Hermann Hesse, Wisława Szymborska, Pierre H. Dubois, Axel Brauns, Friedrich Klopstock

De Zwitserse (Duitstalige) schrijver Hermann Hesse werd geboren op 2 juli 1877 in Calw. Zie ook mijn blog van 2 juli 2006 en ook mijn blog van 2 juli 2007.en ook mijn blog van 2 juli 2008 en ook mijn blog van 2 juli 2009.

Uit: Der Steppenwolf

 

„Dieses Buch enthält die uns gebliebenen Aufzeichnungen jenes Mannes, welchen wir mit einem Ausdruck, den er selbst mehrmals gebrauchte, den »Steppenwolf« nannten. Ob sein Manuskript eines

einführenden Vorwortes bedürfe, sei dahingestellt; mir jedenfalls ist es ein Bedürfnis, den Blättern des Steppenwolfes einige beizufügen, auf denen ich versuche, meine Erinnerung an ihn aufzuzeichnen.

Es ist nur wenig, was ich über ihn weiß, und namentlich ist seine ganze Vergangenheit und Herkunft mir unbekannt geblieben. Doch habe ich von seiner Persönlichkeit einen starken und, wie ich trotz allem sagen muß, sympathischen Eindruck behalten.

Der Steppenwolf war ein Mann von annähernd fünfzig Jahren, der vor einigen Jahren eines Tages im Hause meiner Tante vorsprach und nach einem möblierten Zimmer suchte. Er mietete die Mansarde

oben im Dachstock und die kleine Schlafkammer daneben, kam nach einigen Tagen mit zwei Koffern und einer großen Bücherkiste wieder und hat neun oder zehn Monate bei uns gewohnt. Er lebte sehr still und für sich, und wenn nicht die nachbarliche Lage unsrer Schlafräume manche zufällige Begegnung auf Treppe und Korridor herbeigeführt hätte, wären wir wohl überhaupt nicht miteinander bekannt geworden, denn gesellig war dieser Mann nicht, er war in einem hohen, von mir bisher bei niemandem beobachteten Grade ungesellig, er war wirklich, wie er sich zuweilen nannte, ein Steppenwolf, ein fremdes, wildes und auch scheues, sogar sehr scheues Wesen aus einer anderen

Welt als der meinigen. In wie tiefe Vereinsamung er sich auf Grund seiner Anlage und seines Schicksals hineingelebt hatte und wie bewußt er diese Vereinsamung als sein Schicksal erkannte, dies erfuhr ich allerdings erst aus den von ihm hier zurückgelassenen Aufzeichnungen; doch habe ich

ihn immerhin schon vorher durch manche kleine Begegnungen und Gespräche einigermaßen kennengelernt und fand das Bild, das ich aus seinen Aufzeichnungen von ihm gewann, im Grunde

übereinstimmend mit dem freilich blasseren und lückenhafteren, wie es sich mir aus unsrer persönlichen Bekanntschaft ergeben hatte.“

 

 

Hesse_Warhol

Hermann Hesse (2 juli 1877 – 9 augustus 1962)
Andy Warhol, Hermann Hesse naar een foto van Martin Hesse.

 

De Poolse dichteres Wisława Szymborska werd geboren in 1923 in Bnin. Zie ook mijn blog van 2 juli 2007 en ook mijn blog van 2 juli 2008 en ook mijn blog van 2 juli 2009.

 

 

Niets tweemaal

Niets gebeurt tweemaal en niets
zal tweemaal gebeuren. Geboren
zonder kundigheden, sterven we
dus als onervaren senioren.

 

Ook al zijn we nog zo hardleers
op de grote school van ’t leven,
geen winter, geen zomer wordt ons
nog een keertje opgegeven.

 

Niet één dag keert ooit terug,
twee nachten zijn nooit identiek,
geen kus is als een andere,
elke oogopslag is weer uniek.

 

Gisteren noemde iemand plots
in mijn bijzijn luid jouw naam
– het leek alsof een rode roos
naar binnen woei door het raam.

 

Nu we samen zijn vandaag,
haal ik mijn blik van je gezicht.
Een roos? Hoe ziet een roos eruit?
Is dat een bloem? Een steen wellicht?

 

Onzalig uur, onnodige vrees,
waarom bemoei jij je ermee?
Je bent – je moet voorbijgaan.
Je gaat voorbij – en alles is oké.

 

Lachend en elkaar omhelzend
verzoenen we ons met elkaar,
ook al zijn we zo verschillend
als twee druppels zuiver water.

