Adriaan Roland Holst, Maarten Biesheuvel, Lydia Rood, Mitchell Albom, Susan Cooper, Pär Fabian Lagerkvist, Jean Markale, Friedrich Achleitner, Jane Kenyon, Jack McCarthy, Annemarie Schwarzenbach

De Nederlandse dichter Adriaan Roland Holst werd geboren op 23 mei 1888 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 23 mei 2008 en ook mijn blog van 23 mei 2007 en ook mijn blog van 23 mei 2006.

 

TENEBRIS MUNDI

 

De wolken gaan en de dorre blaren

waarheen de wind het wil;

en wij ook staan nu aan alle verten

blootgesteld, en onze harten

– uitgewoond door te lang ervaren,

en een snel einde al op til –

 

o, als arme vergeten dorpen

werden zij, bij de grens, en soms

komt, onderweg naar een somber nergens,

vluchtend een koning er zich verbergen,

die zijn kroon al heeft weggeworpen….

de wind kwam over hem en ons.

 

De hooge droomen en de volken

nemen nu westelijk hun baan

door de late zielstochten bewogen.

Werelden gingen; langs mijn oogen

zie ik de blaren gaan, en de wolken,

en voel de wind gaan.

 

 

De Verlatene

 

De wind en het grauwe weer gaan over mijn hart,

en ergens over een dak waar ik heb bemind;

de winter wordt koud, en de struiken zijn al zwart –

over een plek waar mijn graf zal zijn gaat de wind.

 

Ik zou vuur maken als zij hier weer bij mij kwam

als eens in dat oud verhaal van haar en van mij;

maar nu sta ik, stil en denkende, bij het raam –

de winter wordt koud; de jaren gingen voorbij.

 

 

Bellenblazen

 

3

Verzaligd zat zij, plichtvergeten,

bellen te blazen. ’t Was nog vroeg

en stil, zij had nog niet ontbeten,

ik wél, en had al schoon genoeg

van dure plichten die ons wachten

na het ontbijt: de bellen, een

voor een, zweefden omhoog, zij lachte

ze na tot bel na bel verdween,

want alle wonderen verdwijnen

– voor nieuwe wonderen aan de haal –

in lichte stilte –

zij blaast de mijne

het stille licht in, allemaal.

 

Holst

Adriaan Roland Holst (23 mei 1888 – 5 augustus 1976)
Standbeeld, genaakt door Mari Andriesse, in Bergen

 

De Nederlandse schrijver Jacob Martinus Arend (Maarten) Biesheuvel werd geboren in Schiedam op 23 mei 1939. Zie ook mijn blog van 23 mei 2007 en ook mijn blog van 23 mei 2008

 

Uit: De trui

 

„Tijdens een winderige winteravond zat Dirk Olieslager, die president-directeur en nagenoeg eigenaar van de grootste rederij van Rotterdam was, in de ruime woonkamer van zijn huis gelegen in een klein park in de grote stad, samen met zijn vrouw Vera en zijn dochter Evelien van zestien die haar huiswerk zat te maken, naar een pianoconcert van Mozart te luisteren. Er waren nog twee zoons, maar die waren niet thuis. Ze wilden ook niets met de rederij te maken hebben. De eerste was al jong hoogleraar algemene taalwetenschap aan een bekende universiteit in Amerika geworden en de tweede speelde hobo in het Concertgebouworkest. De hoogleraar kwam maar eens in de twee jaar zijn ouderlijk huis opzoeken en de hoboïst vaker, maar alleen op hoogtijdagen. Het deed meneer Olieslager in grote mate verdriet dat zijn zoons niets in het bedrijf zagen, hij miste zijn ‘beide kerels’. Vaak, in zijn dromen, zag hij hen praten met de kapiteins van zijn schepen, hij hoorde hun schallende lach over de kaden van zijn bedrijf. Hij was gelukkig getrouwd, Vera was een statige, modieus geklede en vriendelijke vrouw. Evelien die op het gymnasium zat was bezig met een vertaling van een gedicht van Ovidius. Het grote staande Engelse horloge tikte luid, langzaam en regelmatig. Mevrouw bladerde de Amerikaanse uitgave van het tijdschrift ‘Cosmopolitan’, juli 1962 door en Olieslager zat zijn nagels een beetje te vijlen. Hij overdacht zijn leven en besefte dat hij toch behoorlijk gelukkig was. Hij had eigenlijk maar één verborgen wens en dat was een ontmoeting in levende lijve met Juliette Caroll, een Amerikaanse fil
mster die nu al in twaalf bekende films had gespeeld en die het sexidool van miljoenen mannen van Tokyo tot Amsterdam, van Kaapstad tot Groenland was. Er draaide vanavond een nieuwe film waarin zij speelde, in het Thaliatheater. Hij wilde daar eigenlijk graag naar toe, maar durfde niet aan zijn vrouw te vragen of ze zin had om mee te gaan.“

 

biesheuvel

Maarten Biesheuvel (Schiedam, 23 mei 1939)

 

De Nederlandse schrijfster en columniste Lydia Rood werd geboren op 23 mei 1957 in Velp. Zie ook mijn blog van 23 mei 2007 en ook mijn blog van 23 mei 2008

 

Uit: Slotervaart aan zee (column)

‘Jij bent een Belg, toch?’ zei de ene Marokkaan provocerend tegen de andere in de Marokkaanse badplaats Saidia.

‘Helemaal niet!’ zei de andere Marokkaan verontwaardigd. ‘Ik kom uit Amsterdam!’

‘Slotervaart dan zeker?’ vroeg de ene Marokkaan, die zelf in een wit dorpje woont. ‘Daar kom ik ook vandaan.’

‘Mooi niet! Ik ken iedereen in Slotervaart en jij woont daar niet’, zei de andere. Ze spraken Nederlands.

De jongen uit Slotervaart had met twee vrienden een villa gehuurd. Niet van de eigenaar, die in Frankrijk woont, maar van de bewaker van het pand. Voor zijn diensten als bewaker krijgt hij een schijntje. Verhuren is dan een leuke bijverdienste.

‘Je moet het zelf weten’, zei de ene Marokkaan tegen de bewaker. ‘Dat jij dat huis illegaal verhuurt, is mijn zaak niet. Maar ik zou het niet aan deze jongens doen.’ Met alle vooroordelen van iemand uit een wit dorpje wist hij dat een jonge Marokkaan uit Slotervaart niet kon deugen.“

 

Rood

Lydia Rood (Velp, 23 mei 1957)

 

De Amerikaanse schrijver, journalist en radiopresentator  Mitchell David Albom werd geboren op 23 mei 1958 in Passaic, New Jersey. Hij studeerde sociologie aan de Brandeis University en journalistiek aan de Columbia University’s Graduate School of Journalism. Oorspronkelijk wilde hij musicus en songwriter worden. Hij trad op in nightclubs en in colleges, maar geleidelijk aan kreeg hij interesse in schrijven. In 1997 verscheen Tuesdays with Morrie,(een verslag van zijn ontmoetingen met een hoogleraar sociologie die verteld over leven met een dodelijke ziekte), dat meteen een bestseller werd, nadat het door Oprah Winfrey besproken was. Er werd een succesvolle televisiefilm van gemaakt. Zijn volgende boek The Five People You Meet In Heaven, een roman, was eveneens een bestseller, maar werd door de kritiek als te sentimenteel afgedaan. Zijn tweede roman For One More Day verscheen in 2006. Albom richtte een hulporganisatie A Time to Help op die elke maand een project uitvoert om de bevolking van Detroit te helpen.

 

Uit: Tuesdays With Morrie

 

„The last class of my old professor’s life took place once a week in his house, by a window in the study where he could watch a small hibiscus plant shed its pink leaves. The class met on Tuesdays. It began after breakfast. The subject was The Meaning of Life. It was taught from experience.
No grades were given, but there were oral exams each week. You were expected to respond to questions, and you were expected to pose questions of your own. You were also required to perform physical tasks now and then, such as lifting the professor’s head to a comfortable spot on the pillow or placing his glasses on the bridge of his nose. Kissing him good-bye earned you extra credit.
No books were required, yet many topics were covered, including love, work, community, family, aging, forgiveness, and, finally, death. The last lecture was brief, only a few words.
A funeral was held in lieu of graduation.
Although no final exam was given, you were expected to produce one long paper on what was learned. That paper is presented here.
The last class of my old professor’s life had only one student.
I was the student.
It is the late spring of 1979, a hot, sticky Saturday afternoon. Hundreds of us sit together, side by side, in rows of wooden folding chairs on the main campus lawn. We wear blue nylon robes. We listen impatiently to long speeches. When the ceremony is over, we throw our caps in the air, and we are officially graduated from college, the senior class of Brandeis University in the city of Waltham, Massachusetts. For many of us, the curtain has just come down on childhood.“

 

Albom

Mitchell Albom (Passaic, 23 mei 1958)

 

De Britse schrijfster Susan Cooper werd op 23 mei 1935 geboren in Buckinghamshire. Ze ging naar de Slough Grammar School voordat ze aan Oxford University ging studeren. Op Somerville College volgde ze Engels. Twee van de professoren waarbij ze colleges liep waren J.R.R. Tolkien en C.S. Lewis. Tijdens haar studie was Cooper de eerste vrouwelijke redacteur van het universiteitsblad. Na haar afstuderen begon ze als journalist bij The Sunday Times Haar eerste boeken werden geschreven in deze periode. Coopers eerste kinderboek, Boven Zee, onder Steen, schreef ze zelfs als reactie op een prijsvraag van een uitgeverij voor een ‘avonturenboek voor kinderen’. In 1963 verliet ze Engeland om met een Amerikaan te trouwen. Ze schreef nog twee boeken voor volwassenen en een kinderboek over haar eigen jeugdervaringen tijdens de Blitzkrieg in Londen, Dawn of Fear, gepubliceerd in 1970. Hierna vervolgde ze haar beroemde Duistere vloed-serie, waarvan het laatste deel in 1977 verscheen. Na het afsluiten van deze serie ging Susan Cooper in het theater werken. Haar eerste toneelstuk, Foxfire, schreef ze samen met de Canadese acteur Hume Cronyn.

 

Uit: Silver on the Tree

 

He stared round the square room, filling the length and breadth of the tower, into which they had just come. “Look!”

Brightness was everywhere: a soft, greenish light filtered through the quartz-like walls of the room. It could be a cave of ice, Will thought. But this was a cluttered, busy place, as if someone had left it in a hurry while preoccupied with some great complex matter. Piles of curling manuscript lay on the tables and shelves, and on the thick rush mat that covered the floor; against one wall an en
ormous heavy table was littered with strips of shining metal and chunks of glass and rock, red and white and greenish-blue, all among an array of delicate gleaming tools which reminded Will of the workshop behind his father’s jewelry shop at home. Then his eye was caught by something high on the wall: a plain round shield, made of gleaming gold.

Gwion leapt light-footed up on to a table and took the shield down from the wall. He held it out.

“Take this, Will. Three shields, once in the days of his greatness, King Gwyddno made for the Light. Two of them were taken by the Light to places where danger might come, and the third they left here. I have never known why — but perhaps this moment now is why, and has been all along. Here.”

Will took the round gleaming thing and slid his arm through the holding-straps on the inner side. “It’s beautiful,” he said. “And-so are the other two that he made. I have seen them, I think. In . . . other places. They have never been used.”

“Let us hope this one need not be used either,” Gwion said.

Bran said impatiently, “Where is the king?” He was looking up at a curving wrought-iron staircase, wonderfully curli-cued, which spiralled its way up to disappear through an opening in the high glassy ceiling of the room.“

 

Susan_Cooper

Susan Cooper (Buckinghamshire, 23 mei 1935)

 

 

 

De Zweedse schrijver Pär Fabian Lagerkvist werd geboren in Växjö op 23 mei 1891 in Stockholm. Zie ook mijn blog van 23 mei 2007 en ook mijn blog van 23 mei 2008

 

Uit: My Father and I

 

„”‘No, my boy, it’s not horrible,’ he said, taking me by the hand.

‘Yes, father, it is.’

‘No, my child, you mustn’t think that. Not when we know there is a God.’ I felt so lonely, forsaken. It was so strange that only I was afraid, not father, that we didn’t think the same. And strange that what he had said didn’t help me and stop me from being afraid. Not even what he said about God helped me. … We walked in silence, each with his own thoughts. My heart contracted, as though the darkness had got in and was beginning to squeeze it.

Then, as we were rounding a bend, we suddenly heard a mighty roar behind us! We were awakened out of our thoughts and alarmed. Father pulled me down onto the embankment, down into the abyss, held me there. Then the train tore past, a black train. All the lights in the carriages were out, and it was going at frantic speed. What sort of train was it? There wasn’t one due now!

We gazed at it in terror. The fire blazed in the huge engine … sparks whirled out into the night. It was terrible. The driver stood there in the light of the fire, pale, motionless, his features as though turned to stone. Father didn’t recognize him, … the man just stared straight ahead, as though intent only on rushing into the darkness, far into the darkness that had no end.

…. I stood there panting, gazing after the furious vision. It was swallowed up by the night. Father took me onto the line; we hurried home. He said, ‘Strange, what train was that? And I didn’t recognize the driver.’ Then we walked on in silence.“

 

Lagerkvist

Pär Fabian Lagerkvist (23 mei 1891 – 11 juli 1974)

 

 

De Franse dichter en schrijver Jean Markale (eig. Jacques Bertrand) werd geboren in Parijs op 23 mei 1928. Als kind wijdde zijn grootmoeder hem in in de verhalen en plaatselijke legenden , waardoor hij een echte passie ontwikkelde voor de Bretoense cultuur. Hij startte zijn loopbaan als leraar talen in Parijs. Als specialist in de middeleeuwse literatuur leidde hij zijn leerlingen doorheen de verhalen van Chrétien de Troyes en vertelde hij met verve de mysterieverhalen van Brocéliande. Ondertussen bestudeerde hij de Arthurcyclus en specialisserde hij zich mettertijd in de Keltische geschiedenis en letterkunde en verliet tenslotte het onderwijs. Hij publiceerde verschillende boeken over de Keltische beschaving.

 

Uit: Contes et légendes des pays celtes

 

„L’existence des Celtes est connue du grand public par l’histoire du roi Arthur, des chevaliers de la table ronde, du mythe du Graal et de l’enchanteur Merlin. Mais la culture et l’influence de la civilisation Celte ont une bien plus grande importance pour notre civilisation. Les peuples Celtes, de race indo-européenne, ont franchi toute l’Europe au premier millénaire avant notre ère, y ont laissé des traces durables, et sont arrivés en Bretagne vers -700 av. JC . Ils nomment la péninsule “Aremorica”, “qui regarde la mer” (l’Armorique). La terre des futurs Bretons est alors recouverte de forêts où vivent des populations autochtones paysannes, que les envahisseurs organisent. Ils apportent avec eux les secrets du fer, la langue qui deviendra la langue gauloise, et une nouvelle religion, le druidisme. Les Druides cherchent à percer les secrets de la nature, connaissent les plantes qui guérissent, l’astrologie, l’importance des rapports entre l’homme et le cosmos. La religion Celte est fondée sur la recherche d’une harmonie entre l’homme et la nature, une philosophie s’adaptant à la réalité, ce qui suppose la recherche de la communion avec la nature et la connaissance de son fonctionnement.“

 

JeanMarkale

Jean Markale (23 mei 1928 – 23 november 2008)

 

De Oostenrijkse schrijver en architect Friedrich Achleitner werd geboren op 23 mei 1930 in Schalchen. Van 1950 tot 1953 studeerde hij in Wenen architectuur. In 1958 gaf hij zijn werk als architect op om zelfstandig schrijver te worden. Naast gedichten in het dialect begon hij, aangemoedigd door Eugen Gomringer konkrete poëzie en montageteksten te schrijven. Als essayist bleef hij ook de moderne architectuur kritisch volgen.

 

Uit: und oder oder und

 „schlachtfeld festgetretener lehm, feuchter sand, mit moos überzogen, kleine pfützen, ordinäre disteln, zigarettenstummel, blechdosen, hundekot. gräben, eingestürzt, zugewachsen. kniehohes gebüsch. gehölz. verdorrtes gras. schrott. rost. der wandernde blick findet keinen halt, keinen anlass, wo anzuhalten. leere, soweit das auge reicht. das große ereignis hat kleine spuren hinterlassen. du siehst nur, was du auf deiner festplatte mitbringst. die orte sind verdunstet. kein dunst von einer vorstellung. dabei handelt es sich nur um vorstellungen. das haben schlachtfelder so an sich.“

Achleitner

Friedrich Achleitner (Schalchen, 23 mei 1930)

 

De Amerikaanse dichteres en vertaalster Jane Kenyon werd geboren op 23 mei 1947 in Ann Arbor, Michigan. Aan de universiteit van Michigan ontmoette zij de dichter Donald Hall die negentien jaar ouder was. Toch trouwde zij in 1972 met hem. Het paar verhuisde naar Eagle Pond Farm, nabij Wilmot, New Hampshire. Kenyon stierf al op 47-jarige leeftijd aan leukemie. Tijdens haar leven verschenen vier bundels: Constance (1993), Let Evening Come (1990), The Boat of Quiet Hours (1986), en From Room to Room (1978). Zij vertaalde ook gedichten van Anna Achmatova uit het Russisch.

