De Nederlandse dichteres en toneelschrijfster Judith Herzberg werd geboren op 4 november 1934 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 4 november 2006 en ook mijn blog van 4 november 2007 en ook mijn blog van 4 november 2008.
Leven/sloop
Zijn dagen vulde hij met ongedaan maken
meestal in de kou, want meestal was het winter.
Hij kende alle vogels, maar niet meer bij naam.
Toen hij bijna klaar was met ongedaan maken
is hij gaan liggen en dood geworden.
Ook bij de stroeve tulpen naast zijn bed
heeft een vrolijke rigor mortis ingezet.
Een kinderspiegel
‘Als ik oud word neem ik blonde krullen
ik neem geen spataders, geen onderkin,
en als ik rimpels krijg omdat ik vijftig ben
dan neem ik vrolijke, niet van die lange om mijn mond
alleen wat kraaiepootjes om mijn ogen.
Ik ga nooit liegen of bedriegen, waarom zou ik
en niemand gaat ooit liegen tegen mij.
Ik neem niet van die vieze vette
grijze pieken en ik ga zeker ook niet
stinken uit mijn mond.
Ik neem een hond drie poezen en een geit
die binnen mag, dat is gezellig,
de keutels kunnen mij niet schelen.
De poezen mogen in mijn bed
de hond gaat op het kleedje.
Ik neem ook hele leuke planten met veel bloemen
niet van die saaie sprieten en geen luis, of zoiets raars.
Ik neem een hele lieve man die tamelijk beroemd is
de hele dag en ook de hele nacht
blijven wij als maar bij elkaar.’
Vader en zoon in hevige regen
Je zoon op je schouders.
Boven hem je paraplu
een lopend torentje
In regen van nu.
Zelf wees geweest
en wees gebleven
zit je daar zelf
op schouders
van ouders, zelf
in de vorm
van een zoontje,
en boven de hoofden
een ronde en kleine
maar troostende droogte.
Judith Herzberg (Amsterdam, 4 november 1934)
Foto Valti van Leeuwen
De Nederlandse dichter Peter W.J. Brouwer werd op 4 november 1965 in Eindhoven geboren. Zie ook mijn blog van 4 november 2008.
Bepaling van de tijd
Ik kwam als kind en overzag
een wereld losgedooid uit
het laatste ijs, millennia lang
bedekt met weiden
met stille bloemen
ik zag de vogels erboven
en de dieren die tot aan het water graasden
in één oogopslag
tijd, het grootste was hier
in dit onvoltooid verleden landschap
het kleinste gebleken.
Beginnen
Zelfs als de vogel in mijn hand valt
uit mijn oog ik de wolk pluk
die ik terug in de zomer pas
en de puzzel van een tijd
weer compleet maak
maak ik daarmee
zijn vlucht niet ongedaan
want ook een gedicht
heeft een geheugen
en binnen in de kamer
tussen twee regels
lees ik door
wat niet vergeten is
vogel die ik losliet
zal hij zich ooit weer vertonen
zich in de palm van mijn hand
zachtjes vlijen
hij zal dezelfde, maar anders zijn
buiten in de zomer is de hemel
leeg en opgeruimd schoon
daar is een ander al begonnen
ik zie hem verslinden
een landschap
zo groot als een oog
ik kijk en denk
als nieuwsgierigheid kon worden overgedaan
en onze geheugens ons nu maar
in de steek lieten, ja dan
zouden we voor altijd
een ander zijn,
we zouden van niets weten
en van elkaar de zoetste
droom opnieuw beginnen
Peter W.J. Brouwer (Eindhoven, 4 november 1965)
De Vlaamse schrijver, dichter, politiek activist en componist René Desiderius de Clercq werd geboren in Deerlijk op 14 november 1877. Zie mijn blog van 4 november 2008.
Haastige bloemen
Haastige bloemen bloeien.
Kan de tijd niet staan?
Ziet uw kindren aan,
Hoe ze groeien.
Allen, allen, allen,
IJlen, wijlen, vallen,
Bloeien op en af
Als de bloem op ’t graf.
Aarde, groen en sneeuwig,
Voer ons, die vergaan,
Waar de sterren staan
Als gedachten eeuwig.
Best geborgen
Best geborgen
In de zorgen,
Liefde, leer mij schoon geduld.
