Dolce far niente 7

 

Romenu heeft er nog wat vrije dagen aangeplakt. Binnenkort weer de gebruikelijke berichten.

Bij Koninginnedag

 

amtzenius

Noordeinde door Floris Arntzenius (1864 – 1925)

 

 

 

Koninginnedag

Ze kwamen aan uit Veghel, Vaals en Vorden
Ter ere van hun jarige vorstin
Met bloemen en prullaria van tin
Met kussens, koeken, kannetjes en borden

Toch ging er al meteen aan het begin
Een bange vraag door de oranje horde:
Waar is de prins? Hij is toch wel in orde?
Hoe zit dat? Had Prins Claus vandaag geen zin?

Prins Claus wou inderdaad maar al te graag
Een keer aan de joecheisasa ontbreken
De prins was op de vrijmarkt in Den Haag

Hij zat daar met een lach en een sigaar
Met vóór hem op een vieze, wollen deken
De goedbedoelde troep van vorig jaar.

dewijs
Ivo de Wijs
(Tilburg, 13 juli 1945)

Dolce far niente 6

Romenu heeft er nog wat vrije dagen aangeplakt. Binnenkort weer de gebruikelijke berichten.

 

bloem.jpg 

Straatje in Elburg, Jan van Vuuren (1871 – 1941)

 

 

 

Zondag

De stilte, nu de klokken doven,
Wordt hoorbaar over zondags land
En dorpse woningen, waarboven
Een schelpenkleurge hemel spant

De jeugd keert weer voor d’ in gedachten
Verzonkene, die zich hervindt
Een warm, van onbestemd verwachten,
In zondagsstilte eenzelvig kind.

En tussen toen en nu: ‘t verwarde
Bestaan, dat steeds zijn heil verdreef;
De scherpe dagen, waar de flarde
Van ‘t wonde hart aan hangen bleef.

Niet te verzoenen is het leven.
Ten einde is dit wellicht nog ‘t meest:
Te kunnen zeggen: het is even
Tussen twee stilten luid geweest.

 


J. C. Bloem (10 mei 1887 – 10 augustus 1966)

Dolce far niente 5

 

Romenu heeft even vrij vandaag. Morgen weer de gebruikelijke berichten en ook de schrijvers van de 28e april.

 

 

 Winslow_Homer

Three Boys on the Shore door Winslow Homer, 1873

 

 

 

Middagzee

 

Vlakke middagzee plooit even
Aan heur rand in vlotte reven
Van het doode tij:
Ruischingen als ademhalen
Die in langer stilten dalen,
Murmelen voorbij.

 

Lichtdoorvloeide neevlen kleuren
Al de kommen die zij beuren
Bij het hemelsche gezicht,
Dat de schepen die er gleeën
Langs de verre stille zeeën,
Zweven in ’t verwolkte licht.

 

Over wazen wallen henen
Stort de zon in overlenen
Stroomen klaren gloed;
Van de stralen die zij wasschen
In de grondelooze plassen,
Stijgt een gouden gloed.

 

Jonge ranke knapen waden
Door de spiegelende baden,
Zingend hand in hand,
Naar waar neevlen openschijnen
En de zuivre kusten lijnen
Van een zalig land.

 


P.C. Boutens (20 februari 1870 – 14 maart 1943)

Astrid Roemer, Hovhannes Shiraz, August Becker, Jules Lemaître, Edwin Morgan

De Surinaamse dichteres en schrijfster Astrid Roemer  werd in Paramaribo geboren op 27 april 1947. Zie ook alle tags voor Astrid Roemer op dit blog..

Hoeveel huid heb je
maagdelijk gehouden om te strelen
om ook mij te warmen
hoeveel zicht heb je nog
op de donkere kamer van je
 archief waarin sporen van ons en
reikt je gehoor ver genoeg om te ervaren
dat alles eindeloos beweegt van mij af
sinds ik naar jou

toe nou: ruik het bloed dat spat uit mijn
zevenmijlslaarzen
de verbloemde adem van nog een gloed-
nieuwe dag te lang
monddood

ach ik weet het, mijn lief: je hebt
de smaak te pakken gekregen van een bestaan
dat je tegen-
staat weiger
niet als slotstuk nog mij te
beproeven.