 

 

Vertaald door  Gerard Rasch

 

 

Het moment

 

Ik loop over een lentegroene glooiing.
Gras, bloemetjes in het gras
als op een plaatje voor kinderen.
De lucht, nog nevelig, begint al te blauwen.
In de stilte klinkt het uitzicht op de andere heuvels.

 

Alsof hier geen Cambrium en geen Siluur geweest zijn,
geen tegen elkaar grommende rotsen,
hoog opgestapelde afgronden,
geen nachten in vlammen,
dagen in donkere kluwens.

 

Alsof hier geen laagten voorbij zijn getrokken
in een koortsachtig ijlen,
in ijzige huiveringen.

 

Alsof zeeën alleen ergens anders tekeergingen
en hier geen oevers van horizonten scheurden.

 

Het is negen uur dertig lokale tijd.
Alles is op zijn plaats, in voorbeeldige harmonie.
In het dal een kleine beek, die een kleine beek is.
Een paadje in de vorm van een paadje van altijd naar immer.
Een bos met de schijn van een bos tot in eeuwigheid amen,
boven mij vliegen vogels, in de rol van vliegende vogels.

 

Zover het oog reikt heerst hier het moment.
Een van die aardse momenten
die men vraagt: ga niet voorbij.

 

 

szymborska

Wislawa Szymborska (Bnin, 2 juli 1923)

 

De Nederlandse dichter, prozaschrijver en criticus Pierre H. (Hubert) Dubois werd geboren in Amsterdam op 2 juli 1917.

 

Uit: J. Greshoff

 

Ofschoon Greshoff zijn maatschappelijke loopbaan als journalist begon, was ‘de volmaakte overgave aan de schone letteren’, die hij zichzelf als levensdoel stelde, van het begin af aan de drang die hem dreef. Men kan in het midden laten welke motieven een biografische, grafologische, psycho- of andere analytische beschouwing daarvoor als verklaring zou aanwijzen, het feit op zich kan bezwaarlijk worden ontkend; niet alleen op grond van mededelingen van Greshoff zelf, o.m. in Het spel der spelen, maar vooral ook van de verschillende uitingen, waarin zijn persoonlijkheid zich achtereenvolgens manifesteerde. Men komt daarbij allicht ook enkele van de misverstanden op het spoor, welke er omtrent deze schrijver tot zijn ongeveinsde verbazing bestaan en die hij als een opmerkelijk fenomeen, waarvoor hij de verantwoordelijkheid van de hand wijst, met een allerminst ongevoelige maar sceptische en wijze onverschilligheid en in volstrekte gemoedsrust laat voortduren. De schoonheid heeft van jongsaf het bestaan van Greshoff oppermachtig beheerst. Zij was voor hem de werkelijkheid die alleen aan dit bestaan zin en rechtvaardiging kon schenken.

Door zijn aanleg en individualistische aard en onder invloed ook van de tijd waarin hij begon te schrijven – de eerste gepubliceerde gedichten dateren uit 1907 – was de jonge Greshoff in zijn levenshouding estheet, wat het besef verscherpte van het onderscheid tussen dichter en burger. Ondanks alle nuanceringen waartoe zijn individualisme hem verplichtte en in staat stelde, is hij aan die positie in wezen zijn leven lang trouw gebleven.

Maar vooral in de eerste jaren van zijn schrijverschap heeft een esthetische opvatting daarvan Greshoffs activiteit bepaald. Dat kwam niet slechts tot uiting in zijn vaak dandy-achtige kleding of in de romantische allure van zijn interieur, maar voornamelijk op een creatief plan in de vorm van zijn poëzie – verfijnd, gevoelig en zangerig, maar nog weinig persoonlijk -, in zijn grafische belangstelling, waarvan zowel zijn fraai, van arabesken voorzien handschrift getuigt, als ook de sierlijke en kundige etsen welke hij in die tijd maakte, en tenslotte in zijn geestdrift voor de typografie en in ruimer verband de bibliofilie.

Greshoff heeft in die jaren en incidenteel, maar bij herhaling, ook later nog, een duidelijk stimulerende invloed uitgeoefend op de verzorging van het boek in Nederland door middel van bibliofiele series, zoals ‘Zilverdistel’ en ‘Palladium’, met zijn vrienden P.N. van Eyck, J.C. Bloem en Albert Besnard, door het maandblad voor boekenvrienden ‘De Witte Mier’, en door zijn medewerking aan bijzondere uitgaven, waarvan o.m. de door J. van Krimpen verzorgde editie van de Gedichten van Jan van Nijlen een goed voorbeeld is.

