Marcel Möring, Herman Koch, Rachid Boudjedra, Daniela Danz, Christoph Wieland

De Nederlandse dichter en schrijver Marcel Möring werd geboren in Enschede op 5 september 1957. Zie ook mijn blog van 5 september 2008.en ook mijn blog van 5 september 2009 en ook mijn blog van 5 september 2010.

Laat-Puberale Gedichten 6

Ik heb haar Maria genoemd,

want haar ogen. Ik heb haar

Maria genoemd, want blauw

en dunne jurken, strijkend

langs haar benen in de wind,

heb ik haar genoemd – en zij

zegt mij haar naam en ik

draai mij om: de dansers

de voeten tot de grond –


en zacht

sambaritmes in de avond,

glijdende blue notes, geen

akkoord te veel, harmonieën,

wegdrinken langs de muren

van de luwte en een fruitmes

in een porseleinen schaal,


zo heb ik haar genoemd.

 

Reinigingsadvies

Vergeet mij was mij uit je kleren kam je haren onthaar je kam

schrob de hoeken van de badkamer met een tandenborstel

borstel je kleren laat de kranen lopen gooi chloor

in de toiletten zeem de ramen haal wattenstaafjes door je oren

snuit je neus en reinig je nagels borstel het huis stofzuig waar ik was.

 

Marcel Möring (Enschede, 5 september 1957)

Lees verder “Marcel Möring, Herman Koch, Rachid Boudjedra, Daniela Danz, Christoph Wieland”

Jos Vandeloo, Peter Winnen, Heimito von Doderer, Margaretha Ferguson, Goffredo Mameli

De Belgische schrijver Jos Vandeloo werd geboren op 5 september 1925 in Zonhoven, Belgisch-Limburg. Zie ook mijn blog van 5 september 2006  Zie ook mijn blog van 5 september 2008. en ook mijn blog van 5 september 2009 en ook mijn blog van 5 september 2010.

 

Uit: De vijand

Je voelt dat het nu stilaan naar zijn einde loopt. Er is alleen maar een penode van windstilte in het strijdgewoel. Weldra zal het geweld weer losbarsten. Vliegtuigen zullen laag en onheilspellend over de velden scheren, soldaten zullen angstig wegkruipen onder hun helmen, ales zal weer vol geraas zijn en vervuld van dood en verschrikking. Het is een eindeloze, helse herhaling van afschuwelijke gebeurtenissen, van dorp tot dorp, in de steden even haperend aan de puinhopen en dan weer naar voren springend over de grenzen heen. Ik blijf nog wat rondhangen en ga dan weer naar beneden.
‘Voorzichtig,’ zegt Paps vaderlijk, ‘de ladder is erg glibberig.’ Dat wist ik al maar het doet me goed, dat hij het nog eens speciaal zegt. Ik zal Karl nog even gaan groeten in de tent, dat zal hem zeker plezier doen. Misschien wandelt Bea met me terug naar huis, dan kan ik onderweg nog wat met haar praten. Als ik beneden kom, “zuigen mijn schoenen zich dadelijk vast in de modderen als ik voortstap laten ze telkens met een flappend geluid weer los. Ik ga naar de tent en trek het zeil opzij voor de ingang. Het is er donker. Een klad licht valt naar binnen en ik hoor Karl Ontstemd vloeken. Ik zie het meisje Bea op het veldbed. Haar schoenen liggen op de grond. Er liggen ook nog andere kledingstukken. De regenjas van haar moeder en de kap en nog meer. Haar rok is opgeschort. Ze heeft een heeft witte huid. Karl hangt gebogen over haar heen met zijn mager, ongezond lichaam. Haar buik is een zeldzame witte schelp, hij moet zeer zacht zijn, van fluweel. En hij is vooral zeer blank. Een glanzende vlek in het halve duister.
Karl maakt een boos gebaar omdat ik zo plots en onverwacht in de opening van de tent sta. Bea wendt het hoofd af. Ik laat het zeil voor de opening vallen. Het is een bliksemschicht geweest, een weerlicht, één ondeelbaar ogenblik. De onsplitsbare kern van de tijd. Nu is het binnen weer donker. Ik heb nog net gezien hoe Karl op haar neerstreek. Behoedzaam en geruisloos als een grote vogel. Buiten regent het nog altijd. Het verbaast me een beetje, dat het nog altijd regent. zo lang. zo zonder ophouden.”

 


Jos Vandeloo (Zonhoven, 5 september 1925)

Portret door Ann de Bode, 2006

Lees verder “Jos Vandeloo, Peter Winnen, Heimito von Doderer, Margaretha Ferguson, Goffredo Mameli”