Laat mij dragen
Zonder klagen,
Laat mij lijden zonder schuld.
Kerstverlangen
Hoe zacht der klokken klagen,
Uitzindrend op mijn hert!
Het sneeuwt op donkre smert.
En vromen hoor ik vragen,
Terwijl de dag komt dagen,
Wat groots geboren werd.
Gebogen mensen rijzen
En zien elkander aan.
Voorbij de bloedige waan!
De volkren zijn te prijzen
Waar Koningen en Wijzen
Langs witte wegen gaan.
O gij, die recht en rede
Begeert, genoeg gedwaald.
De zoen des hemels daalt.
Verheugt u telkerstede:
Geboren is de Vrede
Die godlijk ademhaalt.
René de Clercq (14 november 1877 – 12 juni 1932)
De Duitse dichter en schrijver Klabund werd als Alfred Henschke geboren op 4 november 1890 in Crossen an der Oder. Zie ook mijn blog van 4 november 2006 en ook mijn blog van 4 november 2008.
Mohammed
Ihn warf die Mutter winselnd in die Wüste,
Umschritten v
om Gefolg gestreifter Panther.
Sie fühlte frei der Löwin sich verwandter,
Die ihres Sohnes Sein mit Blut versüsste.
Er wuchs verwunschen. Wild. Und bunter büsste
Er das Gelüst, zu leben. Schön entschwand er
In das Gebirge. Als des Gotts Gesandter
Stand steinern er im Steine, den er grüsste.
Es durfte mancher höher sich erheben,
Und mancher stürzte tiefer in den Schacht,
Wo schwarz von Russ die dunklen Engel schweben.
Doch keiner hat so licht wie du gelacht,
Und keiner konnte himmlischer verweben
Geist, Güte, Liebe, Macht, ja: Tag und Nacht.
Zuweilen
Mir sind die Frauen fremd,
Ich hasse ihre Schritte.
Ich wünschte, daß ich ganz
In mich entglitte.
Nur ich bin in der Welt,
Nur ich geschlechtlich einsam.
Ein Brunnen, der in sich fällt,
Eine Brücke, zweiufergemeinsam.
Der Friedhof
In graden Reihen epheudichtbedeckt,
Gleich Betten im Spital, stehen die Gräber.
Ein Kreuz aus Stein vernarrte Neugier weckt,
Wer hier verscharrt. Der Tag, der helle Weber,
Webt Lichterfäden um der Treu Geranien,
Ein leiser Widerschein spielt in den Sarg.
Sie ruhen unter blühenden Kastanien,
Ihr Lebenssaft steigt denen tief ins Mark.
Zwischen zwei Gräbern welken rote Blumen,
Das Erdreich ist zerdrückt, das Laub zerfetzt.
Hier wälzten sich die Nacht auf weichen Krumen
Zwei Wildverliebte, von der Brunst gehetzt.
In ihre Schreie sprangen klirrend Knochen
Und Schädel, die nach reifem Heumond rochen.
Klabund (4 november 1890 – 14 augustus 1928)
De Oostenrijkse schrijver Felix Braun werd op 4 november 1885 in Wenen geboren. Zie ook mijn blog van 4 november 2008.
Die Berge
Wir waren arm, und so fuhren wir lang
Mit dem Personenzug.
Meine Mutter hatte nur Wien gesehn,
Und ich war jung genug.
Wir fuhren lang über hügliges Land,
Ich zählte jede Station,
Ich trug sie wohl ein in mein Schönschreibheft,
An vierzig waren es schon.
Dann wurde ich müd, und ich schlief ein. –
Auf einmal – wie ward ich wach? –
Was donnerte her? Was brach herein?
Was rauschte und sauste nach?
Es war so kühl und so finster das Grün,
Als schatteten Wände nah.
Meine Mutter zog mich zum Fenster hin –
Und ich sah:
Da ragten die Berge himmelan,
Grünmoosig und felsigkahl,
Und einzelne Fichten hingen daran,
Und ein Wasser stürzte zu Tal.
Das Wasser, ja, das brauste so laut,
Weiß schleiernd mit gläsernem Bug –
Kalt wars – mir schaudert es über die Haut –
Dumpf fort stampfte der Zug.
Und höher und höher stieg das Gewänd.
Woher soviel Wasser quoll?
Es floß vielleicht aus dem Firmament,
Dunkelblau und wolkenvoll.