 

 

Let Evening Come

  

Let the light of late afternoon

shine through chinks in the barn, moving

up the bales as the sun moves down.

 

Let the cricket take up chafing

as a woman takes up her needles

and her yarn. Let evening come.

 

Let dew collect on the hoe abandoned

in long grass. Let the stars appear

and the moon disclose her silver horn.

 

Let the fox go back to its sandy den.

Let the wind die down. Let the shed

go black inside. Let evening come.

 

To the bottle in the ditch, to the scoop

in the oats, to air in the lung

let evening come.

 

Let it come, as it will, and don’t

be afraid. God does not leave us

comfortless, so let evening come.

 

kenyon

Jane Kenyon (23 mei 1947 – 22 april 1995)

 

De Amerikaanse schrijver en slam poet Jack McCarthy werd geboren op 23 mei 1939 in Massachusetts.Hij begon in de jaren zestig al met het schrijven van gedichten, maar het duurde tot de jaren negentig voordat hij voor een publiek ging optreden. Hij omschrijft zijn stijl van optreden als “stand-up poetry,” of noemt zich zelf een “stand-up poet,”

DRUNKS (Fragment)

 

               for my father, and the people who almost saved his life

 

         We died of pneumonia in furnished rooms

         where they found us three days later

         when somebody complained about the smell

         we died against bridge abutments

         and nobody knew if it was suicide

         and we probably didn’t know either

         except in the sense that it was always suicide

         we died in hospitals

         our stomachs huge, distended

         and there was nothing they could do

         we died in cells

         never knowing whether we were guilty or not.

 

         We went to priests

         they gave us pledges

         they told us to pray

         they told us to go and sin no more, but go

         we tried and we died

 

         we died of overdoses

         we died in bed (but usually not the Big Bed)

         we died in straitjackets

         in the DTs seeing God knows what

         creeping skittering slithering

         shuffling things

 

         And you know what the worst thing was?

         The worst thing was that

         nobody ever believed how hard we tried

 

         We went to doctors and they gave us stuff to take

         that would make us sick when we drank

         on the principle of so crazy, it just might work, I guess

         or maybe they just shook their heads

         and sent us places like Dropkick Murphy’s

         and when we got out we were hooked on paraldehyde

         or maybe we lied to the doctors

         and they told us not to drink so much

         just drink like me

         and we tried

         and we died

 

JackMcC

Jack McCarthy (Massachusetts, 23 mei 1939)

 

 De Zwitserse schrijfster Annemarie Schwarzenbach werd geboren op 23 mei 1908 in Zürich. Zij stamde uit een zeer welgestelde familie van industriëlen. Zij was een briljante studente die na haar studie naar Berlijn trok waar zij bevriend raakte met Klaus en Erika Mann. Zij steunde hen politiek en financieel bij hun antifascistische projecten en engageerde zich vanaf 1933 ook in het verzet waardoor zij met haar conservatieve familie in conflict kwam. Samen met de Manns had zij ook haar eerste ervaringen met morfine, waar zij nooit meer van losraakte. Haar reizen brachtern haar de hle wereld rond. Schwarzenbach debuteerde in 1931 met de roman „Freunde um Bernhard“.

 

Uit: Wir werden es schon zuwege bringen, das Leben. Briefe an Erika und Klaus Mann 1930-1942.

 

“Schau, ich setze mich ernstlich damit, mit mir also, auseinander. Ich weiß, dass wir dringende Aufgaben haben, die dringenden Einsatz verlangen. Ich verstehe deshalb auch, dass auf Dich, wie sehr erst auf Erika, meine Unruhe so wirken muss, wie früher meine mangelnde Verfügbarkeit, weil ich den Mohnfeldern erlag. Aber halten wir’s doch fest, dass immerhin der Unterschied prinzipiell ist, ob ich krank bin, oder aber ob ich es nicht fertig bringe, meine Art zu schreiben mit den Forderungen des normalen Lebens zu vereinen. Du siehst, den Vorwurf des morbiden Trotzes möchte ich ablehnen.

 

annemarie_schwarzenbach

Annemarie Schwarzenbach (23 mei 1908 – 15 november 1942)

Erik Spinoy, Arthur Conan Doyle, Alfonsina Storni, Anne de Vries, Kees Winkler, Robert Neumann, Johannes R. Becher, Gérard de Nerval, Catulle Mendès


De Vlaamse dichter en schrijver Erik Spinoy werd geboren op 22 mei 1960 in Sint-Niklaas. Zie ook mijn blog van 22 mei 2006 en ook mijn mijn blog van 22 mei 2008.

 

 

Beklemmingen

 

Als tocht, die om de vingers strijkt.

Waar je met handen reikt

wijkt het terug.

 

Geen plek, waar ratten knagen of

een poolvos zwerft, de grens bevoelt.

Waar sodawater slenken vult

in het verre Afrika.

 

Des nachts leeft de savanne

en al wat sluipt en sist

(hyena’s, slangen, gras, de apebroodboom,

een zwart vleesetend dier zonder gezicht)

omgeeft de mens die weerloos

overnacht.

 

Wat is de ratio hier?

Tegen een oud, roetzwart gewelf

staan sterren stil

te flikkeren. En in de hemel klimt

een bleke gil, de schil geheten

angst.

 

 

 

 

Het gastmaal

 

Terwijl het sterfelijk vlees

beweegt

beweegt

 

het einde zich. Lang hangt het

stil, diep in de grot

waar druipsteen druipt en het

zoals een afgrond zwijgt.

 

Draait het zich om,

dan spreidt het

harde, zwarte vlerken uit.

 

 

 

 

 

spinoy
Erik Spinoy (Sint-Niklaas, 22 mei 1960)

 

 

 

 

 

De Britse schrijver Sir Arthur Ignatius Conan Doyle werd geboren in Edinburgh op 22 mei 1859. Zie ook mijn blog van 22 mei 2007 en ook mijn mijn blog van 22 mei 2008.

 

Uit: The Hound of the Baskervilles

 

“Mr. Sherlock Holmes, who was usually very late in the mornings, save upon those not infrequent occasions when he stayed up all night, was seated at the breakfast table. I stood upon the hearth-rug and picked up the stick which our visitor had left behind him the night before. It was a fine, thick piece of wood, bulbous-headed, of the sort which is known as a “Penang lawyer.” Just under the head was a broad silver band, nearly an inch across. “To James Mortimer, M.R.C.S., from his friends of the C.C.H.,” was engraved upon it, with the date “1884.” It was just such a stick as the old-fashioned family practitioner used to carry—dignified, solid, and reassuring. “Well, Watson, what do you make of it?” Holmes was sitting with his back to me, and I had given him no sign of my occupation. “How did you know what I was doing? I believe you have eyes in the back of your head.” “I have, at least, a well-polished, silver-plated coffee-pot in front of me,” said he. “But, tell me, Watson, what do you make of our visitor’s stick? Since we have been so unfortunate as to miss him and have no notion of his errand, this accidental souvenir becomes of importance. Let me hear you reconstruct the man by an examination of it.” “I think,” said I, following so far as I could the methods of my companion, “that Dr. Mortimer is a successful elderly medical man, well-esteemed, since those who know him give him this mark of their appreciation.” “Good!” said Holmes. “Excellent!” “I think also that the probability is in favour of his being a country practitioner who does a great deal of his visiting on foot.” “Why so?” “Because this stick, though originally a very handsome one, has been so knocked about that I can hardly imagine a town practitioner carrying it. The thick iron ferrule is worn down, so it is evident that he has done a great amount of walking with it.” “Perfectly sound!” said Holmes. “And then again, there is the ‘friends of the C.C.H.’ I should guess that to be the Something Hunt, the local hunt to whose members he has possibly given some surgical assistance, and which has made him a small presentation in return.” “Really, Watson, you excel yourself,” said Holmes, pushing back his chair and lighting a cigarette.”

 

 

 

 

Doyle
Arthur Conan Doyle (22 mei 1850 – 7 juli 1930)

Portret door H.L. Gates

 

 

 

 

 

De Argentijnse dichteres Alfonsina Storni werd geboren in Sala Capriasca, Zwitserland op 22 mei 1892. Zie ook mijn blog van 22 mei 2007 en ook mijn mijn blog van 22 mei 2008.

 

 

Sleep Peacefully

  

You said the word that enamors

My hearing. You already forgot. Good.

Sleep peacefully. Your face should

Be serene and beautiful at all hours.

 

When the seductive mouth enchants

It should be fresh, your speech pleasant;

For your office as lover it’s not good

That many tears come from your face.

 

More glorious destinies reclaim you

That were brought, between the black wells

Of the dark circles beneath your eyes,

the seer in pain.

 

The bottom, summit of the beautiful victims!

The foolish spade of some barbarous king

Did more harm to the world and your statue.

 

 

 

 

 

alfonsinastorni
Alfonsina Storni
(22 mei 1892 – 25 oktober 1938)

 

 

 

 

 

De Nederlandse schrijver en onderwijzer Anne de Vries werd geboren op 22 mei 1904. Zie ook mijn blog van 22 mei 2007.

 

Uit: Bartje

 

“Om vijf uur loopt de wekker af. Hij tiert en lawaait met een driftig stemmetje op de stoel voor de grote bedstee, vijf, zes tellen, en is weer stil. Dan heeft moeder hem zijn oor omgedraaid. En dan is de nacht voorbij. Dan is het dag.

De grote bedstee kraakt, moeder staat op. Zij zet de wekker midden op de houten schoorsteenmantel, en gaat op de stoel zitten, om haar kousen aan te trekken. Zij zucht vaak terwijl zij dat doet en als zij er mee klaar is, zit zij nog een poos, gebogen, met beide handen gesteund in haar rug, suf en verdrietig in de nieuwe dag te staren. Dat is wel gek, dat zij ’s morgens altijd moe is. Bartje is ’s morgens nooit moe. ’s Avonds wel.

Als moeder, nog in onderrok, met de fornuisringen rumoert, ligt hij al met de kin tussen twee knuistjes op de bedsteeplank de nieuwe dag tegen te lachen. Zijn witte kuifje staat grappig verdraaid omhoog boven zijn bruin gezichtje. Zijn ogen, nog wat wazig van de slaap, turen verlangend het kamertje in.

De dag komt door de ramen. Tussen de gordijnen en de granumpies door. De zon kan tekenen, dâ’s mooi! Hij tekent een raam op de stenen vloer en ook een raam met granumpies en een rij balletjes van het gordijn op de bedsteedeur. En de zon kan stofjes laten dansen, dâ’s ook mooi! Daar kun je lang naar kijken. Bartje houdt veel van de zon.

Al de anderen in nuis slapen nog, merkt hij. Hij en moeder zijn weer het eerst wakker. Riekie, het zusje, is naar hem toegerold. Zij ligt bijna dwars in bed, blootgewoeld, de duim in haar half-open mondje, haar zitvlakje stijf tegen Jan aangedrukt. Dikke Jan ligt als een blok, voorover, armen gespreid, alsof hij zó van de zolder neergesmakt is. En in ’t kribbetje, boven ’t voeteneind, slaapt Geertje, die nog geen anderhalf jaar is, en dus best in een kribbetje slapen kan. Maar van haar kun je niets zien dan een handje, dat slap neerhangt over de plank.“


 

 

 

DeVries
Anne de Vries
(22 mei 1904 – 29 november 1964)

 

 

 

 

 

De Nederlandse dichter Kees Winkler werd op 22 mei 1927 in Hoorn geboren. Zie ook mijn blog van 22 mei 2007.

 

 

1984

 

Sinds lang had ik in Orwells boek

niet meer gelezen en ik zoek

na het zien van de film verdwaasd

naar mijn Julia, het laatst

dat ik haar zag was in de hel

 

Uit een door oorlog geteisterde cel

probeer ik op te bellen, maar de hel

is onbereikbaar en ik loop

de wijk door van de proles in de hoop

toch lid te kunnen blijven van de Kernpartij –

 

Weer thuis bij Judy is de angst verdwenen

het is anno ’84 en ik sta met beide benen

in de werkelijkheid: weer is het vrede

met verre oorlogshaarden in het heden

 

Hongersnood in Afrika, minister onpersoon

schreeuwen de krantekoppen maar ik woon

vrij van tv en radio in ons hok

en luister naar kwartetten van Bartók

 

In ’85 moet ik weer naar Miniwet1

doch deze kerstvakantie lig ik lang te bed

ga naar Hoog Soeren om te overleven

terwijl in Afrika mijn broeders sneven

 

 

 

 

Winkler
Kees Winkler (22 mei 1927 –  1 april 2004)

 

 

 

 

 

De Oostenrijkse dichter en schrijver Robert Neumann werd geboren op 22 mei 1897 in Wenen. Daar studeerde hij ook medicijnen, scheikunde en germanistiek. Vevolgens werkte hij als zwemtrainer, opzichter en bankkoopman. Pas daarna besloot hij schrijver te worden, waarbij hij vooral door parodistisch werk naam maakte. Tijdens WO II ging hij in Brits ballingschap. Talrijke novellen en romans verschenen in de Engelse taal, maar ook zijn kroniek van het joodse volk An den Wassern von Babylon. Na WO II vestigde hij zich in het Zwitserse Locarno, later in München.

 

 

Uit: Mit fremden Federn. Parodien

 

„Ein Sohn, etwas frühreif, schreibt an Frau Grosshennig”

Nach Erich Kästner

 

Liebe Mutter! Das war natürlich sehr freundlich,

daß du mir schriebst. Und ich bin dir durchaus nicht gram.

Im Augenblick war es ja allerdings etwas peinlich,

weil eben ein Mädchen bei mir lag, als der Briefbote kam.

 

Sie heißt Hilda und ist gesund, da mußt du dich nicht erregen.

Das tut dir nicht gut. Sie ist zärtlich, sie hat eine Tante und wohnt nebenan Nummer acht.

Diese Mitteilungen mache ich dir hauptsächlich des Reimes wegen,

und weil das mit dem Mädchen sich so reizend natürlich macht.

 

Du fragst, was ich treibe. Ich treibe soziales Gewissen.

Ich treibe auch Kinderseele. Wie, bitte? Danke, es geht.

Dagegen gibt es welche, die wollten meinen Roman lieber missen,

obwohl er so schön ist. Weil er nämlich fast nur aus zu Prosa gewalzten Kästnergedichten besteht.

 

So gebe ich eben plauderdings dem Kurfürstendamme,

was des Kurfürstendammes
ist, gut für Kunz oder Hinz.

Die halten das dann für Asphalt. Aber gleich darunter flackert mit scheu leuchtender Flamme

die Melancholie. Und ein wenig Moral. Und ein wenig Provinz.

 

Ist das neu? Lies den Heine, wenn du den Heine liest.

Uns Erwürger des Gefühls würgt ja doch nur das Gefühl.

Na, schon gut! Halb ein Bürgerschreck und halb ein erschrockener Bürger

dichte ich mich leicht frierend durch das Menschengewühlt.“

 

 

 

 

robert-neumann-2006-180
Robert Neumann (22 mei 1897 – 3 januari 1975)

 

 

 

 

 

De Duitse dichter en politicus Johannes Robert Becher werd geboren in München op 22 mei 1891. In 1910 probeerde hij met zijn vriendin zelfmoord te plegen; alleen Becher overleefde, zwaar gewond. Vanaf 1911 studeerde hij medicijnen en filosofie in München en Jena, maar hij brak zijn studie af om schrijver te worden. In 1913 verschenen zijn eerste expresionistische werken. Vanwege zijn zelfmoordpoging werd hij afgekeurd voor de dienstplicht tijdens WO I. Becher werd in 1917 lid van de USPD en stapte in 1918 over naar de Spartakusbund, waaruit in januari 1919 de KPD ontstond. Teleurgesteld over het mislukken van de revolutie verliet Becher de KPD in 1920 en zocht hij toenadering tot de godsdienst. In 1923 werd Becher weer lid van de KPD en werd hij ook actief.

In 1925 verscheen zijn anti-oorlogsroman Levisite oder Der einzig gerechte Krieg.  In maart 1933 na de Rijksdagbrand vluchtte Becher naar het Tsjechoslowaakse Brno. In 1935 vestigde hij zich in de Sovjet-Unie en werd hij hoofdredacteur van het emigrantentijdschrift Internationale Literatur – Deutsche Blätter en lid van het centraal comité van de KPD. Al snel kwam Becher in Moskou in de problemen bij de Stalinistische zuiveringen. In 1936 mocht hij de Sovjet-Unie al niet meer verlaten en in 1941 werd hij naar Tasjkent gedeporteerd, waar hij zich meerdere malen van het leven probeerde te beroven. In 1943 was Becher mede-oprichter van het Nationalkomitee Freies Deutschland. Door zijn contacten in deze tijd met Georg Lukács keerde Becher zich af van het expressionisme; zijn werken van na die tijd stonden in het teken van het socialistisch realisme. Na WO II keerde Becher terug naar Duitsland en vestigde zich in de Sovjet-bezettingszone. Hij was betrokken bij de oprichting van het Aufbau Verlag en het literatuurtijdschrift Sinn und Form. Vanaf 1946 was Becher lid van het centraal comité van de SED. Na de oprichting van de DDR op 7 oktober 1949 werd Becher lid van de Volkskammer. Op verzoek van het centraal comité schreef hij de tekst van het lied Auferstanden aus Ruinen, “Opgestaan uit ruïnes”, op een melodie van Hanns Eisler, dat tot het volkslied van de DDR werd verkozen. Van 1954 tot 1958 was Becher minister van cultuur van de DDR.

