believed that with a man of bad character, as  with a horse, the best thing was to show no emotion whatever. He,  however, moved round through the pews in such a manner as to block her  way.“

 

Fitzgerald

Penelope Fitzgerald (17 december 1916 – 28 april 2000)

 

De Oostenrijkse schrijver Albert Drach werd op 17 december 1902 in Mödling geboren als zoon van een hoogleraar wiskunde. Hij studeerde rechten en promoveerde in 1926. Daarna werkte hij als advocaat. In 1938 vluchtte hij via Parijs naar Nice en ontkwam hij met moeite aan een uitlevering. In 1947 keerde hij terug naar Wenen. Na de Tweede Wereldoorlog verwoordde Albert Drach de traumatische ervaringen van de joodse vluchteling Peter Kucku in de roman Unsentimentale Reise (1966).

 

Uit: Das Beileid

 

„Am 23. 8. kaufte ich eine neue Zahnpaste. Dies hinderte mich nicht am späteren Onanieren. In der Nacht holte mich der Holländer aus dem Bett und er wollte mit mir in ein Nachtlokal gehen. Dort benahm er sich ausgelassen und lächerlich, tanzte auch mit Kokotten, was ich nicht tat. Dann hatte er kein Geld, die Zeche zu bezahlen, und ich mußte es für ihn tun. Den Morgen darauf ging ich zeitig schwimmen. Dann kam seine Frau zu mir, um ihn abzuholen. Sie war übrigens selbst eine Kokotte gewesen, bevor er sie geheiratet hatte. Er hätte mir das Geld wieder bringen sollen, das ich für ihn ausgelegt hatte, war aber am Treffpunkt nicht eingelangt. Dagegen traf ich Sybillens Mutter, die meinen Rat angeblich brauchte. Später ging der Maler Vigny an mir vorbei. Er hatte früher als Sohn von Französischlehrern in Ottakring oder Hernals gelebt, dort Kinder geschändet und sich an Einbrüchen beteiligt, doch nach Verbüßung der Strafen sich wieder in sein Vaterland begeben, dessen Sprache er mit dem Zungenschlag des von ihm missbrauchten Gastlandes versah. Auch fand er die südfranzösischen Kinder nicht so begabt wie die hernalserischen und war schließlich in seinem nunmehrigen Wirkungskreis ein bekannter Maler geworden. An diesem Tage hatte ich keine Lust, mit ihm zu sprechen, er erzählte mir meistens dasselbe von vergangenen schönen Tagen. Am Abend war ich im Kino, in dem ich die Frau eines jüdischen Emigranten, der gleichfalls malte, getroffen hatte. Sie war selbst im KZ gewesen und ist genötigt worden, nackt im Winter, ihr Kind auf dem Arm, bei Tiefsttemperaturen im Freien zu stehen. Das Kind ist gestorben und sie konnte keines mehr bekommen. Ihre Schönheit blieb.”

 

Drach_kleur

Albert Drach (17 december 1902 – 27 maart 1995)

 

De Braziliaanse schrijver Érico Veríssimo werd geboren op 17 december 1905 in Rio Grande do Sul. Hij werkte in een apotheek voordat hij een baan kreeg bij uitgeverij Editora Globo, waar hij werk vertaalde en uitgaf van schrijvers als Aldous Huxley. Tijdens WO II trok hij naar de VS. Deze periode van zijn leven keert terug in romans als Gato Preto em Campo de Neve (“Black Cat in a Snow Field”), A Volta do Gato Preto (“The Return of the Black Cat”). Zijn epische roman O Tempo e o Vento (“The Time and the Wind'”) werd een van de meesterwerken van de Braziliaanse literatuur. Érico Veríssimo is de vader van een andere beroemde schrijver uit Rio Grande do Sul, Luis Fernando Veríssimo.