Maar de esthetische aandacht voor het boek en voor de letteren vertegenwoordigt slechts één kant van Greshoffs verschijning en ook op andere wijze heeft hij zijn naam in de Nederlandse litteratuur gevestigd.“

pierre-h-dubois

Pierre H. Dubois (2 juli 1917 – 24 maart 1999)
Portret door Siegfried Woldhek 1985

 

De Duitse schrijver en filmmaker Axel Brauns werd op 2 juli 1963 geboren in Hamburg.

 

Uit: Kraniche und Klopfer

 

»Die Schultüten bleiben geschlossen«, sagte Carla streng.

»Erst gehen wir zur Schule.«

Als Bolko doch hineingriff, versetzte sie ihm einen scharfen Klaps auf die Finger. Er gehorchte. Beide folgten ihrer Mutter mit den Schultüten im Arm, die Nasen an die zugeschnürten Krepppapieröffnungen gepresst, als Carla in die Helligkeit des Augustmorgens hinaustrat.

»Komm, Adina. Zeig deinem Bruder den Schulweg.«

Eingehüllt vom zarten Schokoladenduft, wanderte Adina los. Ihre Mutter hatte den Weg mehrere Male mit ihr geübt. Sie bemerkte, wie aufgeregt sich Bolko umschaute. Er kannte die Notkestraße nur dort, wo sie am Adelunggrundstück vorbeiführte. Klopferlandausflüge waren eine Kostbarkeit. Für einen

Augenblick vergaß er sogar die schokoladengefüllte Schultüte in seinen Armen.

»Hier am Vorbeckweg muss man links und rechts kucken, ob kein Auto kommt«, sagte Carla. »Erst dann darf man über die Straße gehen.«

Klopfer waren derart böse, dass sie am liebsten kleine Kinder über den Haufen fuhren. Der einzige Schutz war Wachsamkeit.

»Es kommt kein Auto«, sagte Adina.

»Dann los, mein Schatz.«

Hinter dem Vorbeckweg fiel die Notkestraße sanft zu einer großen Kreuzung ab, und der Sandweg am Straßenrand glitt hinüber in eine prachtvolle Abfolge von bimssteinguten Gehwegplatten, in die Adina vernarrt war.

»An der Ampel musst du warten, bis das grüne Männchen auftaucht«, sagte Carla mit einem Blick auf Bolko. »Erst dann darfst du die Straße überqueren. Vorher kuckst du auch hier, ob alle Autos anhalten.«

Im Klopferland gab es kirschgute Ampeln, vor denen auch die Klopfer in ihren Autos Angst hatten. Adina wartete auf das grüne Männchen und überquerte die mit wolkenweißen Streifen herausgeputzte Notkestraße. Auf der anderen Seite gab es wieder bimssteingute Gehwegplatten und eine weitere kirsch- gute Ampel, die den Autoklopfern auf der Osdorfer Landstraße Angst einjagte. Glücklich schaute sie sich um und überblickte die riesige Klopferlandkreuzung.

»Jetzt gehen wir rechts bis zur Seestraße«, sagte Carla. »Lass dich auf dem Schulweg nicht von Klopfern ansprechen. Du darfst niemals einem Klopfer etwas über unser Zuhause erzählen.

Hast du das verstanden?«

»Ja, Carla.«

»Wenn du nicht weißt, was du sagen sollst, schweig. Das ist der beste Schutz. Du musst wissen, die Klopfer sind furchtbar mächtig.«

 

Brauns

Axel Brauns (Hamburg, 2 juli 1963)

 

 

De Duitse schrijver Friedrich Gottlieb Klopstock werd geboren in Quedlinburg op 2 juli 1723.

 

Das Wiedersehn

Der Weltraum fernt mich weit von dir,
So fernt mich nicht die Zeit.
Wer überlebt das siebzigste
Schon hat, ist nah bei dir.

Lang sah ich, Meta, schon dein Grab,
Und seine Linde wehn;
Die Linde wehet einst auch mir,
Streut ihr Blum’ auch mir,

Nicht mir! Das ist mein Schatten nur,
Worauf die Blüte sinkt;
So wie es nur dein Schatten war,
Worauf sie oft schon sank.

Dann kenn’ ich auch die höhre Welt,
In der du lange warst;
Dann sehn wir froh die Linde wehn,
Die unsre Gräber kühlt.

Dann … Aber ach ich weiß ja nicht,
Was du schon lange weißt;
Nur daß es, hell von Ahndungen,
Mir um die Seele schwebt!

Mit wonnevollen Hoffnungen
Die Abendröte kommt:
Mit frohem, tiefen Vorgefühl,
Die Sonnen auferstehn!