 

 

Exil

 

Ihr, die ihr in die Heimat wiederkehrt,

Verbannte, ihr, die ihr den jahrelangen

Endlosen Weg zu Ende seid gegangen

Und habt nur eins, der Rückkehr Tag, begehrt –

 

Und ihr, Verbannte auch, die ihr voll Bangen

Habt ausgeharrt und habt euch still gewehrt,

Von langem Warten müd und ausgezehrt,

Inmitten eures eigenen Volks gefangen –

 

Seid hier gewarnt und seht das Transparent:

»Laßt, die ihr eingeht, alle Hoffnung fahren!

Wenn der Verbannung Fluch ihr nicht erkennt,

 

Treibt ihr wie vormals ein verlorenes Spiel.

Bevor aus Deutschland wir vertrieben waren,

Wir lebten schon seit Jahren im Exil.«

 

 

 

 

Das Sonett

 

Wenn einer Dichtung droht Zusammenbruch

und sich die Bilder nicht mehr ordnen lassen,

wenn immer wieder fehlschlägt der Versuch,

sich selbst in eine feste Form zu fassen,

 

wenn vor dem Übermaße des Geschauten

der Blick sich ins Unendliche verliert,

und wenn in Schreien und in Sterbenslauten

die Welt sich wandelt und sich umgebiert –

 

wenn Form nur ist: damit sie sich zersprenge

und Ungestalt wird, wenn die Totenwacht

die Dichtung hält am eigenen Totenbett –

 

alsdann erscheint, in seiner schweren Strenge

und wie das Sinnbild einer Ordnungsmacht,

als Rettung vor dem Chaos – das Sonett.

 

 

 

 

 

 

Cremer_Jonahhes_R_Becher_1
Johannes R. Becher (22 mei 1891 – 11 oktober 1958)

Beeld, gemaakt door Fritz Cremer in Berlin-Pankow, Bürgerpark

 

 

 

 

 

De Franse schrijver Gérard de Nerval (pseudoniem van Gérard Labrunie) werd geboren in Parijs op 22 mei 1808. Zijn vader was legerarts bij Napoleon, zijn moeder stierf toen hij twee was. Daarna werd hij ondergebracht bij een oom en tante in La Valois, bij Ermenonville. Nerval was schrijver, toneelcriticus en reisjournalist. Reis naar het Oosten (1851) was een van zijn succesvolste werken. Daarnaast vertaalde hij Goethes Faust en poëzie van Heinrich Heine. Tijdens zijn leven heeft Nerval nooit iets gepubliceerd. Hij had nooit een vaste verblijfplaats, al heeft hij nog wel een tijdje in het huis van een oom en tante gewoond, toen hij dat erfde. Pas na zijn dood is zijn werk in boekvorm verschenen.

 

Uit: Aurélia

 

„Je n’ai pu percer sans frémir ces portes d’ivoire ou de corne qui nous séparent du monde invisible. Les premiers instants du sommeil sont l’image de la mort; un engourdissement nébuleux saisit notre pensée, et nous ne pouvons déterminer l’instant précis où le moi, sous une autre forme, continue l’oeuvre de l’existence. C’est un souterrain vague qui s’éclaire peu à peu, et où se dégagent de l’ombre et de la nuit les pâles figures gravement immobiles qui habitent le séjour des limbes. Puis le tableau se forme, une clarté nouvelle illumine et fait jouer ces apparitions bizarres; – le monde des Esprits s’ouvre pour nous.

Swedenborg appelait ces visions Memorabilia; il les devait à la rêverie plus souvent qu’au sommeil; l’Âne d’or d’Apulée, la Divine Comédie du Dante, sont les modèles poétiques de ces études de l’âme humaine. Je vais essayer, à leur exemple, de transcrire les impressions d’une longue maladie qui s’est passée tout entière dans les mystères de mon esprit; – et je ne sais pourquoi je me sers de ce terme maladie, car jamais, quant à ce qui est de moi-même, je ne me suis senti mieux portant. Parfois, je croyais ma force et mon activité doublées; il me semblait tout savoir, tout comprendre; l’imagination m’apportait des délices infinies. En recouvrant ce que les hommes appellent la raison, faudra-t-il regretter de les avoir perdues ?…“

 

 

 

 

nerval
Gérard de Nerval (22 mei 1806 – 26 januari 1855)

 

 

 

 

 

De Franse dichter en schrijver Catulle Mendès werd geboren op 22 mei 1841 in Bordeaux. Hij groeide op in Toulouse en ging in 1859 naar Parijs, waar hij al snel een beschermeling werd van Théophile Gautier. Zijn eerste bundel Philoméla verscheen in 1863. Hij sloot zich aan bij een kring van schrijvers rondom Charles Leconte de Lisle waartoe ook  François Coppée, Léon Dierx, José-Maria de Heredia en Théodore de Banville behoorden. Ook vond hij aansluiting bij de Parnassiens. Gedenkwaardig is de manier waarop hij stierf. Mendès zat dronken in de nachttrein naar Parijs en was in slaap gevallen. Toen de trein bij Saint-Germain-en-Laye, vlakbij Parijs, door een tunnel reed, werd Mendès wakker en dacht hij dat hij was gearriveerd. Hij opende het portier en stapte uit. De volgende morgen werd hij dood op de spoorbaan gevonden.

 

 

Ballade de l’âme de Paul Verlaine

     

Bien qu’il ait l’âme sans rancune,

Pierrot dit en serrant le poing :

” Mais, sacrebleu, je n’ai nul point

De ressemblance avec la lune !

 

” Ô faux sosie aérien !

Mon nez s’effile, elle est camuse ;

Elle a l’air triste ! Je m’amuse

De tout, un peu, beaucoup, de rien.

 

” On la dit pâle ! Allons donc ! jaune !

Moi seul suis blanc comme les miss.

Elle est chaste autant qu’Artémis,

Je le suis aussi, comme un faune.

 

” N’importe ! Dès qu’elle a penché

Son front : ” Bonsoir, Pierrot céleste ! ”

Dit l’un ; un autre dit : ” Ah ! peste !

” Pierrot, ce soir, a l’oeil poché. “…

 

 

 

 

 

catulle_mendes
Catulle Mendès (22 mei 1841 – 7 fenruari 1909)

 

Gabriele Wohmann, Urs Widmer, Robert Creeley, Alexander Pope, Emile Verhaeren, Tudor Arghezi, Suzanne Lilar, Jaap Robben

De Duitse schrijfster Gabriele Wohmann werd op 21 mei 1932 in Darmstadt geboren als Gabriele Guyot. Zie ook mijn blog van 21 mei 2007 en ook mijn blog van 21 mei 2008.

Uit: Sonntag bei den Kreisands

 

“Es ist Abend. Die Kreisands sitzen gemütlich in ihrem schönen gepflegten Wohnzimmer. Was für ein angenehmer Sonntag. Der Wein, den sie genießen, schmeckt nicht nur gut, er stammt auch aus einer exquisiten Lage und wird ihnen wohl bekommen.  Er wurde dem Keller des Schwiegervaters entnommen. Artur selbst besitzt nicht die Mittel, sich einen guten Weinkeller anzulegen. Man kann nicht alles haben […] Dafür, dass sie beide so treu und anhänglich fast jede zweite Woche zu den alten Leutchen hinübergehen – beinah immer mittwochs, seit sie herausgefunden haben, dass es eigentlich immer mittwochs nichts Rechtes im Fernsehen gibt – für diese anderthalb bis zwei Stunden, Opfer an die Verwandtschaft, entschädigen sie sich mit der kleinen Extravaganz, Wein zu entwenden. Während Elisabeth bei ihren Eltern zu sitzen pflegt bis zum Abschied und Aufbruch, verlässt Artur des Zimmer etwas früher; über sein langes Ausbleiben wundert sich keiner. Wer Artur kennt, kennt auch seine Verdauungsbeschwerden. Abschließend betätigt Arthur die Wasserspülung im WC, hat aber nicht dort, sondern im Weinkeller Erfolg gehabt.

(…) Schlaf ist wichtiger. Zärtlichkeiten und dergleichen sind nicht mehr bei ihnen zu erwarten. Elisabeth hat nie sehr viel davon gehalten und fühlt sich jetzt so ziemlich außer Gefahr. Artur gegenüber hat sie sich aber all die Jahre nichts anmerken lassen, stoisch brachte sie ihre immer selteneren Opfer. Gut: auch das hat man überwunden. Auch für Artur gut, meint Elisabeth, so lang er so früh aufstehen muss.”

 

 

Wohmann

Gabriele Wohmann (Darmstadt, 21 mei 1932)

 

 

De Zwitserse schrijver Urs Widmer werd geboren op 21 mei 1938 in Basel. Hij studeerde germanistiek, romanistiek en geschiedenis in Basel, Montpellier en Parijs. Na zijn promotie in 1966 werkte hij als lector bij de Walter Verlag in Olten en bij Suhrkamp in Frankfurt. Samen met andere lectoren richtte hij in 1969 de Verlag der Autoren op. In 1968 debuteerde hij zelf als schrijver met de roman Alois. Tegenwoordig woont en werkt hij als zelfstandig schrijver in Zürich.

 

Uit: Im Kongo

 

ALLES BEGANN AM 29. Juli 1994. Einem Freitag. Mein Vater hatte eben, um ein Haar, einen Postboten erschossen, und ich kniete auf dem Fußboden eines Zimmers im Altenheim von Fluntern – Fluntern ist ein anderer Stadtteil von Zürich, zehn Autominuten von Witikon entfernt – und sagte zu Herrn Berger, eigentlich nur, um unser zäh dahinplätscherndes Gespräch in Schwung zu halten: »Ich bin jetzt sechsundfünfzig, Herr Berger. Seit meinem einunddreißigsten Lebensjahr arbeite ich hier. Ich bin der beste Pfleger im
Haus. Mir kann niemand etwas vormachen, nicht mal Schwester Anne. Und schauen Sie, was ich tue!«

Ich war damit beschäftigt, mit einem Küchenmesser die Kaugummis zu entfernen, die Frau Schroth, die Bewohnerin des Zimmers, in zwanzig Jahren auf den Fußboden gespuckt und flachgetreten hatte. Frau Schroth war am Vorabend gestorben, neunundneunzig Jahre alt. Ich war ja eigentlich Pfleger im Heim, Oberpfleger!, nicht Hauswart, aber so konnte ich das Zimmer einem neuen Bewohner nicht übergeben. Die Putzfrauen, zwei jobbende Studentinnen aus den USA, hatten den Dreck von zwei Jahrzehnten in einer knappen Viertelstunde weggefegt, mit so viel Chemie, als wollten sie Vietnam ein zweites Mal entlauben, und Schwester Anne hatte das Zimmer abgenommen, ohne eine Sekunde zu zögern. Trotz den Flecken, die den grünen Linoleumboden wie eine Blumenwiese im Mai aussehen ließen.

Normalerweise wären die Kaugummis auch mir egal gewesen, aber in dieses Zimmer sollte an diesem Abend noch mein Vater einziehen, mein eigener Papa. Eben wegen dem Schuß auf den Postmann. Es war aus mit dem Haus am Wald. Seinen Lebensrest mußte er, ob er wollte oder nicht, mit mir verbringen, mit einem Altenpfleger, der sein Sohn war. Er war inzwischen einundachtzig. Bis vor wenigen Wochen war alles gutgegangen – er allein in dem einsamen Haus, in dem einmal in der Woche eine Mitarbeiterin der Pro Senectute nach dem Rechten sah –, aber dann hatte er damit begonnen, Treppen hinunterzustürzen und in falsche Straßenbahnen einzusteigen.”

 

widmer

Urs Widmer (Basel, 21 mei 1938)

 

De Amerikaanse dichter Robert Creeley werd geboren op 21 mei 1926 in Arlington, Massachusetts. Hij was bevriend met schrijvers als Charles Olson, Robert Duncan, Allen Ginsberg en John Wieners en wordt wel tot de Black Mountain poets gerekend. Vanaf 1943 studeerde hij aan Harvard, maar onderbrak de studie om in het leger te dienen. Hij doceerde aan verschillende Hogescholen en werd tenslotte hoogleraar Engelse literatuur aan de State University of New York in Buffalo.

 

 

The Carnival

  

Whereas the man who hits

the gong dis-

proves it, in all its

simplicity —

 

Even so the attempt

makes for triumph, in

another man.

 

Likewise in love I

am not foolish or in-

competent. My method is not a

 

tenderness, but hope

defined. 

 

 

 

The Rain

  

All night the sound had

come back again,

and again falls

this quite, persistent rain.

 

What am I to myself

that must be remembered,

insisted upon

so often? Is it

 

that never the ease,

even the hardness,

of rain falling

will have for me

 

something other than this,

something not so insistent–

am I to be locked in this

final uneasiness.

 

Love, if you love me,

lie next to me.

Be for me, like rain,

the getting out

 

of the tiredness, the fatuousness, the semi-

lust of intentional indifference.

Be wet

with a decent happiness.

 

 

creeley

Robert Creeley (21 mei 1926 – 30 maart 2005)

 

De Engelse dichter Alexander Pope werd geboren in Londen op 21 mei 1688. Zie ook mijn blog van 21 mei 2008. en ook mijn blog van 21 mei 2007 en ook mijn blog van 22 mei 2006

 

Sound and Sense

  

True ease in writing comes from art, not chance,

As those move easiest who have learned to dance.

‘Tis not enough no harshness gives offense,

The sound must seem an echo to the sense:

Soft is the strain when Zephyr gently blows,

And the smooth stream in smoother numbers flows;

But when loud surges lash the sounding shore,

The hoarse, rough verse should like the torrent roar;

When Ajax strives some rock’s vast weight to throw,

The line too labors, and the words move slow;

Not so, when swift Camilla scours the plain,

Flies o’er the unbending corn, and skims along the main.

Hear how Timotheus’ varied lays surprise,

And bid alternate passions fall and rise!

 

 

Couplets on Wit

  

II

 

Wit is like faith by such warm Fools profest

Who to be saved by one, must damn the rest.

 

 

III

 

Some who grow dull religious strait commence

And gain in morals what they lose in sence.

 

 

Pope

Alexander Pope (21 mei 1688 – 30 mei 1744)

William Powell Frith, Pope makes love to Lady Mary Montagu, 1852.

 

 

 

De Vlaamse dichter Emile Verhaeren  werd geboren in Sint Amands op 21 mei 1855. Zie ook mijn blog van 21 mei 2008. en ook mijn blog van 21 mei 2007 en ook mijn blog van 21 mei 2006.

 

 

Quoique nous le voyions fleurir devant nos yeux

 

Hoe wij hem ook zien bloeien voor onze ogen

Deze klare tuin die ons stil wil gedogen,

Het plant zich weelderig in ons voort

’s Werelds onschuldigste en zoetste oord.

 

Want wij genieten van alle bloemen,

Van alle kruiden en alle palmen

Die wij lachend en wenend benoemen

In geluk dat onvermengd blijft talmen.

 

Want wij beleven de vreugderoes

Van felle feest- en lentekreten,

Die wij ongeremd in de smeltkroes

van verrukkelijke woorden smeten.

 

O, diep bevredigd zijn wij en vol lof

Voor ’s werelds vrolijkste en zoetste hof.

 

 

 

Mon village

 

Une place minime et quelques rues,

Avec un Christ au carrefour ;

Et l’Escaut gris et puis la tour

Qui se mire, parmi les eaux bourrues ;

Et le quartier du Dam, misérable et lépreux,

Jeté comme au hasard vers les prairies ;

Et près du cimetière aux buis nombreux,

La chapelle vouée à la Vierge Marie,

Par un marin qui s’en revint

On ne sait quand

Des Bermudes ou de Ceylan ;

Tel est – je m’en souviens après combien d’années –

Le village de Saint-Amand

Où je suis né.

C’est là que je vécus mon enfance angoissée,

Parmi les gens de peine et de métier,

Corroyeurs, forgerons, calfats et charpentiers,

Avec le fleuve immense au bout de ma pensée…

 

 

Verhaeren_rysselberghe

Emile Verhaeren (21 mei 1855 – 27 november 1916)

Portret door Theo Van Rysselberghe, 1892

 

 

 

De Roemeense dichter en schrijver Tudor Arghezi werd geboren op 21 mei 1880 in Boekarest. Hij bezocht een kloosterschool en publiceerde in 1896 zijn eerste gedicht in het tijdschrift Liga Ortodoxa. Van 1900 tot 1904 leefde hij als monnik in het klooster Cemica. In 1905 ging hij naar het buitenland. In Frankrijk bekeerde hij zich tot het katholicisme. In 1912 keerde hij naar Roemenië terug waar hij in verschillende tijdschriften gedichten en artikelen publiceerde. Tijdens WO I zette hij zich in voor de neutraliteit van zijn land. In 1927 verscheen zijn eerste dichtbundel Cuvinte potrivite. Tijdens WO II behoorde hij tot de oppositie van de regering en werd gevangengezet. Na de intocht van de Sovjet Unie in 1944 werd hij vrijgelaten en gerehabiliteerd en zelfs tot nationale dichter gestileerd.