“Das ist das Gesäuse”, sprach jemand.
Meine Mutter nickte bloß.
Heftig griff sie nach meiner Hand
Und ließ sie nicht mehr los.
Und die Berge blieben. Zum erstenmal
Im Sommer sah ich Schnee.
“Eine Gemse!”, rief meine Mutter. “Da!”
Aber es war nur ein Reh.
Unter hölzerner Brücke die Ache warf
Grünweißen Wellengischt.
Ah, wehte die Luft eisigkühl und scharf,
Mit Nadel- und Harzduft vermischt! –
Es war schon Abend, da stiegen wir aus,
Das Dorf lag so fremd, voll Gefahr.
Unser Haus war ein altes Bauernhaus,
Alles war wunderbar.
Mein Bett nur war zu früh gemacht,
Es gab noch so vieles zu schaun. –
Meine Mutter weinte die ganze Nacht –
So laut rauschte die Traun.
Felix Braun (4 november 1885 – 29 november 1973)
De Amerikaanse dichter en beeldend kunstenaar Marc Awodey werd geboren op 4 november 1960 in Ann Arbor, Michigan. Zie ook mijn blog va
n 4 november 2008.
September
In a curvilinear spell
autumn reconnoitered hillsides
beneath dove clouds.
Summer was more than lustrous.
Teal threads fused beguiled moments
into an elaborate delusion
under August’s decoupage.
Canary birch leaves
and rouged maples must soon turn
beneath hazel limbs
to uphold winter’s grim paradise.
Marc Awodey (Ann Arbor,4 november 1960)
De Amerikaanse schrijver Charles Frazier werd geboren op 4 november 1950 in Asheville, North Carolina. Zie ook mijn blog van 4 november 2008.
Uit: Thirteen Moons
“Thereis no scatheless rapture. love and time put me in this condition. I amleaving soon for the Nightland, where all the ghosts of men and animalsyearn to travel. We?re called to it. I feel it pulling at me, same aseveryone else. It is the last unmapped country, and a dark way gettingthere. A sorrowful path. And maybe not exactly Paradise at the end. Thebelief I?ve acquired over a generous and nevertheless inadequate timeon earth is that we arrive in the afterlife as broken as when wedeparted from the world. But, on the other hand, I?ve always enjoyed ajourney.
Cloudy days, I sit by the fire and talk nothing butCherokee. Or else I sit silent with pen and paper, rendering thelanguage into Sequoyah?s syllabary, the characters forming under myhand like hen- scratch hieroglyphs. On sunny days, I usually rock onthe porch wrapped in a blanket and read and admire the vista. Manydecades ago, when I built my farm out of raw land, I oriented the frontof the house to aim west toward the highest range of mountains. It is agrand long view. The river and valley, and then the coves and blueridges heaved up and ragged to the limits of eyesight.Bear andI once owned all the landscape visible from my porch and a great dealmore. People claimed that in Old Europe our holdings would have beenenough land to make a minor country. Now I have just the one littlecove opening ontothe river . The hideous new railroad, of which I ownquite a few shares, runs through my front yard. The black trains comesmoking along twice a day, and in the summer when the house windows areopen, the help wipes the soot off the horizontal faces of furniture atleast three times a week. On the other side ofthe river is a road thathas been there as some form of passway since the time of elk andbuffalo, both long since extinguished. Now, mules drawing wagons flaresideways in the traces when automobiles pass.”
Charles Frazier (Asheville, 4 november 1950)
De Amerikaanse dichter Charles Kenneth Williams werd geboren op 4 november 1936 in Newark, New Jersey. Zie ook mijn blog van 4 november 2008.
First Desires
It was like listening to the record of a symphony before you knew
anything at all about the music,
what the instruments might sound like, look like, what portion of the
orchestra each represented:
there were only volumes and velocities, thickenings and thinnings,
the winding cries of change
that seemed to touch within you, through your body,
to be part of you and then apart from you.
And even when you’d learned the grainy timbre of the single violin,
the aching arpeggios of the horn,
when you tried again there were still uneases and confusions left, an
ache, a sense of longing
that held you in chromatic dissonance, droning on beyond the
dominant’s resolve into the tonic,
as though there were a flaw of logic in the structure, or in (you knew
it was more likely) you.
C. K. Williams (Newark, 4 november 1936)