Mark Boog, F. Scott Fitzgerald, Shamim Sarif, Fernand Ouellette, Yves Navarre

De Nederlandse dichter en schrijver Mark Boog werd geboren op 24 september 1970 in Utrecht. Zie ook mijn blog van 24 september 2009 en ook mijn blog van 24 september 2010.

 

Naast iedere wieg

Naast iedere wieg een fee.
Moeder wringt. Vader knarst.
De fee zegt: ‘Nou ja, we zien wel.
Ik wil mijn voorspelling
later graag preciezer formuleren.’

Aan de lianen die het licht ons toewerpt,
zwaaien wezentjes van wezenlijk
onbegrepen aard: wild, vrolijk, angstaanjagend ook.

En geen zonsondergang om tegemoet te rijden,
geen dagboek om in te lezen.
De uren volgen zich genummerd op.

Sterrenstof! Een kamer vol van sterrenstof!
Wij hebben geleerd ons op ons gemak te voelen,
thuis te zijn, dat wil zeggen: nergens heen te kunnen.

 

Klein Huis

Klein huis, maar gooi er eens een bal doorheen
en het wordt groot. Zie al die meters,
zijn ze niet van ons? En slenter eens alsof
je niet weet waar je heen gaat: ruimte rekt
zich geeuwend uit tussen de muren. Zie:
het dwalen dat de kamers met elkaar
verbindt is witgeverfd. Er is een trap,
een kapstok in een kast, wat deuren. Als
een landweg zo toevallig ligt het, doel
en startpunt bij de weg gezocht in plaats
van omgekeerd, zo lijkt het. Als je brood
haalt en weer terugkomt zul je zien dat we
een picknick kunnen houden. Snel, ga nu!
Het krimpen kan onmogelijk ver weg zijn.

Mark Boog (Utrecht, 24 september 1970)

Lees verder “Mark Boog, F. Scott Fitzgerald, Shamim Sarif, Fernand Ouellette, Yves Navarre”

Alfons Petzold, Charles Ferdinand Ramuz, Hendrik Tollens, Szilvia Molnar

De Oostenrijkse dichter en schrijver Alfons Petzold werd geboren op 24 september 1882 in Wenen. Zie ook mijn blog van 24 september 2006 en ook mijn blog van 24 september 2008 en ook mijn blog van 24 september 2009 en ook mijn blog van 24 september 2010.

 

Großstadt

Plakate schmettern ihre buntfarbigen Phrasen
in das Gewühle der Menschen und Wagen hinein.
Die Stahlelephanten der Automobile rasen
alles tönt: Gerüste, Schienen, verblocktes Gestein.

Die granitenen Würfel der Gassen, Straßen und Plätze
silbrig, wie Augen eines Insektes glühn
indes in der Höhe die Telegraphendrahtnetze
bös funkeln und Trotz in die Sonne sprühn.

Schauläden prunken, gleich aufgerissenen Höhlen,
schütten den Glanz ihrer Schätze in Hirn und Herz.
Vorwärts! Dröhnt es aus dem Knattern und Gröhlen
Vorwärts! schreit alles, kein Auge blickt himmelwärts.

 

Abend an der Donau

Abend umspannt die Zeit,
Reglos starren die Sterne.
Aus der Matrosentaverne
Stapft die Dunkelheit.

Walzt mit wankendem Gang
Über die Donaubrücke,
In einer Gassenlücke
Vergröhlt ihr Gesang.

Flußauf nebelumdrängt
Schaukelt ein kleiner Nachen,
Drüber das helle Lachen
Froher Menschen hängt.

Lichtschwer dräut die Stadt,
Frißt das Licht der Laterne,
Das aus der Stromtaverne
Blinzelt scheu und matt.

Alfons Petzold (24 september 1882 – 25 januari 1923)

Lees verder “Alfons Petzold, Charles Ferdinand Ramuz, Hendrik Tollens, Szilvia Molnar”

A.L. Snijders

 

De Nederlandse schrijver A.L. Snijders (pseudoniem van Peter Cornelis Müller) werd geboren op 24 september 1937 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 20 november 2009 en ook mijn blog van 2 november 2010 en ook mijn blog van 20 novemberr 2010.

 

Jaartallen

In 1912 valt mijn moeder in de Van Eeghenstraat van driehoog uit het raam. Haar moeder komt de kamer binnen en ziet dat het eenjarige meisje op de vensterbank is geklommen en tegen de hor leunt. De hor valt naar buiten en het kind erachteraan.

Hoewel haar moeder verlamd is van schrik, rent ze naar beneden. Haar dochter is ongedeerd, ze heeft geen schrammetje, zoals men in zulke gevallen zegt. De hor heeft de straat eerder bereikt dan het kind, is teruggesprongen en heeft haar val gebroken.

Op 14 januari 2008 parkeer ik mijn auto om half twee ’s middags in de Van Eeghenstraat en fiets ik naar het Blauwe Theehuis in het Vondelpark, waar ik een afspraak heb met een fotograaf. De fotograaf is ook op de fiets, we zetten ze tegelijk vast aan het hek. We kennen elkaar niet, twee vreemden. Pas bij het theehuis ziet hij dat ik ik ben, en zie ik dat hij hij is.

Het theehuis is in 1936 gebouwd, een jaar voor mijn geboorte. Het is guur en regenachtig weer, ik heb mijn wollen muts op. Hij maakt de foto’s. Hoofd iets hoger, nee, ietsje terug, nu omdraaien, kijkt u maar in de richting van de Van Eeghenstraat. Ik kijk en denk welk raam. Ik zeg tegen de fotograaf: Daar is mijn moeder in 1912 uit het raam gevallen.

Als hij klaar is, fiets ik naar Vertigo (Duizeling), waar ik koffie drink. Ik denk aan mijn dode moeder, wat zou er van haar geworden zijn?

 

 

A.L. Snijders (Amsterdam, 24 september 1937)