 

 

Ungewißheit

 

Sieh an meinem Fenster hängen,

blaues Himmelsgras in Mengen.

Sterne an tausend Fäden bahnen

sich den Weg, ohne’s zu ahnen.

 

Wie ein Schwamm saugt meine Seele

leise Tränen, ohne Fehle,

zitternd, glänzend, Reih’ um Reih’,

aus den Sternen sich nun frei.

Mit der Vielfalt meiner Trauer…

mischten sich der Nächte Schauer

und des Herrgotts Augenbrau´

fällt ins Tintenfaß mir, schau!

 

Öff’n ein Buch ich, stöhnt’s alleine,

such’ die Zeit ich, Zeit ist keine!

Singen? Nein, doch sieh: ich bin!

Bin ich wohl? Was sagt mein Sinn?

 

Mein Gedanke – wem gehört der?

Und in welchem Märchen führt er –

mich auf der Erinn’rung Wege,

wo in allem ich einst rege…

 

Ja, so schreib’ ich, selbstvergessen,

von dem Ruf des Moor’s besessen,

aus dem Reich der Poesie…

Und “Arghezi” zeichn’ ich sie.

 

 

Vertaald door Anny Leonhardt

 

 

Tudor_Arghezi

Tudor Arghezi (21 mei 1880 – 14 juli 1967)

 

De Vlaamse schrijfster Suzanne Lilar werd geboren als Suzanne Verbist in Gent op 21 mei 1901. Lilar schreef essays, romans en toneelstukken in het Frans. Haar echtgenoot was Albert Lilar, de Belgische Minister van Justitie en Minister van Staat. Ze was de moeder van de schrijfster Françoise Mallet-Joris en de kunsthistorica Marie Fredericq-Lilar. In 1956 werd Lilar verkozen tot lid van de Académie royale de langue et de littérature françaises de Belgique. Voor haar litterair oeuvre was Lilar in 1976 met de erfelijke titel van barones vereerd.

 

Uit: Le Burlador

 

« Isabelle. – Suis-moi et ne fais pas de bruit. Le roi dort dans un cabinet au fond de ce couloir. Arrête. Encore un instant. Je ne puis me résoudre à te laisser partir. Est-ce absurde? Il me semble que tu ne reviendras jamais. Jure-moi que tu reviendras.

Don Juan. – Je te le jure.

Isabelle. – Octavio, c’est de cette nuit seulement que je t’aime. Sais-tu quand cela a commencé? Quand tu t’es glissé dans ma chambre, je ne t’aimais pas encore. C’est lorsque tu as posé la main sur mes cheveux. Je la sentais peser doucement sur ma tête. Je me suis trouvée comme un oiseau pris au piège qui se débattrait inutilement.

Don Juan. – Pourquoi cette pensée? C’est donc que tu désirais m’échapper si tu songeais à te débattre. Isabelle. Je veux que tu m’assures que cette nuit je n’ai rien fait contre ta volonté. Répète-moi que je te tiens de ton amour seul et que je t’ai conquise vraiment, et non possédée par surprise.

Isabelle. – Voilà bien les hommes! En un pareil moment, tu ne songes qu’à couver ton orgueil. Octavio, si vieille que je devienne, jamais je n’oublierai le poids de ton silence lorsque tu m’as approchée. Je sentais se ramasser sur moi toute ta douce cruauté. Pour la première fois, j’ai goûté le désir de me laisser emporter, dévorer, d’être une proie.

Don Juan. – Orgueilleuse! Jusque dans l’humilité. Mais ton désir, Isabelle?

Isabelle. – Mon désir attendait chacune de tes caresses. Que me fais-tu dire? Je rougirais de honte si les limites de la honte ne me semblaient reculées. C’est cette nuit seulement que je suis née. Tout est neuf, tout est fort, comme au premier matin du monde. Tu sens bon, mon amour! Sais-tu que tes cheveux sentent l’encens? Et ta bouche, la framboise. Comment se fait-il que je ne m’en sois jamais aperçue? C’est très important. »

 

Suzanne_Lilar

Suzanne Lilar (21 mei 1901 – 12 december 1992)

 

Onafhankelijk van geboortedata:

 

De Nederlandse dichter en theatermaker Jaap Robben werd geboren in Oosterhout in 1984. Hij studeerde Milieu- en Maatschappij wetenschappen en ging vervolgens naar de KoningstheaterAkademie in Den Bosch. Per september 2008 is Jaap voor twee jaar benoemd tot Stadsdichter van Nijmegen. Robben schrijft sinds 2000 gedichten en korte verhalen voor zowel kinderen als volwassenen en publiceerde drie bundels; ‘Twee vliegen’ – 2004, ‘De nacht krekelt’ – 2007 en ‘Zullen we een bos beginnen?’ – 2008 (Nominatie Gouden Uil voor jeugdliteratuur 2009. Hij won in 2000 de Kunstbende NB in de categorie Theater, in 2001 de Trouw Columnistenprijs en in 2002 de NRC Examenverhalenprijs.  Zo nu en dan presenteert Robben festivals en literaire programma’s zoals de Kunstbende, Hadjegedicht! en Write Now. Naast schrijver en dichter is Jaap theatermaker. Hij speelde in de voorstelling ‘De bammen zijn op’ van Productiehuis Het LAB, maakte de kindervoorstelling ‘Het verloren sporen museum’ en speelde mee in de cabaretvoorstelling VET van stichting Theaterplan.

 

 

Archeologische vondst

 

Als ik ooit opgegraven word

op een vergeten begraafplaats,

waar nieuwbouw verrijst

en ijzer van een spade

op mijn kale holle schedel stuit.

 

Word ik dan uitgegraven?

Zand en stof met een kwastje

van mijn ribben geveegd?

Zorg ik voor bouwvertraging

en weet men wie ik was?

 

Zal mijn naakte skelet

aan nieuwsgierig publiek

in een museum worden getoond?

Laat de archeoloog zijn dochter schrikken

door mijn schedel te verstoppen in haar bed

 

Zullen museumbezoekers

met de adem uit hun neus

condens maken op mijn vitrine?

Zou men dan een ansichtkaart

van mijn botten willen hebben?

 

Als ik ooit opgegraven word,

hoop ik in een museum te komen

en een vader zijn kind voorleest

van het bordje bij mijn skelet:

 

Vrouw, 12e eeuw voor Christus.

 

 

robben

Jaap Robben (Oosterhout, 1984)

Gerrit Achterberg, Annie M.G. Schmidt, William Michaelian, Wolfgang Borchert, Ingvar Ambjørnsen, A.C. Cirino, Hector Malot, Hanna Krall, Sigrid Undset, Honoré de Balzac


De Nederlandse dichter Gerrit Achterberg werd geboren in Nederlangbroek op 20 mei 1905. Zie ook mijn blog van 20 mei 2008 en ook mijn blog van 20 mei 2007 en ook mijn blog van 20 mei 2006.

 

 

De dichter is een koe

 

Gras… en voorbij het grazen

lig ik bij mijn vier poten

mijn ogen te verbazen,

omdat ik nu weer evengrote

monden vol eet zonder te lopen,

terwijl ik straks nog liep te eten,

ik ben het zeker weer vergeten

wat voor een dier ik ben – de sloten

kaatsen mijn beeld wanneer ik drink,

dan kijk ik naar mijn kop, en denk:

hoe komt die koe ondersteboven?

Het hek waartegen ik mij schuur

wordt oud en glad en vettig op den duur.

Voor kikkers en voor kinderen ben ik schuw

en zij voor mij: mijn tong is hen te ruw,

alleen de boer melkt mij zo zalig,

dat ik niet eenmaal denk: wat is hij toch inhalig.

’s Nachts, in de mist, droom ik gans onbewust

dat ik een kalfje ben, dat bij de moeder rust.

 

 

 

 

Punt

 

Het raam is dood aan deze kant.

Het heeft geen andere kant.

De wereld werd een wand,

waartegen ik beweeg,

een vlieg, een dunne veeg.

 

De muren komen op mij toe;

de zolder en de vloer:

plat parallellepipedum,

vertrapt lucifersdoosje en

de put van Edgar Allan Poe.

 

Gij nam dimensie met u mee

uit mijn bestaan. Ik ben alleen

het onveranderlijke punt,

waarop gij u verlaten kunt.

 

 

 

 

 

Schaatsenrijder

 

Over zijn strenge cirkels heengebogen

eigent hij zich de middelpunten toe.

Hun trots bezit staat in zijn harde ogen.

Hij wordt de mathematica niet moe,

 

waarmee elk nieuw uitvieren zich voltrekt

om elke nieuwe inkeer op te vangen.

Zie hem in rustige beslissing hangen

boven het tijdeloze, dat hij wekt

 

en kantelend in tegenkringen leidt

voor het een snelle, ronde dood zou vinden.

Hij heeft zich van de wereld al bevrijd;

enkel de smalle ijzers die hem binden

 

aan ’t evenbeeld. Een laatste trouw misschien?

Wat kan hij in de spiegel nog verwachten?

Of houdt een vrouweschim, die wij niet zien,

hem vast binnen dit eenzaam veld van krachten?

 

IJskoude liefde, die niet sterven wil,

omdat de dode lelies onder water

haar eenmaal droegen in hun gouden harten,

waarmee de vijver vol lag, zwaar en stil.

 

 

 

 

 

Achterberg
Gerrit Achterberg
(20 mei 1905 – 17 januari 1962)

 

 

 

 

 

De Nederlandse schrijfster en dichteres Anna M G Schmidt werd geboren in Kapelle op 20 mei 1911. Zie ook mijn blog van 20 mei 2008 en ook mijn blog van 20 mei 2007 en ook mijn blog van 20 mei 2006.

 

Leeszaal

 

Ik ben een God in ’t diepst van mijn gedachten,

maar in de bibliotheek een volontair

die hunk’rend op een baantje zit te wachten

en boeken uitleent met een zeker air.

 

Ik lever geestlijk voedsel aan mevrouwen

die binnenkomen en alleen maar van

de allernieuwste liefdesboeken houwen,

“maar niet zo’n engerd als die Wasserman”.

 

Ik loop met stapels boeken rond te sjouwen

en plak een etiquet op Gorters Mei.

Och, als nu juffrouw Jansen eens ging trouwen,

dan kwam er eindlijk eens een plaatsje vrij.

 

Ik ben het niet alleen, die staat te wachten

en achter me staat nog een hele rij.

Ik ben een God in ’t diepst van mijn gedachten,

maar niet zo heel veel in de maatschappij …

 

 

 

 

Tussen de regels door

 

Ja, laten we elkander goed begrijpen:

Het is voorbij. Dit moet het afscheid zijn.

(Nu zal ik heel hard in mijn vingers knijpen,

dan doet het me van binnen niet zo’n pijn.)

 

Zie je, ik blijf er koel en nuchter onder.

Het is het beste, voor ons alle twee.

(Nu zit ik dus te wachten op het wonder

nu zul je opstaan, glimlachen… maar nee…)

 

Ik weet het immers wel, vandaag of morgen

wordt het die kleine blonde. Zie ‘k het goed?

(Ik zou haar langzaam, langzaam willen worgen

liefst met de voile van haar eigen hoed.)

 

Wees maar niet bang, ik zal geen scenes maken.

Ik ben een cynische moderne vrouw.

(Maar heeft modern ooit iets met vrouw te maken

en dat cynisme van me… nou…)

 

Nou dag. Bekommer je niet te veel om me.

We zullen elk een andere kant uit gaan.

(Niet waar! Het kan niet waar zijn godverdomme,

ik hou van je, maar dat gaat je niet aan.)

 

 

 

 

schmidt
Annie M.G. Schmidt
(20 mei 1911 – 21 mei 1995)

 

 

 

 

 

De Amerikaanse dichter en schrijver William Michaelian werd geboren op 20 mei 1956 in Dinuba, California. Sinds 1987 woont hij in Salem, Oregon. Zijn verhalen, gedichten en tekeningen verschenen in allerlei bladen in de VS en in Armenië. Zijn werk is wel vergeleken met dat van Walt Whitman, James Thurber enSamuel Beckett. Zijn website (I’m Telling You All I Know, zie link) is een uitputtend archief van zijn werk en van biografische gegevens.

 

 

Armenian Music

If you could hear
someone’s heart breaking,
it would sound like this.

Or a mythic waterfall,
splashing upon stones
near a hermit’s cave.

Or a widow’s sigh,
when war is done,
and she is all alone.

 

 

 

He Knows

Stop. Let’s not be foolish.
The dog’s on the porch
listening to our every word.
See? He’s looking in.
It isn’t fair to make him witness
our lazy crime of selfishness,
especially on such a fine
warm fall day.
Look at him. He knows.
We should be out chasing rabbits,
not standing here in the kitchen
barking at each other
without a bone between us.

 

 

 

 

 

MichaelianWilliam
William Michaelian (Dinuba,  20 mei 1956)

 

 

 

 

 

De Duitse dichter en schrijver Wolfgang Borchert werd geboren op 20 mei 1921 in Hamburg. Zie voor ook mijn blog van 20 mei 2007

 

In Hamburg

 

In Hamburg ist die Nacht

nicht wie in andern Städten

die sanfte blaue Frau,

in Hamburg ist sie grau

und hält bei denen, die nicht beten,

im Regen Wacht.

 

In Hamburg wohnt die Nacht

in allen Hafenschänken

und trägt die Röcke leicht,

sie kuppelt, spukt und schleicht,

wenn es auf schmalen Bänken

sich liebt und lacht.

 

In Hamburg kann die Nacht

nicht süße Melodien summen

mit Nachtigallen tönen,

sie weiß, daß uns das Lied der Schiffssirenen,

die aus dem Hafen stadtwärtsbrummen,

genau so selig macht.

 

 

 

 

Laternen traum

 

Wenn ich tot bin,

möchte ich immerhin

so eine Laterne sein,

und die müßte vor deiner Türe sein

und den fahlen

Abend überstrahlen.

 

Oder am Hafen,

wo die großen Dampfer schlafen

und wo die Mädchen lachen,

würde ich wachen

an einem schmalen schmutzigen Fleet

und dem zublinzeln, der einsam geht.

 

In einer engen

Gasse möcht ich hängen

als rote Blechlaterne

vor einer Taverne –

und in Gedanken

und im Nachtwind schwanken

zu ihren Gesängen.

 

Oder so eine sein, die ein Kind

mit großen Augen ansteckt,

wenn es erschreckt entdeckt,

daß es allein ist und weil der Wind

so johlt an den Fensterluken –

und die Träume draußen spuken.

 

Ja, ich möchte immerhin,

wenn ich tot bin,

so eine Laterne sein,

die nachts ganz allein,

wenn alles schläft auf der Welt,

sich mit dem Mond unterhält –

natürlich per Du.

 

 

 



 

borchert_in_lueneburg_gross
Wolfgang Borchert (20 mei 1921 – 20 november 1947)

 

 

 

 

 

De Noorse schrijver, muzikant en theatermaker Ingvar Ambjørnsen werd geboren in Tønsberg op 20 mei 1956. Hij is in Noorwegen het bekendst door zijn Elling-trilogie. De verfilming van een van de delen hiervan kreeg in 2001 een Oscarnominatie voor de beste buitenlandse film. Daarnaast schreef hij veel boeken over Pelle og Proffen, twee jonge detectives die met allerlei misdaadzaken te maken krijgen. Ambjørnsen heeft veel literaire prijzen gewonnen. Sinds 1985 woont hij met zijn vrouw in Hamburg. Hij begon in de vroege jaren tachtig met het publiceren van min of meer autobiografische romans waarin hij zijn ervaringen aan de zelfkant van de maatschappij verwerkte.