 

Uit: Mexico (Vertaald door Linton Barrett)

 

We are in the Zócalo. In this plaza of monumental dimensions that was in times past the heart of Tenochtitlán and later of the Spanish colonial city, is found the great cathedral the Conquistadores built with the very stones of the Great Temple of the Aztecs. In its façade are combined varied architectural elements, and even a layman like me can see in it vestiges of the Corinthian, the Ionic and the Doric. The result of this mixture is something that could be called neo-classic. This great cathedral has a sombre, imposing quality, as if it had retained in its stones not only the mark of age and weather but also the accumulated memory and matured patina of all the suffering and violence it has witnessed. At its side rises the Metropolitan Sagrario, a beautiful example of the Churrigueresque, which an earth tremor shook out of plumb, adding to its aspect, already severe in itself, one more element of drama. Constructed in the form of a Greek cross, it consists of two naves crossing each other, with a cupola in the centre.“

 

erico_verissimo

Érico Veríssimo (17 december 1905 – 28 november 1975)

 

De Canadese schrijver Thomas Chandler Haliburton werd geboren op 17 december 1796 in Windsor, Nova Scotia. Hij studeerde rechten aan de University of King’s College en werd advocaat en uiteindelijk rechter. Beroemd werd Haliburton echter door het schrijven. Behalve over politiek en geschiedenis schreef hij ook verhalen in de stijl van Mark Twain die in hele Britse imperium succesvol waren.

 

Uit: The Attache; Or Sam Slick in England

 

„ I love brevity–I am a man of few words, and, therefore, constitutionally economical of them; but brevity is apt to degenerate into obscurity. Writing a book, however, and book-making, are two very different things: “spinning a yarn” is mechanical, and book-making savours of trade, and is the employment of a manufacturer. The author by profession, weaves his web by the piece, and as there is much competition in this branch of trade, extends it over the greatest possible surface, so as to make the most of his raw material. Hence every work of fancy is made to reach to three volumes, otherwise it will not pay, and a manufacture that does not requite the cost of production, invariably and inevitably terminates in bankruptcy. A thought, therefore, like a pound of cotton, must be well spun out to be valuable. It is very contemptuous to say of a man, that he has but one idea, but it is the highest meed of praise that can be bestowed on a book. A man, who writes thus, can write for ever.

Now, it is not only not my intention to write for ever, or as Mr. Slick would say “for everlastinly;” but to make my bow and retire very soon from the press altogether. I might assign many reasons for this modest course, all of them plausible, and some of them indeed quite dignified. I like dignity: any man who has lived the greater part of his life in a colony is so accustomed to it, that he becomes quite enamoured of it, and wrapping himself up in it as a cloak, stalks abroad the “observed of all observers.”

 

Haliburton

Thomas Haliburton (17 december 1796 – 27 augustus 1865)

 

De Franse schrijver Alphonse Boudard werd geboren op 17 december 1925 in Parijs. Als kind van een prostituee en een onbekende vader werd hij meteen na de geboorte overgedragen aan Blanche en Auguste, een oorlogveteraan en zijn vrouw die woonden in een landelijke omgeving in de buurt van Orléans. Toen hij zeven jaar was ontfermde zich zijn grootmoeder in Parijs over hem. Met 15 jaar begon hij te werken in een drukkerij te werken. WO II bracht een ommekeer in zijn leven.  Hij sloot zich aan bij de Résistance. Na de oorlog kon hij als zovelen maar moeilijk de weg naar een geregeld leven terugvinden. Hij zwalkte heen en weer tussen ziekenhuisopnames wegens tbc, kleine baantjes en kleine criminaliteit. Twee keer werd hij tot gevangenisstraf veroordeeld. Tijdens het uitzitten van de tweede straf begon hij verhalen te schrijven, daarbij ook gebruik makend van het argot, het Franse boevenjargon. Na zijn vrijlating voltooide hij in 1958 La métamorphose des cloportes, waarmee hij in 1962 debuteerde en dat meteen een bestseller werd. Voor La cerise kreeg hij in 1969 de Prix Sainte Beuve. In 1978 volgde voor Les combattants du petit bonheur de „Prix Renaudot“.

