De Nederlandse dichter Adriaan Roland Holst werd geboren op 23 mei 1888 in Amsterdam. Zie ook alle tags voor Adriaan Roland Holst op dit blog.
Herfstdag
‘k Was met den levenmoeden Dag gegaan
Door ’t najaarswoud – de boomen om mij stonden
Zoo droef te wachten, nevelen omwonden,
En staarden roerloos ons bewegen aan.
Moede gestalten langs verlaten laan
Schenen zij mij, en ‘k heb geen licht gevonden
Dan stille bleekheid, die uit wolkenwonden
Haar kilte om ons beide had gedaan.
De Dag was zwijgend en bedroefd geweest –
Soms heb ik even naar hem opgekeken,
Hij scheen te luist’ren naar het stil-bedeesd
Geruisch van blaren die voor ’t laatst nog spreken,
En bij de boschrand zag ik hem verbleeken
Voor ’t wachten van de donk’re hei bevreesd.
Voor later
‘k Geef nu aan jou mijn vreugd’, mijn leed en
Mijn schemergouden droomenschat,
Want later zal je dan nog weten
Hoe ik je eens heb liefgehad.
Later als al dit schoon voorbij is,
Want tijd neemt liefde, vreugde, smart –
Als elk van ons weer droef en blij is
Dicht aan een nieuwgevonden hart,
Dan zal ineens alles vervagen
Bij ’t zien van dit vergeten blad –
Je zal weer droomen van de dagen
Toen we in elkanders oogen zagen,
Toen ik je zoo heb liefgehad.
De sterren
Voor P.N. van Eyck.
Is dan de wereld een vergeefsche wôon –
Vergeefsch, maar onvermijdelijk en wreed
Voor wie de˘eigen verheffing sterflijk weet
Als al der dagen ijdel wendend schoon?
O, laat hij die van zijner wanen troon
Zich op de gloed eigener smart vermeet,
Zijn starende˘oogen opslaan – hij vergeet
Der goddelijke sterren eeuw’ge hoon.
Doch hij die weet en wetend niet wil deinzen
Maar met een luid en tergend lachen veinzen
Dat hij ’t onmeetlijke˘als zichzelf veracht,
Laat hij zijn uit verbittering gebaarde
Verachtlijke verachting heffen naar de
Zwijgende smaad dier koepelende pracht.
Adriaan Roland Holst (23 mei 1888 – 5 augustus 1976)
Portret door Matthieu Wiegman,1934