 

 

Uit: Die Puppe an der Decke (Vertaald door Gabriele Haefs)

 

„Stina hatte wieder versucht, sich in der Dusche aufzuhängen. Sie wollte nicht darüber sprechen. Sie hatte noch an diesem Morgen versucht, sich in der Dusche zu erhängen, aber jetzt schlurfte sie hier durch den Kies, und das von Medikamenten gesättigte Blut pochte in ihren Adern. Seit dem letzten Besuch hatte sie ihre üppige Mähne abgeschnitten. Sie lebte zwar, aber das war ihr scheißegal, jetzt, mit soviel Nozinan im Leib. Rebekka hatte gelernt, mit diesem Schweigen umzugehen. Es gehörte zu ihren monatlichen Treffen, Treffen, die vielleicht durch und durch sinnlos waren. Und vielleicht auch nicht. Sie dachte, dass niemand wissen könne, welche Wirkung der Stein unten auf dem Grund auslöste, wenn er erst den dunklen Wasserspiegel durchschlagen hätte. Deshalb kam sie, Monat für Monat. Es kostete sie viel, aber sie kam. Seit fast drei Jahren sah sie nun zu, wie ihre Schwester mit dem Drachen Verstecken spielte. Stina fragte nicht nach Harald und den Kindern. Sie fragte nach niemandem. Sie wanderte im Flur auf und ab oder pflügte, so wie jetzt, durch den Kies im Park. In regelmäßigen Abständen versuchte sie sich das Leben zu nehmen. November. Die Bäume stellten sich für den Winter tot. Schwarze Risse im Grauen.“

 

 

 

 

ambjoernsen
Ingvar Ambjørnsen  (Tønsberg, 20 mei 1956)

 

 

 

 

De Surinaamse schrijver A.C. Cirino werd geboren in Goede Hoop, een dorp aan de Coppenamerivier in het district Saramacca, op 20 mei 1929. Zie voor ook mijn blog van 20 mei 2007

 

Uit: De inheemse man en een priester

 

„Het gebeurde op een kwade dag dat een blanke priester per korjaal bij een inheems dorp aankwam. Om wat te doen? Hij zou de inheemsen komen bekeren en het evangelie aan de ‘arme stakkerds’ brengen. Op den duur zouden de inheemse mannen gedoopt worden en voortaan bijvoorbeeld Johannes in plaats van Tukajana heten. Volgens de pater werd de man een nieuwe mens wanneer hij gedoopt zou worden. Dat begreep het slachtoffer ook donders goed. De pater onderwees de inheemsen over vele kerkelijke wetten en gebruiken. Bijvoorbeeld dat er op goede vrijdag geen vlees gegeten mag worden. Dat werd door de inheemsen goed begrepen en ook heel goed onthouden!

Op zekere dag, het was het zoveelste bezoek van de priester aan het dorp, betrapte hij Johannes op heterdaad toen hij en zijn gezin bosvarkensvlees aan het eten waren. Was dat een bijzonderheid? Och mens, nee toch! Maar pas op dat moment zou de priester ontdekken dat hij de inheemsen uiterlijk kon veranderen, maar niet hun binnenste. Op de vraag van de priester aan Johannes of hij niet wist dat het die dag goede vrijdag was en dat hij dus geen vlees mocht eten, antwoordde Johannes hem dat hij vroeger Tukajana heette: ‘Door het doopsel van de pater heet ik nu Johannes, zo ook heeft hij het vlees gedoopt en dat heet nu: de vis anjumara!’

 

 

 

 

Coppenamerivier
A.C. Cirino (20 mei 1929 –  6 mei 2003) 

Uitzicht op de Coppenamerivier, Suriname (Geen portret beschikbaar)

 

 

 

 

 

De Franse schrijver Hector-Henri Malot werd geboren in La Bouille bij Rouen op 20 mei 1830. Hij studeerde rechten in Rouen en Parijs, maar koos toch voor de literatuur. Hij werkte als literatuurcriticus voor L’Opinion Nationale en als theatercriticus voor Lloyd Français.De jonge Malot studeerde aan het Lycée Corneille in Rouen, tien jaar nadat Gustave Flaubert daar studeerde. Malot was bevriend met Jules Levallois, die later ambtenaar in Sainte-Beuve en literatuurcriticus zou worden. Op school blonk hij uit met hoge cijfers. In 1853 ging hij naar Parijs, waar hij vergeefs probeerde zijn eerste stuk te verkopen. Om in zijn onderhoud te voorzien schreef hij voor dagbladen en tijdschriften. Uiteindelijk is hij teruggegaan naar zijn ouderlijk huis waar hij zijn eerste trilogie Les Victimes d’amour heeft geschreven. Het eerste deel is in 1859 verschenen.Zijn eerste boek was Les Amants, uitgegeven in 1859. In totaal heeft hij meer dan 70 boeken geschreven, waaronder een aantal kinderboeken. Alleen op de wereld (1878) is in deze categorie waarschijnlijk het bekendste. Het boek vertelt het verhaal van weeskind Rémi dat op achtjarige leeftijd wordt verkocht aan de oude straatmuzikant Vitalis.In 1895 kondigde Malot aan te stoppen met het schrijven van fictie, maar in 1896 schreef hij L’Amour Dominateur en Le Roman de mes Romans, een boek over zijn literaire leven. Zie ook mijn blog van 20 mei 2006

 

Uit: Sans famille

 

Je suis un enfant trouvé.
Mais jusqu’à huit ans j’ai cru que, comme les autres enfants, j’avais une mère car, lorsque je pleurais, une femme me serrait si doucement dans ses bras, en me berçant, que mes larmes s’arrêtaient de couler.
Jamais je ne me couchais dans mon lit sans qu’une femme vînt m’embrasser, et, quand le vent de décembre collait la neige contre les vitres blanchies, elle me prenait les pieds entre ses deux mains et elle restait à me les réchauffer en me chantant une chanson, dont je retrouve encore dans ma mémoire l’air et quelques paroles.
Quand je gardais notre vache le long des chemins herbus ou dans les brandes, et que j’étais surpris par une pluie d’orage, elle accourait au-devant de moi et me forçait à m’abriter sous son jupon de laine relevé qu’elle me ramenait sur la tête et sur les épaules.
Enfin quand j’avais une querelle avec un de mes camarades, elle me faisait conter mes chagrins, et presque toujours elle trouvait de bonnes paroles pour me consoler ou me donner raison.
Par tout cela, et par bien d’autres choses encore, par la façon dont elle me parlait, par la façon dont elle me regardait, par ses caresses, par la douceur qu’elle mettait dans ses gronderies, je croyais qu’elle était ma mère.
Voici comment j’appris qu’elle n’était que ma nourrice.
Mon village, ou pour parler plus justement, le village où j’ai été élevé, car je n’ai pas eu de village à moi, pas de lieu de naissance, pas plus que je n’ai eu de père et de mère, le village enfin où j’ai passé mon enfance se nomme Chavanon; c’est l’un des plus pauvres du centre de la France.
Cette pauvreté, il la doit non à l’apathie ou à la paresse de ses habitants, mais à sa situation même dans une contrée peu fertile.“

 

 

 

 

Malot
Hector Malot
(20 mei 1830- 17 juli 1907)

 

 

 

 

 

De Poolse schrijfster en journaliste Hanna Krall werd geboren op 20 mei 1937 in Warschau. Daar begon zij haar loopbaan in 1955 in de redactie van de krant Życie Warszawy. Vanaf 1966 werkte zij voor het politieke magazine Polityka en was zij tot 1969 buitenlandcorrespondente in de Sovjet Unie. Naast haar reportages publiceerde zij ook prozawerken die in diverse talen vertaald we
rden. In 1999 ontving zij de Leipziger Buchpreis zur Europäischen Verständigung, in 2008 de Ricarda-Huch-Preis.

 

Uit: The Woman from Hamburg and Other True Stories (Vertaald door Madeline Levine)

 

„One winter evening, in 1943, he brought home a stranger, a woman.

“This woman is a Jew. We have to help her.”

His wife asked if anyone had seen themin the stairwell, and quickly made some sandwiches.

The Jewess was petite, with curly black hair, and although her eyes were blue, she looked very Semitic. They put her in a room with a wardrobe. (Wardrobes and Jews -this is, perhaps, one of the most important symbols of our century. To live in a wardrobe-a human being in a wardrobe. In the middle of the twentieth century. In the heart of Europe.)

The Jewess would go into the wardrobe whenever the doorbell rang, and since her hosts continued to be very sociable, she spent long hours inside it. Fortunately, she was a sensible woman. She never coughed; not even the slightest rustling issued from the wardrobe.

The Jewess was never the first to speak, and she responded to questions with the fewest possible words.

“Yes, I did.”

“Attorney.”

“In Belzec.”

“We didn’t have time to; we got married right before the war.”

“They were taken away. I don’t know, in Janowska or else in Belzec.”

She did not expect sympathy. On the contrary, she rebuffed it.

“I am alive,” she would say. “And I intend to remain alive.”

She would watch intently as the wife (whose name was Barbara) ironed or stood beside the stove. Occasionally, she tried to help her, but did so with irritating clumsiness.“

 

 

 

 

krall
Hanna Krall (Warschau, 20 mei 1937)

 

 

 

 

De Noorse schrijfster Sigrid Undset werd geboren in Kalundborg, Denemarken, op 20 mei 1882. Haar familie verhuisde naar Noorwegen toen zij twee jaar oud was. In 1924 bekeerde ze zich tot het katholicisme. Ze vluchtte in 1940 naar de Verenigde Staten wegens haar verzet tegen nazi-Duitsland en de Duitse bezetting, maar na de Tweede Wereldoorlog in 1945 keerde ze terug. Haar bekendste werk is Kristin Lavransdatter, een modernistische trilogie over het leven in Scandinavië in de middeleeuwen. Het boek speelt zich af in middeleeuws Noorwegen en werd van 1920 tot 1922 in drie delen gepubliceerd. Kristin Lavransdatter beeldt het leven van een vrouw van geboorte tot dood uit.

In 1928 kreeg Sigrid Undset de Nobelprijs voor de Literatuur.

 

Uit: Kristin Lavrensdatter

 

“No one and nothing can harm us child, except what we fear and love.”

“But what if a person doesn’t fear and love God?” asked Kristin in horror, to which Brother Edvin responded.

“There is no one, Kristin, who does not love and fear God. But it’s because our hearts are divided between love for God and fear of the Devil, and love for this world and this flesh, that we are miserable in love and death. For if a man knew no yearning for God and God’s being, then he would thrive in Hell, and we alone would not understand that he had found his heart’s desire. Then the fire would not burn him if he did not long for coolness, and he would not feel the pain of the serpent’s bite if he did not long for peace.”

 

Uit: The Master of Hestviken

 

“And since God had suffered, because of the suffering her own fault would bring her; she too would desire to be punished and made to suffer every time she thought of it. She saw that this was a different suffering from any she had suffered hitherto: that had been like falling from rock to rock down a precipice, to end in a bottomless morass — this was like climbing upward, with a helping hand to hold, slowly and painfully: but even in the pain there was happiness, for it lead to something. She understood now what the priests meant when they said
there was healing in penance.”

 

 

 

 

Sigrid Undset
Sigrid Undset (20 mei 1882 – 10 juni 1949)

 

 

 

 

De Franse schrijver Honoré de Balzac werd geboren in Tours op 20 mei 1799. Zie ook mijn blog van 20 mei 2007 en ook mijn blog van 20 mei 2008.

 

Uit: Ferragus

 

“Paris est le plus délicieux des monstres : là, jolie femme; plus loin, vieux et pauvre; ici, tout neuf comme la monnaie d’un nouveau règne; dans ce coin, élégant comme une femme à la mode. Monstre complet d’ailleurs! Ses greniers, espèce de tête pleine de science et de génie; ses premiers étages, estomacs heureux; ses boutiques, véritables pieds; de là partent tous les trotteurs, tous les affairés. Eh! quelle vie toujours active a le monstre? A peine le dernier frétillement des dernières voitures de bal cesse-t-il au coeur que déjà ses bras se remuent aux Barrières’, et il se secoue lentement. Toutes les portes bâillent, tournent sur leurs gonds, comme les membranes d’un grand homard, invisiblement manoeuvrées par trente mille hommes ou femmes, dont chacune ou chacun vit dans six pieds carrés, y possède une cuisine, un atelier, un lit, des enfants, un jardin, n’y voit pas clair, et doit tout voir. Insensiblement les articulations craquent, le mouvement se communique, la rue parle. A midi, tout est vivant, les cheminées fument, le monstre mange; puis il rugit, puis ses mille pattes s’agitent. Beau spectacle ! Mais, ô Paris! qui n’a pas admiré tes sombres paysages, tes échappées de lumière, tes culs-de-sac profonds et silencieux; qui n’a pas entendu tes murmures, entre minuit et deux heures du matin, ne connaît encore rien de ta vraie poésie, ni de tes bizarres et larges contrastes. »

 

 

 

 

Hebert_Balzac
Honoré de Balzac
(20 mei 1799 – 18 augustus 1850)
Beeld van
Pierre-Eugène-Emile Hébert

 

Karel van het Reve, Jodi Picoult, Ruskin Bond, Gijs IJlander, Kirsten Boie, Lorraine Hansberry, Fritz Rudolf Fries, Rahel Varnhagen


De Nederlandse letterkundige, vertaler, essayist, schrijver en columnist Karel van het Reve werd geboren in Amsterdam op 19 mei 1921. Zie ook mijn blog van 19 mei 2007 en ook mijn blog van 19 mei 2008.

 

Uit: Literatuurwetenschap: het raadsel der onleesbaarheid

 

“Die pretentie, dat gewichtig doen, dat streven naar erkenning gaat samen, zoals dat gewoonlijk gaat, met juist een grote schamelheid als het op resultaten, op interessante beweringen aankomt. Ik neem als voorbeeld een heel eenvoudige eis die men aan een wetenschap stelt, namelijk dat de beschrijving van een zaak alleen maar die zaak beschrijft en niet nog enige andere. Een beschrijving van het Nederlands moet niet ook toepasbaar zijn op het Duits of het Chinees. Welnu, een van de hamvragen van de literatuurwetenschap zou eigenlijk moeten zijn: hoe kun je van een goed boek een beschrijving maken – uiteraard zonder dat het woord ‘goed’ erin voorkomt – zonder dat die beschrijving ook zou kunnen slaan op een waardeloos boek? En omgekeerd: hoe kun je een slecht boek zo beschrijven – alweer zonder het woord ‘slecht’ of soortgelijke woorden te gebruiken – dat het niet mogelijk is een goed boek te maken of te vinden dat geheel aan die beschrijving beantwoordt?

Deze zo cruciale en interessante vraag wordt in de literatuurwetenschap gemeden als de pest. Men heeft zich in één klap van die vraag afgemaakt door literatuur van slechte kwaliteit buiten de literatuur te plaatsen, door een van de interessantste verschijnselen der literatuur, het kwaliteitsverschil, buiten het vak te houden. Elders heb ik daar al eens over geschreven, en gewezen op het dwaze van die onderscheiding, te vergelijken met wanneer de natuurkunde wat zich in een stoommachine afspeelt wel tot de natuurkunde zou rekenen, maar wat in een ordinaire fluitketel gebeurt niet. Maar goed, laat ons een ogenblikje aannemen dat deze stelling: slechte literatuur hoort niet tot de literatuur, interessant en verdedigbaar is. Wat zou je dan verwachten? Wel, dan zou je verwachten dat men iets met die stelling deed, al was het maar bijvoorbeeld het aanwijzen van bepaalde dingen bij Jan Terlouw en het aantonen dat dergelijke dingen bij Vestdijk niet voorkomen. Of het wijzen op bepaalde dingen bij Goethe en dan zeggen kijk, die dingen vind je nooit bij Courths-Mahler. Maar het gekke is dat men dat nu juist helemaal niet doet. Integendeel. Zodra men een goed boek – in de dieventaal der literatuurwetenschappers een literair kunstwerk met Wertqualitäten genaamd – gaat beschrijven heeft men juist de fatale neiging om vooral die eigenschappen van Goethe te beschrijven die je allemaal ook bij Courths-Mahler aantreft.”

 

 

 

 

karel-van-het-reve
Karel van het Reve (19 mei 1921 – 4 maart 1999)

 

 

 

 

 

De Amerikaanse schrijfster Jodi Lynn Picoult werd geboren op 18 mei 1966 in Nesconset op Long Island, New Yrok. Zij studeerde creatief schrijven aan Princeton en behaalde haar Master pedagogie aan Harvard. Haar roman “Nineteen Minutes“ uit 2007 is de gedetailleerde speurtocht naar de oorzaken van een schietpartij door een scholier in een fictieve kleine stad in de VS. Het boek haalde meteen plaats 1 op de bestsellerlijst van The New York Times. Picoult schrijft ook strips en naast „echte “ literatuur ook ontspannend werk voor jonge vrouwen, de zogeheten „Chick Lit“.

 

Uit: The Tenth Circle

 

„The first time it happened to Daniel Stone, a decade ago, he had been visiting Boston. His wife was at a colloquium at Harvard; that was a good enough reason to take a family vacation. While Laura sat on her panel, Daniel pushed Trixie’s stroller the cobbled length of the Freedom Trail. They fed the ducks in the Public Garden; they watched the sloe-eyed sea turtles doing water ballet at the aquarium. After that, when Trixie announced that she was hungry, Daniel headed toward Faneuil Hall and its endless food court.

That particular April day was the first one warm enough for New Englanders to unzip their jackets, to remember that there was any season other than winter. In addition to the centipedes of school groups and the shutter-happy tourists, it seemed that the whole of the financial district had bled out, men Daniel’s age in suits and ties, who smelled of aftershave and envy. They sat with their gyros and chowder and corned beef on rye on the benches near the statue of Red Auerbach. They sneaked sideways glances at Daniel.“

 

 

 

 

Picoult
Jodi Picoult (Nesconset, 19 mei 1966)

 

 

 

 

 

De Indiase dichter en schrijver Ruskin Bond werd geboren op 19 mei 1934 in Kasauli. Zie ook mijn blog van 19 mei 2007.