 

Uit: Chère visiteuse

 

„Avant d’être reçue par M. Amor, elle avait tout de même tournicoté dans sa tête les conséquences de son acte. En confession à l’abbé Bouillon, elle s’était simplement accusée d’avoir péché par intention… qu’elle n’avait pas su résister à certaines mauvaises pensées. Ça restait vague ses aveux… et d’ailleurs elle ne se sentait pas encore coupable. Simplement dans le courant de son apostolat, elle avait un peu succombé… juste quelques frissons… devant un bandit de grand chemin. De toute façon elle se disculpait en se disant qu’elle se mettait dans une situation trouble, sinon dangereuse, pour le salut d’un misérable. Tempête sous un crâne tandis qu’elle se faisait faire

une couleur chez Antoine son coiffeur préféré… Après tout Dieu ne lui demandait pas de se négliger la tignasse… ni le visage qu’elle améliorait d’un maquillage plus accentué… et les ongles chez sa manucure… et le bec… alouette ! On connaît la chanson… gentille alouette !

Son mari, au passage, lui a fait la remarque.

– Je vous trouve en beauté, Hortense…

Un compliment tout à fait platonique. Je ne sais comment il avait pris l’évolution de son épouse vers les bondieuseries. Une lubie comme une autre… une façon de conjurer les atteintes de l’âge pas si idiote et qui rehaussait le blason de la famille. On en avait parlé dans Le Figaro… Un article élogieux d’un plumitif de l’Académie titré lui aussi depuis Saint Louis.

En contrepartie leur fille Geneviève avait pris le relais de sa dabuche dans les courses d’obstacles sexuels.“

 

alphonse_boudard

Alphonse Boudard (17 december 1925 – 14 januari 2000)

 

De Poolse dichter en militair Władysław Broniewski werd geboren op 17 december 1897 in Plock. Na het gymnasium sloot hij zich in 1915 aan bij het legioen van de politicus Józef Piłsudskis. In 1919/1920 streed hij in de oorlog tegen het Rusland van de bolsjewieken. Oorspronkelijk zich zelf beschouwend als socialist stapte hij na de moord op president Gabriel Narutowicz over naar revolutionair links en werkte hij mee aan linkse literaire bladen en tijdschriften. Gedurende WO II streed hij met het Poolse leger in het Midden Oosten. Na de oorlog werd hij een van de belangrijkste dichters van de nieuwe, communistische, staat. Zijn uit 1939 stammende gedicht Bagnet na broń (Bayonets ready) was een invloedrijk appel tot verdediging van de Poolse staat en is nog steeds schoollectuur.

 

Bayonets ready

 

When they come to set your house on fire,

The one in which you live – Poland,

When they hurl at you thunder, and kindle the pyre

Of iron-clad monsters of war,

And they stand before your gate at night,

And their rifle butts pound on your door,

Rouse yourself from sleep – fight.

Stem the flood.

Bayonets ready!

There is need for blood.

 

 

There are accounts of wrongs in our land

Not to be erased by a foreign hand.

But none share spare his blood;

We shall draw it from our hearts and song.

No matter that our prison bread

Not once did have a bitter taste.

For this hand now over Poland raised

A bullet in the head!

 

 

O Firemaster of words and hearts,

O poet, the song is not your only stand.

Today the poem is a soldier’s trench,

A shout and a command:

 

 

“Bayonets ready!

Bayonets ready!”

And should we die with our swords,

We shall recall what Cambronne said.

And on the Vistula repeat his words.

 

 

Vertaald door Adam Gillon en Ludwik Krzyżanowski

 

Broniewski

Władysław Broniewski (17 december 1897 – 10 februari 1962)