 

Die Waage

“Du zählst die Stimmen: wäge sie, willst du nicht
Des Ruhms dich töricht freuen, der dir erschallt.”
Sehr mühsam ist die Wägung! “Nun so
Zähle zugleich denn die Widerhalle.”

Der Blick ermüdet, der auf die Waage schaut.
Wie säumts! wie viel der lastenden Zeit entschleicht,
Bevor im Gleichgewicht die Schalen
Schweben, und endlich der Weiser ausruht!

Und tönt der Nachhall etwa Unliebliches,
Wenn er in ferner Grotte Musik beginnt,
Und seine Melodie sich immer
Sanfter dem Ohre verlieret? “Zähle!”

Friedrich_Gottlieb_Klopstock

Friedrich Gottlieb Klopstock (2 juli 1723 — 14 maart 1803)
Portret door Jens Juel

 

 

Zie voor de drie bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 2 juli 2007 en ook mijn blog van 2 juli 2008 en ook mijn blog van 2 juli 2009.

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 2e juli ook mijn vorige blog van vandaag.

Alekos Panagoulis, Ota Pavel, C. C. Bergius, Johannes Immerzeel, Arend Fokke Simonsz

De Griekse dichter en verzetstrijder Alekos Panagoulis werd geboren op 2 juli 1939 in Glyfada. Zie ook  mijn blog van 2 juli 2007

The Paint

I gave life to the walls
a voice I gave them
more friendly so that would become my company
and the guards asked
to know where they could find the paint

The walls of the cell
kept the secret
and the mercenaries searched everywhere
but paint they could not find

Because they did not think for one moment
that they should search into my veins

alekos_panagoulis
Alekos Panagoulis (2 juli 1939 – 1 mei 1976)

 

De Tsjechische schrijver en (sport)journalist Ota Pavel (eig. Ota Popper) werd geboren op 2 juli 1930 in Praag. Zie ook mijn blog van 2 juli 2007.

Uit: Der Tod der schönen Rehböcke (Vertaald doorElisabeth Borchardt)

„Der Sommer fing an, und es war schön. Die Kirschblüten waren abgefallen, und es fielen auch die Blüten von den Birn- und Apfelbäumen, und die Früchte setzten an in jenem dritten Kriegsjahr. Nach Buštěhrad kam er am Nachmittag, und der Rehbock wurde gerecht aufgeteilt. Eine Keule gaben wir dem Bäcker Blaha, der während des Krieges sehr brav zu uns war, eine kam aufs Gut zu den Burgers, die noch braver zu uns waren, und alles Übrige legte M
ama in schöne Steinguttöpfe ein, und sie kochte meinen Brüdern Hugo und Jirka Sauce und Beefsteaks, was ihre besondere Spezialität war. Die Jungen stopften sich voll für die kommenden Jahre, um Theresienstadt, Auschwitz, Mauthausen, die Todesmärsche bei dreißig Grad Frost und das Steineschleppen auf der Treppe von Mauthausen bei dreißig Grad Hitze auszuhalten und all die hübschen Sachen, die die Deutschen für sie bereithielten. Hugo kam in ziemlich guter Verfassung zurück. Jirka kehrte aus Mauthausen wieder und wog vierzig Kilo; ein halbes Jahr lang starb er fast noch am Hunger und den Folterungen, bis er endlich wieder anfing, neu zu leben. Niemals hat er mir viel davon berichtet, nur ein einziges Mal, und als wir auf den Rehbock zu sprechen kamen, sagte er: “Vielleicht hat mir gerade dieser Rehbock das Leben gerettet. Vielleicht haben diese letzten Stücke ordentlichen Fleisches bei mir akkurat bis zum Ende vorgehalten.“

pavel_ota
Ota Pavel (2 juli 1930 –  31 maart 1973)

 

 

De Duitse schrijver C. C. Bergius (eig. Egon-Maria Zimmer) werd geboren op 2 juli 1910 in Buer. Zie ook  mijn blog van 2 juli 2007.

Aus: Sand in Gottes Mühlen

„Um es vorwegzunehmen: Lee Kon-kim hat wirklich gelebt. Ich wurde auf ihn aufmerksam, als mir während des Quellenstudiums zu meinem Roman „Heißer Sand“der Zufall ein >falsches< Buch in die Hand spielte. Es war das ausgezeichnete Werk „Weißer Mann-böser Mann“ von Rudolf Jacobs, in dem ich eine knapp drei Seiten umfassende Schilderung des Lebens Lee Kon-kims fand, welche mich in eine mir selbst unerklärliche Erregung versetzte, die sich noch steigerte, als ich am Schluß der sachlichen Darstellung las, daß der Bericht Polizeiakten entnommen sei, die vielen Militärs und Diplomaten zu denken gegeben habe. Dieser Hinweis veranlaßte mich, den Versuch zu machen, Näheres über Lee Kon-kim zu erfahren, aber schon bald mußte ich erkennen, daß es von Europa aus unmöglich war, irgendwelche Ermittlungen anzustellen. Das Gelesene beschäftigte mich jedoch so sehr, daß ich mich dazu entschloß, nach Malaya, China und Japan zu fahren, um eigene Nachforschungen anzustellen.”