 

Uit: Visitors from the forest

Sometimes during the day a bird visits me- a deep blue whistling thrush, hopping about on long dainty legs, too nervous to sing. She perches on a windowsill, looking out at the rain. If I sit quietly in my chair, she will sit quietly at her windowsill, glancing now and then to make sure I keep my distance. When the rain stops, she glides away, and it is only then, confident in her freedom, that she bursts into full-throated song, her broken but enchanting melody echoing down the ravine.

I am sure that these short paragraphs would have helped you more than all my blabbering, am I right? I hope Ruskin Bond charmed you.

Ruskin Bond is an artiste par excellence. Just reading his stories gives you a warm feeling inside. It cheers you up. If you are disappointed or upset because of something, pick up one of his books and read it; you are sure to feel nice after that. There are many authors who write awesome extra interesting stories, but authors like Ruskin Bond are rare. He writes stories which are truly entertain you, but in a calm, soothing way. He is an enchanter. Do read his books, you won?t be disappointed.”

 

 

 

 

ruskin_bond
Ruskin Bond (Kasauli, 19 mei 1934)

 

 

 

 

 

De Nederlandse schrijver Gijs IJlander (eig. Gijs Hoetjes) werd op 19 mei 1947 in Alkmaar geboren. Hij was het tiende kind in een plattelandsgezin. Hij ging naar het gymnasium in Alkmaar en studeerde daarna Engels en vertaalwetenschap in Amsterdam. Toen hij in 1974 zijn studies had beëindigd, ging hij werken voor het CITO in Arnhem. In 1975 verhuisde hij met zijn vriendin en zijn eenjarig dochtertje naar Slijk-Ewijk in de Betuwe, waar hij in een kleine boerderij gi
ng wonen. Hij ging minder werken, om zich meer aan het schrijven te wijden. Ijslander debuteerde in 1988 met de roman De Kapper, waarvoor hij werd onderscheiden met de Geertjan Lubberhuizenprijs en de Anton Wachterprijs voor het beste debuut.

Werk o.a.: Brandvee, 1996, De nieuwe brug, 2002, Geen zee maar water, 2008.

 

Uit: De aanstoot (2000)

 

„Een groot huis, een kleine man. Als een rafelig touw lag het langs het kanaal, veel meer dan een buurtschap was het niet. Een rij burgerwoningen en boerderijen leunde tegen de dijk; daarachter strekte de polder zich uit naar het oosten tot waar bij helder weer een soortgelijke aaneenschakeling van behuizingen te zien was. Het raadhuis, de winkel met postkantoor, de bakkerij – alle keken aan de voorzijde uit op het water en aan de achterkant op de grasvlakte. Het was ieder voor zich, in dit open land, beschutting was er nauwelijks. Veel daken waren voorzien van latwerk dat moest voorkomen dat de zeewind uit het westen de pannen wegblies. Ook aan de oostkant kreeg men de volle laag: de kou leek ’s winters rechtstreeks uit Siberië te komen. De arbeiderswoningen waren vochtig en kil, het houtwerk moest jaarlijks worden bijgewerkt om verrotting tegen te gaan. Men woonde daar omdat men aan het land gebonden was en de weg langs het kanaal de mogelijkheid bood om in de stad te komen. Het waren de boeren die er de dienst uitmaakten. Hun huizen waren voorzien van eikenhouten kozijnen en rietbedekking waarin soms fraaie patronen waren aangebracht. Als het vee op stal stond en het hooi hoog lag opgetast onder de stolpdaken, zaten de boeren er warm bij. Zondagsmorgens begaf iedereen zich naar de kerk, de boeren in kapwagens, de knechts en hun gezinnen te voet, om daar te vernemen dat er orde was en dat ieder zijn plaats had.“

 

 

 

 

Gijs_IJlander
Gijs IJlander
(Alkmaar, 19 mei 1947)

 

 

 

 

 

De Duitse schrijfster Kirsten Boie werd geboren op 19 mei 1950 in Hamburg. Zie ook mijn blog van 19 mei 2008.

 

Uit: Skogland

 

Der Regisseur lächelte Jarven zu. “Wunderbar!”, sagte er. “Ein Mädchen, dem wir erst noch Manieren hätten beibringen müssen, wäre für die Rolle von vorn herein nicht infrage gekommen. Aber das ist für dich ja offenbar kein Problem! Du musst eine gute Erziehung genossen haben.”
Jarven nickte. Einen Augenblick überlegte sie, ob sie ihm erzählen sollte, dass genau das schließlich Mamas Beruf war; es ging ihn aber nichts an.
“Jarven!”, sagte der Regisseur, und jetzt beugte er sich über den Tisch zu ihr hin. “Du bist sicher gespannt, was wir heute an diesem strahlend schönen Tag mit dir vorhaben.”
Jarven nickte wieder. Sie fühlte sich sehr allein.
“Nun, Hilgard und Tjarks hier haben dir ja schon erklärt, worum es geht. Du sollst an diesem Wochenende zeigen, ob das Zeug in dir steckt, glaubwürdig eine Prinzessin zu spielen”, sagte der Regisseur. “Und sie haben dir auch schon erklärt, dass uns dafür deine Ausstrahlung wichtiger ist als die Frage, ob du auswendig lernen oder mit Betonung sprechen kannst. Wir hätten natürlich einfach ein weiteres Casting mit dir machen können. Aber was hätte uns das gebracht? Das ist ja doch alles sehr künstlich.”

 

 

 

 

boie
Kirsten Boie (Hamburg, 19 mei 1950)

 

 

 

 

 

De Amerikaanse schrijfster Lorraine Hansberry werd geborenop 19 mei 1930 in Chigago. Zie ook mijn blog van 19 mei 2008.

 

Uit: Les Blancs

 

„ TSHEMBE: (Closing his eyes, wearily) I said racism is a device that, of itself, explains nothing. It is simply a means. An invention to justify the rule of some men over others.

CHARLIE: (Pleased to have at last found common ground) But I agree with you entirely! Race hasn’t a thing to do with it actually.

TSHEMBE: Ah — but it has!

CHARLIE: (Throwing up his hands) Oh, come on, Matoseh. Stop playing games! Which is it, my friend?

TSHEMBE: I am not playing games. (He sighs and now, drawn out of himself at last, proceeds with the maximum precision and clarity he can muster) I am simply saying that a device is a device, but that it also has consequences: once invented it takes on a life, a reality of its own. So, in one century, men invoke the device of religion to cloak their conquests. In another, race. Now, in both cases you and I may recognize the fraudulence of the device, but the fact remains that a man who has a sword run through him because he refuses to become a Moslem or a Christian — or who is shot in Zatembe or Mississippi because he is black — is suffering the reality of the device. And it is pointless to pretend that it doesn’t exist — merely because it is a lie!”

 

 

 

 

hansberry
Lorraine Hansberry (19 mei 1930 – 12 januari 1965)

 

 

 

 

 

De Duitse schrijver Fritz Rudolf Fries werd geboren op 19 mei 1935 in Bilbao als zoon van een Duitse koopman. Zie ook mijn blog van 19 mei 2007.

 

Uit: Diogenes auf der Parkbank

 

Der Erfinder von Luftschiffen, die auf dem Papier bleiben, gerät in die Politik. Man nutzt ihn aus in den Jahren des deutschen und spanischen Faschismus. Literatur braucht diesen historisch-moralischen Zeigefinger, und während die Pariser Studenten des Mai 68 an die Häuserwände schrieben: DIE FANTASIE AN DIE MACHT, so beschäftigten wir Schreiber in der DDR uns mit den Problemen von Geist und Macht, Phantasie und Macht, Weltfremdheit und Realität. Außerdem waren es die Jahre der “Künstlerbiografien”, der romanhaften Aufarbeitungen exemplarischer Personen der Zeitgeschichte. Meine Mutter hatte mir mit ihren Familiengeschichten geholfen, einen typischen Zeitroman zu schreiben. Den Erfolg unserer gemeinsamen Bemühungen hat sie nicht mehr erlebt. (…) Mein Roman bekam in der DDR eine gute Presse und mehrere Auflagen. Die Kulturpolitik setzte gerade auf “Phantasie”, ohne sich auf genauere Definitionen des Begriffs einzulassen. Fantastisch war alles, was sich nicht allzu genau, allzu nah mit der Tageswirklichkeit auseinandersetzte. (…) Und so kam auch mein Großvater gut weg, ohne dass sich jemand an seinem anarchistischen Charakter eines Einzelgängers gestoßen hätte.

 

 

 

 

fries
Fritz Rudolf Fries (Bilbao, 19 mei 1935)

 

 

 

 

 

De Duitse schrijfster Rahel Varnhagen werd geboren op 19 mei 1771 in Berlijn. Zie ook mijn blog van 19 mei 2007.

 

Uit: Rahel. Ein Buch des Andenkens für ihre Freunde.

 

„Montag, den 5. November 1822.

Franzosen, Engländer, sonst die Spanier und Italiäner – und natürlich auch die alten Nationen – haben Nationalmeinungen, solche Gefühle, Ehre, Ehrgeiz, und Strebungen, die sich auf theils bleibende, theils eine große Zeit lang sich wiederholende gesellige Zustände beziehen; ihre Kunst, ihre Künstler und Dichter müssen sich auch darauf beziehen, wenn sie verstanden werden wollen, wie sie auch selbst darin befangen sind. Wir Deutschen klagen schon lange, und immer öfter darüber, daß unter uns die Dichter nicht auf Autorität verehrt werden. Diesen Übelstand können wir aber ertragen, wenn wir betrachten wollen, was wir eigentlich sind. Ein Volk nicht zu einer Nation abgeformt und geschliffen: der Menschheit, und also allen Nationen noch nahe; unser Dichter sieht sich in der ganzen menschlichen Welt nach Zuständen um; erhöht sie, denkt sie sich wie sie sein könnten, müßten, nicht nur wie sie sind, und sein können in einem engen vorgefundenen Zustand, den er noch ändern will, gemein mit allen Gesetzgebern, und Erfindern; je größer solches Menschen Geist, je erhabener seine Seele, je belebter sein Herz, je reichhaltiger, vielfältiger, muß er wählen und darstellen, und Zustände kombiniren, und in dem Alten Neues sehen und zeigen: aber desto weniger auch wird er begriffen, oder desto häufiger ihm nicht gefolgt werden können, er unverstanden bleiben; und also oft nicht anerkannt werden, und von Dreisteren, die sich vieles angelernt haben, ohne das zu ahnden, was nicht angelernt werden kann, getadelt; grad’zu. Dies ist eben der Zustand, in dem sich unser Publikum mit seinen Autoren befindet. Bei weitem vorzuziehen einer nur in einer Zeit, und auch da nur von den Verständnißreichen, wahr gewesenen, jetzt zu einem Patentbeifall gewordenen, unverdauten Anerkennung; die eine gänzlich äußere wird; aber auch Ansehen, Einkünfte und Orden giebt: bei uns ist alles dies im Werden und Wachsen; ganz lebendig mit allem andern Aufstreben und Gedeihen; in einer Art von Kriegszustand unter einander, der dem Selbst- und Doppelgespräch des Gewissens zu vergleichen ist; welches uns reinigt, fördert, immer beruhigen will, und eigentlich allein nur belebt. Welchem einzelnen Menschen wäre es wohl erlaubt, sich solche Komplimente zu schneiden, wie es jede Nation gegen sich selbst gelassen und blind ausführen darf; und wovon wir unfassionirten Deutschen bis vor einiger Zeit frei waren.“



 

 

rahel_varnhagen
Rahel Varnhagen (19 mei 1771 – 7 maart 1833)

 

W.G. Sebald, Yi Mun-yol, Markus Breidenich, François Nourissier, Gunnar Gunnarsson

 

De Duitse schrijver W.G. (Winfried Georg Maximilian) Sebald werd geboren in Wertach (Allgäu) op 18 mei 1944. Zie ook mijn blog van 18 mei 2007 en ook mijn blog van 18 mei 2008.

 

Uit: Die Ringe des Saturn

 

“Unbegreiflich erschien es mir jetzt, als ich nach Lowestoft hineinging, wie es in einer verhältnismäßig so kurzen Zeit so weit hatte herunterkommen können.(…) Gleich einem unterirdischen Brand und dann wie ein Lauffeuer hatte der Schaden sich fortgefressen, Bootswerften und Fabriken waren geschlossen worden, eine um die andere, bis für Lowestoft als einziges nur noch die Tatsache sprach, daß es den östlichsten Punkt markierte auf der Karte der britischen Inseln. Heute steht in manchen Straßen der Stadt fast jedes zweite Haus zum Verkauf, Unternehmer, Geschäftsleute und Privatpersonen versinken immer weiter in ihren Schulden, Woche für Woche hängt irgendein Arbeitsloser oder Bankrotteur sich auf, der Analphabetismus hat bereits ein Viertel der Bevölkerung erfaßt, und ein Ende der stetig fortschreitenden Verelendung ist nirgends abzusehen. Obgleich mir dies alles bekannt war, bin ich nicht vorbereitet gewesen auf die Trostlosigkeit, die einen in Lowestoft sogleich erfaßt, denn es ist eine Sache, in den Zeitungen Berichte über sogenannte unemployment blackspots zu lesen, und eine andere, an einem lichtlosen Abend durch Zeilen der Reihenhäuser mit ihren verschandelten Fassaden und grotesken Vorgärtchen zu gehen und, wenn man endlich angelangt ist in der Mitte der Stadt, nichts vorzufinden als Spielsalons, Bingohallen, Betting Shops, Videoläden, Pubs, aus deren dunklen Türöffnungen es nach saurem Bier riecht, Billigmärkte und zweifelhafte Bed&Breakfest Etablissements mit Namen wie Ocean Dawn, Beachcomber, Balmoral Albion und Layla Lorraine.”

 

 

W.G. Sebald (18 mei 1944 – 14 december 2001)

Lees verder “W.G. Sebald, Yi Mun-yol, Markus Breidenich, François Nourissier, Gunnar Gunnarsson”

Ernst Wiechert, Omar Khayyam, Franziska zu Reventlow, Bertrand Russell, John Wilson, David Troch

 

De Duitse dichter en schrijver Ernst Wiechert werd geboren op 18 mei 1887 in Kleinort bij Sensburg in Oostpruisen.(Tegenwoordig Polen). Zie ook mijn blog van 18 mei 2007 en ook mijn blog van 18 mei 2008.

 

Uit: Die blauen Schwingen

 

“Sie traten auf die Schonungen. Der Hochwald blieb zurück, ein Heer von glatten Schäften mit abendlichem Glanz. Einsam hob der Weg sich zur Höhe. Dort reckte aus Busch und Gesträuch eine Schirmkiefer ihren geraden, gewaltigen Stamm in den Himmel hinauf, einen zerrissenen Wipfel wie Fahnentuch um den Schaft und darüber einen grauen, trockenen Ast wie eine harte Eisenspitze, dienach dem Leib der Wolken drohte. Da stand sie gleich der letzten Lanze über nieder gebrochenem Heer, und in ihrer Krone hing der Abendwind mit auf- und nieder gleitenden Tönen.

“Hier ist es, Harro.”

Sie blickten über den Wald. Kein Laut zerriß mit lohendem Glanz das breite Bild. Nur Schonungen, grau und grün und blau bis an das ferne Ufer, wo des Hochwalds Masten im gelben Abendlicht die schweren Segel trugen. Kein Sturm ging über das Meer, kein Leuchten brach aus Wolkentoren, nur ein leises Weben war auf allen Seiten, in großem Rhythmus, wie schwankender Orgel-Ton unter verdämmernden Bogen: “Ich bin … der Wald … der Wald… der weite… weite… Wald…” Kein Vogel rief, kein Wild trat heimlich aus unbewegtem Gebüsch. Schwere Wolken zogen, seltsam groß und klar, über das schweigende Rund und versanken wie sich bäumende Schiffe hinter dem Wald.Da klang von ferne ein klagender Schrei, sechsmal, siebenmal sich hebend im Schlag der Flügel, und hingezogen ersterbend.

“Simplizius!” Er griff nach seinem Arm.

“Rühre dich nicht!”

Noch einmal schrie es über den Wäldern, näher rufend. Dann kam ein jagender, klingender Flügelschlag, und auf der Spitze der Kiefer schwang sich der Wanderfalke ein und wandte seinen kühnen Kopf über das Meer zu seinen Füßen. Hoch im leeren Grau saß er einsam, und seine Augen blickten königlich über die Wälder. Und noch einmal kam der klagende Schrei, der zwischen Wolken und Wald schmerzlich und jäh den Abend zerriß.“

 

 

 


Ernst Wiechert (18 mei 1887 – 24 augustus 1950)

 

Lees verder “Ernst Wiechert, Omar Khayyam, Franziska zu Reventlow, Bertrand Russell, John Wilson, David Troch”

In Memoriam Mario Benedetti



In Memoriam Mario Benedetti

 

 

De Uruguayaanse schrijver Mario Benedetti is gisteren op 88-jarige leeftijd overleden. Benedetti schreef in de zestig jaar waarin hij als schrijver actief was, meer dan tachtig dichtbundels, romans, essays en andere werken. Een van zijn bekendste boeken is La Tregua, dat in het Nederlands is vertaald onder de titel Het Uitstel. Benedetti werd geboren op 14 september 1920 in Paso de los Toros in het department Tacuarembó.Tijdens de militaire dictatuur in Uruguay (1973-1985) woonde Benedetti in het buitenland, aanvankelijk Cuba – hij was een aanhanger van het beleid van de communistische leider Fidel Castro – en daarna jaren in Madrid. Zie ook mijn blog van 14 september 2008.