 

frustratie

spiraal van leven
maakt me
lang
doorzichtig
dun
ik glijd poreuze
vlakten
in
bloedrode misdaad
gelige liefde
zwarte wanhoop
zilveren
korruptie
poreus leven
ik
zonder bloed
zonder ziel
geen doel
gemaakt door
spiraal van leven
begrijp alles
kan leven

 

Astrid Roemer (Paramaribo, 27 april 1947)

Lees verder “Astrid Roemer, Hovhannes Shiraz, August Becker, Jules Lemaître, Edwin Morgan”

Bernard Malamud, Vincente Alexandre, Leo Stilma

De Amerikaanse schrijver Bernard Malamud werd op 26 april 1914 in Brooklyn, New York, geboren. Zie ook mijn blog van 26 april 2007 en ook mijn blog van 26 april 2008 en ook mijn blog van 26 april 2009 en ook mijn blog van 26 april 2010 en ook mijn blog van 26 april 2011. 


Uit: The assistant

 

“He found a penciled spot on the worn counter, near the cash register, and wrote a sum under “Drunk Woman.” The total now came to $2.03, which he never hoped to see. But Ida would nag if she noticed a new figure, so he reduced the amount to $1.61. His peace – the little he lived with – was worth forty-two cents.
Immediately I felt I was in safe hands; safer than Morris’s store anyway. He moved to the US for a new life, but “he had hoped for much in America and got little. And because of him Helen and Ida had less. He had defrauded them, he and the bloodsucking store.” Helen is his daughter, and the centre point of the triangle which The Assistant describes (and very much the centre point of the older cover above). Morris spends most of his time out the back of the store, waiting for custom that rarely comes – “Waiting he thought he did poorly. When times were bad time was bad” – and when Helen comes home to the store:
“Me,” she called, as she had done from childhood. It meant that whoever was sitting in the back should sit and not suddenly think he was going to get rich.
The third point is Frank Alpine, a drifter who volunteers to work in Morris’s store to make up for various misdemeanours which it would be inappropriate to reveal.
If he could root out what he had done, smash and destroy it; but it was done, beyond him to undo. It was where he could never lay his hands on it any more – in his stinking mind.
And “he was troubled by the thought of how easy it was for a man to wreck his whole life with a single wrong act.” Well, he has at least one more wrong act in him, but in the meantime Frank manages to turn around Morris’s grocery store, bringing its best turnover since the opening of the rival delicatessen around the corner. Morris suspects Frank’s success is due to goyish customers being more willing to deal with their own kind than with a Jew, though as is often the case in The Assistant, he is misinformed – or underinformed anyway.”

 

 

Bernard Malamud (26 april 1914 – 18 maart 1986)

Lees verder “Bernard Malamud, Vincente Alexandre, Leo Stilma”

Walter de la Mare, James Fenton, Ted Kooser, Ross Franklin Lockridge Jr., Richard Anders

De Engelse dichter Walter John de la Mare werd geboren op 25 april 1873 in Charlton, Kent. Zie ook alle tags voor Walter John de la Mare op dit blog.

 

John Mouldy

I spied John Mouldy in his celler,
Deep down twenty steps of stone;
In the dusk he sat a-smiling
Smiling there all alone.

He read no book, he snuffed no candle;
The rats ran in, the rats ran out,
And far and near, the drip of water
Went whisp’ring about.

The dusk was still, with dew a-falling,
I saw the Dog-star bleak and grim,
I saw a slim brown rat of Norway
Creep over him.

I spied John Mouldy in his celler,
Deep down twenty steps of stone;
In the dusk he sat a-smiling
Smiling there all alone.

 

Brueghel’s Winter

Jagg’d mountain peaks and skies ice-green
Wall in the wild, cold scene below.
Churches, farms, bare copse, the sea
In freezing quiet of winter show;
Where ink-black shapes on fields in flood
Curling, skating, and sliding go.
To left, a gabled tavern; a blaze;
Peasants; a watching child; and lo,
Muffled, mute–beneath naked trees
In sharp perspective set a-row–
Trudge huntsmen, sinister spears aslant,
Dogs snuffling behind them in the snow;
And arrowlike, lean, athwart the air
Swoops into space a crow.