Bergius
C. C. Bergius (2 juli 1910 – 23 maart 1996)

 

 

De Nederlandse dichter en schrijver Johannes Immerzeel werd geboren in Dordrecht op 2 juli 1776. Zie ook mijn blog van 2 juli 2007.

Het onweder

“Lise, hoor de stormwind huilen,
Aan de donderknal gepaard!
Laat ons in dit bosje schuilen,
Tot het onweer wat bedaart.”
Lise voelt haar ’t hart zo jagen:
Dubbelde angst ontrust haar bloed,
Daar zij vrees voor de onweersvlagen
En voor hare herder voedt.

Maar het zwerk, steeds meer verbolgen,
Schiet al heller stralen uit;
Zal ze, moet ze Milon volgen?
Lise weifelt in ’t besluit;
Doch aan d’arm van hare herder,
Zet ze, dringend aangespoord,
D’ene voet uit vreze verder,
D’andre voet uit liefde voort.

Duchtend ’t bosje in te dringen,
Aarzelt, toeft zij aan ’t begin;
Maar des bliksems schitteringen
Drijven haar er eindlijk in.
’t Weer bedaart; ’t houdt op met lichten;
De onweersflitsen troffen niet;
Maar onmisbaar zijn de schichten,
Die het Minnegodje schiet.

In een onweerswolk verscholen,
Met de hand aan pijl en boog,
Hield hij, waar ze mochten dolen,
’t Minnend paartje dicht in ’t oog.
Blozend, knorrend op zich zelve,
Keerde Lise uit ’t bosje weer.
Kalm was ’t aan de luchtgewelven,
Doch haar hartje was ’t niet meer
.

Immerzeel
Johannes Immerzeel (2 juli 1776 – 9 juni 1841)

 

 

De Nederlandse dichter en schrijver Arend Fokke Simonsz werd geboren in Amsterdam op 2 juli 1755. Zie ook mijn blog van 2 juli 2007.

Uit: Het onscheidbaar drietal redenwezens verlichting, deugd en tijd

„De burgerlijke beleefdheid eischt dat men elkander geen’ last verooirzaake, daar ter plaatze, waar men eene vrije uitspanning zoekt; ook zign wij hier zo zeer niet aan overhaasting, of tijdsbezuiniging verbonden, dat wij, als weleer cincinnatus, onze Heldendaaden met verhaasting moeten verrichten, ten einde naar den ons wagtenden ploeg weder te keeren. Wij zijn hier over het algemeen allen wel in zo verre in de wijsgeerige Cosmogonie ervaaren, dat wij zeer wel overreedr zijn dat de waereld niet raazend gemaakt is; en geheel onëenstemmig met den voortvaarenden cæsar, die, volgends het getuigenis van den vuurigen lucanus, niet gedaan noemde zoo ‘er nog, iets te doen overschoot, verkiezen wij liever, als van een bedaarder en voorzichtiger gemoedsgesteldtenis, langzaam, en daar door zeekeer te gaan en ons zelven te bemoedigen met de mannelijke stoutmoedige verzeekering komt ge nu niet, dan voorzeeker zult ge morgen komen! –

Men hebbe derhalven alle deze woorden geduurende welker uitspraak, ik slegts opgemerkt hebbe of het getal mijner toehoorers ook nog mogte vermeerderen, alleen antemerken als het rittournel eener aria – of de tromslag welken men weleer pleeg te doen hooren, alvoorens de Bevelhebber eener bende Schuttren zijne manschappen de handgreepen des geweers geboodt te verrichten, en welken men, met een toonkunstig krijgswoord, roffel gewoon was te noemen; of nog beter, gelijk het concert dat men, voor ’t openen des tooneels, op den Schouwburg gewoon is te geeven – alles stegts dienende om de aandagt optewekken, en de toehoorers de bekwaamste gelegenheid te vershaffen, om de woorden die gesproken zullen worden bescheidentlijk en wel te verstaan.“

Simonsz
Arend Fokke Simonsz (2 juli 1755 – 15 november 1812)