 

 

 

The South Also Exists

 

With its ritual of steel

its great chimneys

its secret scholars

its siren song

its neon skies

its Christmas sales

its cult of God the Father

and of epaulets

      with its keys

      to the kingdom

      the North is the one

      who orders

 

but down here, down

hunger at hand

resorts to the bitter fruit

of what others decide

while time passes

and pass the parades

and other things

that the North doesn’t forbid.

      With its hard hope

      the South also exists.

 

With its preachers

its poison gases

its Chicago school

its owners of the Earth

with its luxurious costume

and its meager frame

its spent defenses

its expenses of defense

      with its epic of invasion

      the North is the one

      who orders.

 

But down here, down

each in their hideaway

are men and women

who know what to grasp

making the most of the sun

and eclipses

putting useless things aside

and using what is useful.

      With its veteran faith

      the South also exists.

 

With its French horn

and its Swedish academy

its American sauce

and its English wrenches

with all its missiles

and its encyclopedias

its war of galaxies

and its rich cruelty

      with all its laurels

      the North is the one

      who orders.

 

But down here, down

near the roots

is where memory

omits no memory

and there are those

who defy death for

and die for

and thus together achieve

what was impossible

      that the whole world

      would know

      that the South,

      that the South also exists

 

 

 

 

 

Vertaald door Yoshie Furuhashi

 

 

 

 

 

benedetti
Mario Benedetti (14 september 1920 – 17 mei 2009)

 

 

Peter Høeg, Lars Gustafsson, Eva Schmidt, Gary Paulsen, Dennis Potter, Henri Barbusse, Cor Bruijn, Virginie Loveling, Dorothy Richardson, Jacint Verdaguer, Anna Jameson, Leo Stilma

De Deense schrijver Peter Høeg werd geboren in Kopenhagen op 17 mei 1957. Zie ook mijn blog van 17 mei 2007 en ook mijn blog van 17 mei 2008.

Uit: Der Plan von der Abschaffung des Dunkels (Vertaald door Angelika Gundlach)

“Das Zweitbeste, um die Vorderpartie zu stärken, nach dem Geräteturnen, war Leichtathletik, vor allem die Wurfdisziplinen, das war im Winter jedoch schwieriger, weil sie im Freien stattfand.
Die einzige Ausnahme davon war Laufen. Klastersen hatte der Juniorennationalmannschaft beigebracht, im Winter auf den gefrorenen Mooren und Seen zu trainieren, und schöne Ergebnisse erzielt. Das war eines seiner Prinzipien: Wenn man lief, gab es kein Wetter, bei dem man nicht draußen sein konnte.
Also hatte man Lauftraining zu allen Jahreszeiten, er hatte jedoch eine Vorliebe für Schnee. Bei Schnee konnte man ziemlich sicher sein, daß man auf jeden Fall die erste halbe Stunde durch den Park laufen würde.
Er selbst lief vorneweg. Das bedeutete, wenn man nicht zur Spitzengruppe gehörte oder wenn man sich sogar zurückfallen ließ, war man plötzlich allein.
Sie stand an einem Baum, mit dem Rücken zu mir. Ich sah den schwarzen Mantel. Hinter ihr war der fallende Schnee eine Wand, sie löste sich von dem Baum, ging durch die Wand und war weg.
Ich bog vom Weg ab und kam hinunter an den See. Es war an einer Stelle, die lange eisfrei war. Da stand ein Reiher, und es gab auch Schwäne. Es war, als spürten sie die Kälte nicht, und sie waren in Bewegung, als sei jemand vorbeigegangen.
Ich dachte, ich hätte sie verloren, oder vielleicht war sie es nicht gewesen. Der Schnee bildete noch immer Räume, man lief durch eine Reihe von weißen Zimmern, die nie endeten. Ich wandte mich zu dem Hügel, wo die Statuen waren, mit gefrorenen Kleidern aus Schnee auf der grünen Bronzehaut. Eine von ihnen löste sich von den anderen und ging weg. Ich marschierte los. Wir kamen hinunter an die Stelle, wo im Sommer Rosen gestanden hatten. Sie waren zurückgeschnitten und mit Tannenzweigen bedeckt.”

peter_hoeg

Peter Høeg (Kopenhagen, 17 mei 1957)

 

De Zweedse dichter en schrijver Lars Gustafsson werd geboren in Västeras, op 17 mei 1936. Zie ook mijn blog van 17 mei 2007 en ook mijn blog van 17 mei 2008

A Men’s Choir

The voice one has when
talking to small children
and large dogs
is not the same
as that at the barber’s
or from the lectern.
It comes from another life
from far, far away
one that maybe never existed

whereas the voice
one has
when caressing a woman’s breast
or belly
is a third voice
that comes from a third world
(green warm moist shadow under
huge ferns, marshland, and
huge birds that fly up).
And there are many, many more.

Not my own voice—
and not exactly that of anyone else.
Is there such a thing as
the voices in between?
I recall your foot
still warm with morning.
I imagine
they must be like that.
And if one could hear
all the voices at the same time
one would get the impression
of a men’s choir
defiantly executing
a breakneck series of dissonances.
Vertaald door John Irons

 

Gustafsson

Lars Gustafsson (Västeras, 17 mei 1936)

 

De Oostenrijkse schrijfster Eva Schmidt werd geboren op 17 mei 1952 in Lustenau / Vorarlberg. Zij woont als zelfstandig schrijfster in Bregenz. Behalve proza schrijft zij ook hoorspeken en vertaalt zij uit het Italiaans. Schmidt debuteerde in 1985 met Ein Vergleich mit dem Leben. In 1988 verscheen Reigen. Daarna volgde een scheppingspauze tot in 1997 haar roman Zwischen der Zeit verscheen.

 

Uit: Zwischen der Zeit

 

„Der gutaussehende Fremde mit den slawischen Gesichtszügen hatte sich der Mutter und dem Kind vorsichtig wie einer Gruppe scheuer Tiere, die er nicht aufschrecken wollte, genähert. In einem Abstand, der Unaufdringlichkeit verraten sollte, ging er in die Hocke und befand sich dadurch in Augenhöhe mit Charlotte. Alles an ihm, die graugrünen Augen, die vollen, fast weiblich geschwungenen Lippen, die Geradheit der Nase, die Helligkeit der Stirn, die hohen, stark ausgeprägten Backenknochen, versetzten sie einen Augenblick lang in einen Zustand der Atemlosigkeit. Er hatte knochige, aber schmale Hände. Auch das nahm sie in diesen ersten Sekunden wahr. Jedenfalls erinnerte sie sich später daran. Auffallend an seinen Händen war die dunkle und dichte Behaarung, die über den Handrücken bis zu den ersten Fingergliedern reichte.

Er trug weite Hosen, die von einem Gürtel zusammengehalten waren und seinen schlanken Körper noch betonten, und ein einfaches, weißes Hemd, das am Kragen offenstand. Eine Aura weltmännischer Gelassenheit umgab seine Haltung und sein Benehmen, sein Blick verriet Aufmerksamkeit.“

 

schmidt

Eva Schmidt (Lustenau, 17 mei 1952)

 

De Amerikaanse schrijver Gary Paulsen werd geboren op 17 mei 1939 in Minneapolis, Minnesota.  Al in zijn jonge jaren interesseerde hij zich voor het schrijven. In 1966 verscheen zijn eerste boek. In 1983 en 1985 deed hij mee aan de grootste sleehondenrace van de wereld en hij verwerkte zijn belevenissen in een boek Dogsong dat later diende als uitgangspunt van de Disney film Snowdogs.

 

Uit: Soldier’s Heart

 

„He heard it all, Charley did; heard the drums and songs and slogans and knew what everybody and his rooster was crowing.

There was going to be a shooting war. They were having town meetings and nailing up posters all over Minnesota and the excitement was so high Charley had seen girls faint at the meetings, just faint from the
noise and hullabaloo. It was better than a circus. Or what he thought a circus must be like. He’d never seen one. He’d never seen anything but Winona, Minnesota, and the river five miles each way from town.

There would be a shooting war. There were rebels who had violated the law and fired on Fort Sumter and the only thing they’d respect was steel, it was said, and he knew they were right, and the Union was right, and one other thing they said as well–if a man didn’t hurry he’d miss it. The only shooting war to come in a man’s life and if a man didn’t step right along he’d miss the whole thing.

Charley didn’t figure to miss it. The only problem was that Charley wasn’t rightly a man yet, at least not to the army. He was fifteen and while he worked as a man worked, in the fields all of a day and into night, and looked like a man standing tall and just a bit thin with hands so big they covered a stove lid, he didn’t make a beard yet and his voice had only just dropped enough so he could talk with men.

If they knew, he thought, if they knew he was but fifteen they wouldn’t take him at all.

But Charley watched and Charley listened and Charley learned.“

 

Paulsen

Gary Paulsen (Minneapolis, 17 mei 1939)

 

De Britse schrijver Dennis Potter werd geboren op 17 mei 1935 in Forest of Dean, Gloucestershire. Potter studeerde in 1959 af aan de Oxford University en schreef vanaf de jaren zestig bijna dertig toneelstukken, negen televisie series, drie romans, was journalist en schreef ook non-fictie. In Nederland werd hij vooral bekend door de televisieserie: ‘The singing detective’. Zijn laatste werk ‘Cold Lazarus’ (1994) is een gelaagde vertelling waarin hij, al stervende, zowel in de serie als in de realiteit, verslag doet van zijn leven en zijn blik daarop.

 

Uit: Blackeyes

 

“He had once seen an old lady in a greetings-card shop moving her lips as she read the verse in one birthday card after another, and he had realized for the first time that neither the ability not the motives of those who had written the banal little rhymes were at issue: the old woman was seeking the most appropriate clutch of words to express the truth of her feelings for whoever she wanted to send the card to. She was the one who brought the truth, and the dignity, to what had been written without either.”

 

dennis_potter

Dennis Potter (17 mei 1935 – 7 juni 1994)

 

De Franse schrijver Henri Barbusse werd geboren op 17 mei 1873 in Asnières-sur-Seine. Zie ook mijn blog van 17 mei 2007.

Uit: Lettres

„28 février 1915 (à sa femme)

Chère fifille,

j’ai eu cette lettre hier soir 27.La régularité du service postal me semble rétablie!

C’est demain soir que finit notre période de tranche.Hier, bombardem
ent intense: on suivait, de l’oeil, de notre tranchée,la chute des obus de 220 qui décrivaient des cercles énormes dans le ciel,au-dessus de nos têtes et qui tombaient ensuite.Ce sont des projectiles qui pèsent 120 kilos.On les eût dit, dans l’espace, à peu près gros comme un oiseau qui tombe à pic.

Cette nuit, on a travaillé à aménager une tranchée.Il faisait tout à fait froid.Ce matin, soleil radieux et légère brise.Les tranchées, sèches se couvrent sur la crête d’herbes qui ondulent au vent.Cet aspect chevelu est nouveau.A certains endroits, les tranchées françaises, qui sont larges et évasées plutôt,ont des airs de chemins creux.Les tranchées allemandes sont beaucoup plus étroites et creuses,elles sont plus organisées pour la défense, mais une fois qu’elles sont attaquées,les occupants ne peuvent plus en sortir.Il leur faut, ou repousser l’attaque ou se “faire faire”. J’ai envie de faire de la bicyclette, figurez-vous! Il me semble que je ne vais plus savoir.Je n’ai pas encore le poulet n°1 ni le poulet n°2.“

 

Barbusse

Henri Barbusse (17 mei 1873 –30 augustus 1936)

 

De Nederlandse schrijver Cor Bruijn werd geboren in Wormerveer op 17 mei 1883. Zie ook mijn blog van 17 mei 2007.

 

Uit: Sil de strandjutter

 

Een schaap blert om het huis. Wat later blert er nog een en nog een. Schapen blerren. Uit de weiden zijn ze naar de huizen gesukkeld. Nu duurt de storm lang. Een schaap weet meer van het weer af dan de mensen. Hoor, hoe de vlagen beuken! Bij Japkemoei Lieuwen, om oost, onder aan het duin, sloeg het vorige jaar onder het geweld van de orkaan een raam met kozijn en al naar binnen. De schepen varen op zee … de houtslepers … veel mannen van Terschelling varen op de houtslepers.., op de haringloggers, op de boten naar het verre Oost-Indië … Sijke van Jort wacht al veertig jaar op haar man. En ze gelooft nog, dat hij eenmaal terug zal komen … nog gelooft ze …
Weer blert een schaap. Hoort ze goed, hollen ze hard om het huis?
Schreeuwt daar iemand?… Is dat op de weg, of op het eigen erf?… Heeft ze geslapen? Hoe laat is het dan?… Daar hoort ze weer wat!”

 

Bruijn

Cor Bruijn (17 mei 1883 – 6 november 1978)

 

De Vlaamse schrijfster Virginie Loveling werd geboren in Nevele op 17 mei 1836. Zie ook mijn blog van 17 mei 2007.

 Uit: Een dure eed

 “Marcellien liep nog eens in allerhaast langs den zoogezegden Kattewegel – dat was achter de hoven, tusschen de hagen heen – naar de afgelegen wijk het Opeelken. Hij wilde zijne geliefde Veria eene laatste maal vaarwel zeggen vóór de groote reis, want voor hem, die sedert zijne kindsheid – zijn achtste jaar, dat hij in het dorp was komen wonen – nooit meer dan twee of drie uren ver was geweest, mocht de voorgenomen reis van den volgenden dag wel eene groote heeten.

En terwijl hij naar het Opeelken liep, was ook zijn tweelingbroeder Filip achter de schuur gaan loeren, of hij Reine, zijne beminde, niet kon zien en spreken; en daar de jonge boerenmeid insgelijks naar hem uitkeek, toen zij met het naderen van den avond in den stal hare koeien melken ging, zoo kwam het gansch natuurlijk, dat zij onbemerkt van hare meesteres, hare akers aan den ingang gelaten, en naar hem was toegegaan; en nu stonden de beiden op de steenen brug over de beek, welke de groote hoeve van de kleinere scheidde, in stil en druk gesprek.

Filip ook moest ’s anderdaags met den eersten trein, die in het station van het op een uur afstands liggend dorp Meidale stilhield, naar Frankrijk vertrekken.

Het was een schoone avond op het einde van April, wat koel maar helder; de daken van het huis en de schuren scherp afgeteekend op den blauwen hemel; pereboomen in vroegen bloei en bottend loover in het dichte boschje, waar het onder

de struiken reeds donker begon te worden, en de geloken kelkjes van de windroosjes op den grond maar nauw zichtbare witte plekjes meer vormden. De maan kwam op van achter den nog naakten reuzeneik aan den boord der beek.“

 

Loveling

Virginie Loveling (17 mei 1836 – 1 december 1923)

 

De Engelse schrijfster Dorothy Miller Richardson werd geboren op 17 mei 1873 in Abington, Oxfordshire. Zie ook mijn blog van 17 mei 2007.

 

Uit: Pilgrimage

 

„Miriam left the gaslit hall and went slowly upstairs.  The March twilight lay upon the landings, but the staircase was almost dark.  The top landing was quite dark and silent.  There was no one about.  It

would be quiet in her room.  She could sit by the fire and be quiet and think things over until Eve and Harriett came back with the parcels.  She would have time to think about the journey and decide what she was going to say to the Fraulein.

Her new Saratoga trunk stood solid and gleaming in the firelight.  To-morrow it would be taken away and she would be gone.  The room would be altogether Harriett’s.  It would never have its old look again.  She evaded the thought and moved clumsily to the nearest window.  The outline of the round bed and the shapes of the may-trees on either side of the bend of the drive were just visible.  There was no escape for her thoughts in this direction.  The sense of all she was leaving stirred uncontrollably as she stood looking down into the well-known garden.

Out in the road beyond the invisible lime-trees came the rumble of wheels.  The gate creaked and the wheels crunched up the drive, slurring and stopping under the dining-room window.“

 

Richardson

Dorothy Richardson (17 mei 1873 – 17 juni 1957)

 

 

De Catalaanse dichter en schrijver Jacint Verdaguer i Santaló werd geboren op 17 mei 1845 in Folgueroles. Hij was de belangrijkste vertegenwoordiger van de Renaixença, de beweging die in de 19e eeuw streefde naar een opleving van de Catalaanse taal en cultuur. In 1865 nam hij deel aan een dichterswedstrijd in Barcelona en won hij meteenn al vier prijzen. In 1870 werd hij tot priester gewijd en begon hij te werken in Vic en omgeving. In 1876 nam hij een baan aan als geestelijke op een schip. De ervaringen die hij had op het traject Cádiz–Havanna inspireerden hem tot het grote epos L’Atlàntida. In 1880 schreef hij de tekste van het loflied op de Zwarte Madonna van Montserrat.

 

Uit: L’Atlàntida (Vertaald door Clara Sommer)

 

„Und eine Barke sieht er auf den Wellen

Durch Klippen gleiten gleich dem weißen Schaum.