But flame, nor ice, nor piercing rock,
Nor silence, as of a frozen sea,
Nor that slant inward infinite line
Of signboard, bird, and hill, and tree,
Give more than subtle hint of him
Who squandered here life’s mystery.

 

Walter John de la Mare (25 april 1873 – 22 juni 1956)

Lees verder “Walter de la Mare, James Fenton, Ted Kooser, Ross Franklin Lockridge Jr., Richard Anders”

Julius Grosse, Leopoldo Alas, Sigmund von Birken, Jindrich Horejsi, William Temple

De Duitse dichter en schrijver Julius Waldemar Grosse werd geboren op 25 april 1828 in ErfurtZie ook alle tags voor Julius Grosse op dit blog.

 

Begegnung

Du holde Traumgestalt,
Wie aus verschwundnen Zeiten,
Wie kommt’s, daß du so kalt
Mir kannst vorüberschreiten?
Und doch – dein Aug’, das klare,
Nachleuchtet gnadenmild,
Als blickte vom Altare
Ein sanft Madonnenbild.

Und kommt ein andrer Tag,
Am selben öden Orte
Zähl’ ich der Stunden Schlag
Und harr’ an dunkler Pforte,
Und zähl’ des Herzens Schläge,
Das dein, du Liebste, denkt,
Ob heut auch auf dem Wege
Dein Auge scheu sich senkt.

Doch flammt ein innres Glühn
Auf Wangen dir, den blassen,
Wer fände Muth, sich kühn
Ein ganzes Herz zu fassen!
Du gehst, und wieder nüchtern
Und öde ist der Ort –
Wer lehrt die Lippen schüchtern
Das erste Liebeswort!

 


Julius Grosse (25 april 1828 – 9 mei 1902)

Lees verder “Julius Grosse, Leopoldo Alas, Sigmund von Birken, Jindrich Horejsi, William Temple”

Frans Coenen, Eric Bogosian, Michael Schaefer, Robert Penn Warren

De Nederlandse schrijver, essayist en criticus Frans Coenen werd in Amsterdam geboren op 24 april 1866. Zie ook alle tags voor Frans Coenen op dit blog.

 

Uit: Een avond

„Langzamerhand waren ze vanzelf opgewandeld naar ‘Schreuder’, het koffiehuis aan den overkant der rivier.

Het zou daar koel zitten zijn, na dezen snikheeten Julidag en het was tenminste een eindpunt voor doelloos slenteren langs dompige straten, waar de warme, loome lucht nog zwaar hing en het benauwend rook naar heete stof, die pijnlijk prikkelde in den neus.

Toch altijd nog beter hièr, dan op de lauw-warme kamer, waar een atmosfeer was, als in een kast, die lang gesloten is geweest.

Het was tegen acht uur, toen zij over de groote brug gingen, aan het andere einde waarvan ‘Schreuder’ lag.

De zon ging rosgoud gloeiend onder, rechts boven de rivier, hoog achter de violette huizenstad, maar zij zagen het niet, hadden alleen een vagen indruk van den wijden hemelbrand en de breede verte van het watervlak, dat blauwzilver tintelde.

Onderweg, in hun lange, moeie slentering hadden ze zonder belangstelling loopen praten over de dagelijksch gewone dingen, over wat op het bureau gebeurd was: ‘Zeg, wat was die Beukels weer gek!’ of: ‘Ben je nog uit geweest gisteravond?’ of: ‘Weet je wie ik gezien heb? Die meid van laatst, je weet wel, die zwarte….’

Eindelijk hadden ze ’t over de warmte gehad. Cnoop vertelde, hoe hij maar eens in zijn leven zoo’n zelfde hitte had bijgewoond: dat was nou twee jaar gelejen bij de wielerwedstrijden in Arnhem…..

‘Ik kwam daar, got! zooals je gewoonlijk na die dingen toegaat, hè! in velicopède-kostuum, met een shirt an en korte broek en m’n jas over me arm…. Dan ka’je toch waarachtig niet zeggen, dat je dik gekleed bent, nie waar?’

‘Nee, waarachtig niet,’ zei de ander.

‘Nou maar, meneer! ik verzeker je, ik was nog geen half uur op de baan of ik stierf gewoon van de hitte!…. en zoo in eens kwam dat! We waren hier weggegaan…. ja met warm weer…. een graad of 70, 72 nie meer. Maar toe in de trein veranderde ’t…. en got! ’t was om gek te worden! De lui kònne niet meer op d’r karren blijven… ik heb er twee zóó af zien donderen!’

 

Frans Coenen (24 april 1866 – 23 juni 1936)

Frans Coenen Jr., 1894. Door F. Hart Nibbrig

Lees verder “Frans Coenen, Eric Bogosian, Michael Schaefer, Robert Penn Warren”

Carl Spitteler, Marcus Clarke, Anthony Trollope, Carl Immermann

De Zwitser dichter, schrijver, essayist en criticus Carl Friedrich Georg Spitteler (eig. Carl Felix Tandem) werd geboren op 24 april 1845 in Liestal bij Basel. Zie ook alle tags voor Carl Spitteler op dit blog.

 

Pfauenauge

Ein kühles Schloß, ein schattiger Palast von Nesseln. –

Dicke Marienkäferchen mit rundem Schild

Reisen geschäftig trippelnd durch die Jalousien.

Zuoberst unterm Dache, am Mansardenfenster

Sitzt äsend eine schwarze, blaugeperlte Raupe.

Plötzlich ein dunkler Tulpenschein verdeckt die Aussicht –

Und schlüpfend in die Nesseln durch das schmale Fenster

Ein Pfauenauge zieht in seine Jugendheimat.

Flatternd durcheilt es die geliebten Säle, rot

Mit blut’gem Flammenlicht erhellend den Palast.

Plötzlich entspringt es durch die Tür. Ein Blitz. Verschwunden.

Aber die Raupe, ob dem Purpurflammenspiel

Jählings erfaßt von unnennbarer Seelensehnsucht,

Steigt auf das Dach und klettert an der steilen Mauer

Empor zum Sims. Daselbst, hangend in freier Luft,

Spinnt sie sich ab von aller Welt und träumt und dichtet.

Ob ihrem Träumen färbt und schildert sich ihr Wesen;

Ob ihrem Dichten füllt sie sich mit rotem Herzblut;

Während die Wintersonne, glitzernd überm Eis,

Schmückt ihr den Helm mit Gold und stählt den Schild und Panzer.

Bis daß nach langer Zeit an einem Mai und Morgen

Die Grille zirpt und schreit die Lerche überm Saatfeld:

Da zwängt und drängt sie sich ans Licht nach heft’gen Krämpfen

Und weint fünf Tropfen zähen Blutes. Plötzlich – ha! –

Bin ich es selbst? Mich dünkt, ich spüre Geist und Flügel!

Es hebt und trägt mich! Auf! empor zum hohen Himmel!

Gefahr zu suchen und die weite Welt zu messen.

Das höchste Los und Glück auf Erden nenn’ ich mein:

Leibhaft zu wissen meinen besten Seelenschein

Und was ich vormals stumm bewundert selbst zu sein.

 

Carl Spitteler (24 april 1845 – 29 december 1924)

Lees verder “Carl Spitteler, Marcus Clarke, Anthony Trollope, Carl Immermann”

Otto Leixner von Grünberg, L. J. M. Feber, Karl Lappe, Gaston Martens

De Duitse dichter, schrijver, criticus en historicus Otto Leixner von Grünberg werd geboren op 24 april 1847 in Schloß Saar, Mähren.Zie ook alle tags voor Otto Leixner von Grünberg op dit blog.

 

Das verlassene Mädchen

Ich sitze manchen langen Tag

Mit meinem Kind am grünen Hag,

Wo ich an seinem Herzen lag,

Am Herzen lag.

Da nahm er mich in seinen Arm

Und küßte mich so warm, so warm –

Davon mir wurde bittrer Harm,

Ja bittrer Harm.

Sie stießen aus dem Elternhaus

In Nacht und Nebel mich hinaus –

Da ging mir wohl das Lachen aus,

Das Lachen aus.

Ich wäre tot schon sicherlich,

Mein armes Kind, du dauerst mich,

Möcht’ fluchen dir und küsse dich,

Und küsse dich.

 


Otto Leixner von Grünberg (24 april 1847 – 12 april 1907)

Schloß Saar, Mähren

Lees verder “Otto Leixner von Grünberg, L. J. M. Feber, Karl Lappe, Gaston Martens”