Und Herkules verspricht, bei seiner Rückkehr

Die Stadt zu gründen mit der Barke Namen,

Sie groß zu machen wie die hohe Ceder.

Wer sie erblickt, soll mit Erstaunen rufen:

Das ist die Riesentochter des Alciden!

Um ihretwillen fordert er den Dreizack

Vom Meeresgott, von Jupiter den Blitz.

Des Helden Bitte ward erhört vom Himmel:

O schönes Barcelona, dein Gesetz

Bezwang den Ozean in seiner Macht;

Aus deinen Felsen zuckte Blitz auf Blitz

Zu stolzem Siege auf den Kampfplatz nieder.“

 

Jacint_Verdaguer

Jacint Verdaguer (17 mei 1845 – 10 juni 1902)

 

De Britse schrijfster Anna Jameson werd geboren op 17 mei 1797 in Dublin. Haar vader, de miniatuurschilder Murphy bracht haar al vroeg liefde voor de kunst bij. Zij werd bekend als schrijfster door haar tijdens een Italiaanse reis geschreven dagboek Diary of an Ennuyée uit 1826. Jameson was jarenlang bevriend met de schoondochter van Goethe, Ottilie. Belangrijk werken van haar zijn ook Characteristics of the female characters of Shakespeare uit 1832 en The House of Titian uit 1846.

 

Uit: The Diary of an Ennuyée

 

„Calais, June 21.—What young lady, travelling for the first time on the Continent, does not write a “Diary?” No sooner have we slept on the shores of France—no sooner are we seated in the gay salon at Dessin’s, than we call, like Biddy Fudge, for “French pens and French ink,” and forth steps from its case the morocco-bound diary, regularly ruled and paged, with its patent Bramah lock and key, wherein we are to record and preserve all the striking, profound, and original observations—the classical reminiscences—the thread-bare raptures—the poetical effusions—in short, all the never-sufficiently-to-be-exhausted topics of sentiment and enthusiasm, which must necessarily suggest themselves while posting
from Paris to Naples.

Verbiage, emptiness, and affectation!

Yes—but what must I do, then, with my volume in green morocco?

Very true, I did not think of that.

We have all read the Diary of an Invalid, the best of all diaries since old Evelyn’s.—

Well, then,—Here beginneth the Diary of a Blue Devil.

What inconsistent beings are we!—How strange that in such a moment as this, I can jest in mockery of myself! but I will write on. Some keep a diary, because it is the fashion—a reason why I should not; some because it is blue, but I am not blue, only a blue devil; some for their amusement,—amusement!! alas! alas! and some that they may remember,—and I that I may forget, O! would it were possible.“

 

Jameson

Anna Jameson (17 mei 1797 – 17 maart 1860)

 

Onafhankelijk van geboortedata:

 

De Nederlandse dichter Leo Stilma werd geboren in 1953. Hij schrijft sinds 1990 poëzie. Daarnaast werkt hij als methodiekdocent aan de Hogeschool Rotterdam. Veel gedichten van hem zijn opgenomen in verzamelbundels, het meest recent in de bundel” Met het oog op Morgen “ van J. Jansen van Galen en in de bundel” Ouderdom” van uitgeverij Singel 521. Van hem zelf zijn drie bundels verschenen: Kaalslag (1995), Steenslag (1998) en In Woord en Beeld (2002). 

 

Verwijdering

1
De vloer is nog warm
van je voetstappen, de deur
draagt je vingerafdrukken

en in mijn hoofd heb je
alles door elkaar gegooid
ik kan er niets meer vinden.

Nu je buiten loopt
hoor ik je voeten nog schoppen
tegen mijn gehoorbeen
en je vragen galmen tegen
de muren van mijn hersenstam.

Ik sta wel op het dak
van ons huis te zwaaien
met een witte vlag
en roep je naam

maar je hoort me niet
je hoort me niet meer.

Stilma

Leo Stilma (Hilversum, 1953)

Adrienne Rich, Paul Gellings, Jakob van Hoddis, Friedrich Rückert, Lothar Baier, Juan Rulfo, Olga Berggolts, Casper Fioole, Olaf J. de Landell


De Amerikaanse dichteres Adrienne Rich werd 16 mei 1929 geboren te Baltimore. Zie ook mijn blog van 16 mei 2007 en ook  mijn blog van 16 mei 2008.

 

 

Burning Oneself Out

  

We can look into the stove tonight

as into a mirror, yes,

 

the serrated log, the yellow-blue gaseous core

 

the crimson-flittered grey ash, yes.

I know inside my eyelids

and underneath my skin

 

Time takes hold of us like a draft

upward, drawing at the heats

in the belly, in the brain

 

You told me of setting your hand

into the print of a long-dead Indian

and for a moment, I knew that hand,

 

that print, that rock,

the sun producing powerful dreams

A word can do this

 

or, as tonight, the mirror of the fire

of my mind, burning as if it could go on

burning itself, burning down

 

feeding on everything

till there is nothing in life

that has not fed that fire

 

 

 

 

November 1968

  

Stripped

you’re beginning to float free

up through the smoke of brushfires

and incinerators

the unleafed branches won’t hold you

nor the radar aerials

 

You’re what the autumn knew would happen

after the last collapse

of primary color

once the last absolutes were torn to pieces

you could begin

 

How you broke open, what sheathed you

until this moment

I know nothing about it

my ignorance of you amazes me

now that I watch you

starting to give yourself away

to the wind

 

 

 

 

Rich
Adrienne Rich (Baltimore, 16 mei 1929)

 

 

 

 

 

De Nederlandse dichter en vertaler Paul Johann Gellings werd geboren in Amsterdam op 16 mei 1953. Zie ook mijn blog van 16 mei 2007 en ook  mijn blog van 16 mei 2008.

 

 

Rivierenbuurt

 

Vanavond op de kaart gezien waar ik

het kind van ben. Ho
e groot het is.

 

Wie niet begrijpt wat eenzaam is

moet daar een keer uit dwalen

gaan. Liefst na de laatste tram.

 

Pleinen over, waar portieken

gapen, stapels erkers zij aan

zij verrijzen in de nacht –

was Kafka architect geweest,

dan had hij dit bedacht:

toekomst veranderd in

verlatenheid. Nieuw in oud.

 

Wie niet begrijpt wat eenzaam is

moet daar een keer uit dwalen gaan.

Of thuis onder de lamp.

 

 

 

 

Lekstraat

 

De tramremise en de witte synagoge gaan,

voor wie er nog aan denkt, nooit samen.

Het zijn heel slechte buren. De een sluit

 

zijn gordijn, de ander altijd buiten en

voorgoed. Het krijsen in de bocht van

trams overstemt nog steeds het ijl geroep.

 

Toch is het hier vaak stil en met zichzelf in

harmonie. Dan ziet de tramremise wit en

weerklinkt onhoorbaar het gezang van toen.

 

Dan tekent zich een glimlach af, in erkers

en in trapportalen. Dan is alles weer voor

geluk bedoeld, zoals vroeger en voorgoed.

 

 

 

 

 

Gellings
Paul Gellings (Amsterdam, 16 mei 1953)

 

 

 

 

 

De Duitse dichter Jakob van Hoddis (pseudoniem van Hans Davidsohn) werd geboren in Berlijn op 16 mei 1887. Zie ook mijn blog van 16 mei 2007 en ook  mijn blog van 16 mei 2008.

 

 

Andante

 

Aufblühen Papierwiesen

Leuchtend und grün,

Da stehen drei Kühe

Und singen kühn:

 

»O Wälder, o Wolken,

O farbige Winde,

Wir werden gemolken

Geschwinde, geschwinde …

 

In goldene Eimer

Fließt unser Saft.

In farbige Reimer

Ergießt unsere Kraft.

 

Wir stehen hier, im Chor beisammen,

Auf knotigem Beine

Und die Kräfte der Erde sind

Angesammelt zu frohem Vereine.«

 

Sie bocken bei Tag und sie trillern bei Nacht.

 

 

 

 

 

VonHoddis
Jakob van Hoddis (16 mei 1887 – mei/juni ? 1942)

 

 

 

 

 

De Duitse dichter Johann Michael Friedrich Rückert werd geboren in Schweinfurt op 16 mei 1788. Zie ook  mijn blog van 16 mei 2008. en ook mijn blog van 16 mei 2007 , en mijn blog van 17 mei 2006.

 

Uit: Kindertotenlieder

 

Der Liebe Leben ist schnell vollbracht

 

Der Liebe Leben ist schnell vollbracht,

Es keimet, es reift in einer Nacht;

Frühmorgens erwacht,

Noch eh du’s gedacht,

Hüpfts Kindlein frisch

Durch Blütengebüsch,

Und regt die Glieder

Mit Macht, mit Macht.

Kommts Abendroth,

Ists Kindlein todt,

Es legt sich nieder,

Ersteht nicht wieder,

Ist nimmer erwacht,

Gute Nacht, gute Nacht!

Dein Lauf ist vollbracht,

Dein Grab ist gemacht,

Gute Nacht, gute Nacht!

 

 

 

 

 

So kurz war euer Beider Leben

 

So kurz war euer Beider Leben,

Von euch ist wenig zu berichten

In Staats- und Zeit- und Weltgeschichten;

Es muß, euch irgend zu erheben,

Der Leichenstein so wie daneben

Der Leichenprediger verzichten;

Und nur der Liebe könnt ihr geben

Stoff zu unendlichen Gedichten.

 

 

 

 

 

Rueckert
Friedrich Rückert (16 mei 1788 – 31 januari 1866)

Standbeeld in Schweinfurt

 

 

 

 

 

De Duitse schrijver, vertaler en essayist Lothar Baier werd geboren in Karlsruhe op 16 mei 1942. Zie ook mijn blog van 16 mei 2007.

 

Uit: Eine Art schattenloser Existenz

 

“Aber es ist nicht dieser Ich-Erzähler, der die Figur des Westdeutschen Jörn dazu bringt, die abgesunkene Erinnerung an die in Thüringen verbrachte Kindheit hervorzuholen, es ist die durch die Vereinigung möglich gewordene intensive Berührung mit ostdeutschen Landschaften. Viel mehr noch als zu der Kindheitsstadt Erfurt fühlt Jörn sich zu Plätzen hingezogen, mit denen ihn biographisch gar nichts verbindet, an denen er aber eine ihn fesselnde Überlagerung von Vergangenheit und Gegenwart entdeckt. Ein solcher Platz ist der märkische Flugplatz Reinberg, der seit der Vereinigung neuentstandenen Flugsportvereinen mit ihrem Segelflug- und Drachenbetrieb Unterkunft bietet, der aber nicht verbergen kann, dass von seiner Piste jahrzehntelang sowjetische Militärmaschinen gestartet waren. Vorhanden sind noch neben zwei uralten Antonow-Doppeldeckern die kaum aus der Erde ragenden gepanzerten Hangars der MIGs, doch waren die Bunker von der Roten Armee nur übernommen worden, davor hatten sie Görings Luftwaffe als Versteck für die Messerschmidtjäger gedient. Die Konfrontation mit dieser im Osten aufgefundenen Unwirklichkeit belebt auf einmal eine Erinnerungsfähigkeit wieder, die sich nie zuvor so stark herausgefordert sah. “Jörn ließ das Geschehen auf dem Flugplatz und in der Luft nicht aus den Augen, zugleich erzählte er weiter, und dabei schien es, als ginge in seinem Kopf die Gegenwart, wie er sie augenblicklich wahrnahm, neben den vergangenen Zeiten her, von denen er erzählte. Mitunter war es so, als bringe ihn eine Wahrnehmung auf die Spur zu einer Erinnerung hin, und dann konnte es sein, dass sich zwischen der Erinnerung und dem gegenwärtigen Augenblick eine Beziehung zu erkennen gab. Aber nicht immer waren solche Korres pondenzen offenkundig, meistens entstanden sie auf vage, unbestimmte Weise, ohne dass ein unmittelbarer Zusammenhang sie erklärte.”

 




Baier
Lothar Baier (16 mei 1942 – 11 juli 2004)

 

 

 

 

 

De Mexicaanse schrijver Juan Rulfo werd geboren op 16 mei 1917 in Sayula. Zie ook mijn blog van 16 mei 2007.

 

Uit: No Dogs Bark (Vertaald door George D. Schade)

 

“The long black shadow of the men kept moving up and down, climbing over rocks, diminishing and increasing as it advanced along the edge of the arroyo. It was a single reeling shadow.The moon came out of the earth like a round flare.”We should be getting to that town, Ignacio. Your ears are uncovered, so try to see if you can’t hear dogs barking. Remember they told us Tonaya was right behind the mountain. And we left the mountain hours ago. Remember, Ignacio?””Yes, but I don’t see a sign of anything.”

“I’m getting tired.”

“Put me down.”

The old man backed up to a thick wall and shifted his load but didn’t let it down from his shoulders. Though his legs were buckling on him, he didn’t want to sit down, because then he would be unable to lift his son’s body, which they had helped to sling on his back hours ago. He had carried him all this way.

“How do you feel?”

“Bad.”

Ignacio didn’t talk much. Less and less all the time. Now and then he seemed to sleep. At times he seemed to be cold. He trembled. When the trembling seized him, his feet dug into his father’s flanks like spurs. Then his hands, clasped around his father’s neck, clutched at the head and shook it as if it were a rattle.

The father gritted his teeth so he wouldn’t bite his tongue, and when the shaking was over he asked, “Does it hurt a lot?”

“Some,” Ignacio answered.

First Ignacio had said, “Put me down here– Leave me here– You go on alone. I’ll catch up with you tomorrow, or as soon as I get a little better.” He’d said this some fifty times. Now he didn’t say it.

There was the moon. Facing them. A large red moon that filled their eyes with light and stretched and darkened its shadow over the earth.”

 

 

 

 

Rulfo
Juan Rulfo (16 mei 1917 – 8 januari 1986)

 

 

 

 

 

De Russische dichteres en schrijfster Olga Fyodorovna Berggolts werd geboren op 16 mei 1910 in Sint Petersburg. Zij studeerde filologie en werkte na haar studie aan de universiteit van Leningrad als correspondente in Kazachstan. Haar eerste boeken schreef zij nog voor kinderen en jongeren. In het begin van de jaren dertig volgden verhalen over de opbouw van hte socialisme. Bekend werd zij echter met haar gedichtenbundels waarin zij haar ervaringen uit het belegerde Leningrad tijdens WO II verwerkte. Ook hield zij toespreken voor de radio in deze periode die na de oorlog gebundeld werden.

 

 

 

The Answer

 

But I tell you that there are not

The years, that I for empty hold,

The ways, without a goal set,

The messages that nothing had.

There’re not the worlds, I ever lost,

The gifts, I gave without good thoughts,

There’s not a love that’s a mistake,

That is deceived, that’s a heart’s ache –

Its everlasting clear light

All over glows in my heart.

And it is never late once more

To start all life in the new world –

Such, that in toilsome days of yore,

To cross not any moan or word.

 

 

 

The Hope

 

I still have a hope to come back to my life 

Just having waked up at the morn, good enough, –

At early, light one – all in crystal-clear dew –

Where boughs are set in the brilliant hue,

Where lakes of sundew in the thickets lie spread,

Reflecting the cloud’s alacritous tread,

And I, gently linking with my youthful face,

Behold a droplet as a wonder and grace,

And run tears of joy, and so easy to feel,

To see all the distance so far as I will…

And I’m still believe that this good early morning

Of coolness and glow will come back to me –

To me – to the bagger in joyless wise roaming,

Dared not to be happy, to sob and appeal.

 

 

 

Vertaald door Yevgeny Bonver

 

 

 

 

berggolts
Olga Berggolts (16 mei 1910 – 13 november 1975)

 

 

 

 

Onafhankelijk van geboortedata:

 

De Nederlandse dichter Casper Fioole werd geboren in 1975. Naast het aan papier toevertrouwen van taalconstructies, houdt hij zich ook bezig met het voordragen van gedichten. Hij doet dit op poëziepodia, op slam-toernooien en tijdens de evenementen die hij organiseert met Dichtgroep Tegenzin die hij in het voorjaar van 2005 oprichtte. Sinds juni 2007 organiseert hij zijn eigen taalpodium: Podium Plankenkoorts. Casper Fioole won de slam (ersfoort) jaarfinale 2006. Hij woont in Utrecht.

 

 

 

Wat van jou was

Nu je steeds meer in de dingen kruipt
tussen boeken, in de kast
noem ik de vreemdste voorwerpen
bij jouw naam.

Ik pak je op en smijt je
in een schoenendoos
of in een uitgelichte vitrine
of uit het raam.

Ik maak
wat je aanraakte
net zo oud als jij
en mijn herinnering.

Ik zal je steeds meer
in de dingen dwingen
zodat, hoewel jij weg ging
ik bepaal hoe ver

 

 

 

 

 

fiole
Casper Fioole (1975)

 

 

 

 

 

Zie voor onderstaande schrijver ook ook mijn blog van 16 mei 2008.

 

De Nederlandse schrijver
Olaf J. de Landell werd geboren in Cirebon op Java in Nederlands-Indië op 16 mei 1911. Zie ook mijn blog van 16 mei 2007.