De Nederlandse dichter en schrijver Rutger Kopland (eig. Rutger Hendrik van den Hoofdakker) werd geboren in Goor op 4 augustus 1934. Zie ook mijn blog van 4 augustus 2010 en ook alle tags voor Rutger Kopland op dit blog.
Jeneverbessen
We liepen door een landschap
met heide en jeneverbessen
een landschap zo oud
als de wereld zelf
zo moest het ooit begonnen zijn
zo moest het gebleven zijn
zo moest het zijn
zo als nu
we keken naar de jeneverbessen
ze stonden daar duister en zwijgend
zwijgend over het verdwijnen
Narcissen
We stonden aan de rand van een vijver
het was kil en om ons heen dat kille gras
met die veel te mooie narcissen
we keken in het water – waarom staan we hier
stond ik te denken en ik zag hoe zich
een stille voorjaarshemel voor ons uitstrekte
ken je het verhaal, zei ik, dat ergens
waar nu een narcis staat een jongen stierf
hij keek in het water en zag iemand
iemand die hem aankeek, eindeloos aankeek
en ging verlangen naar die ander daar
voelde de diepte van zijn onvervuldheid
tot hij daaraan stierf
we keken naar de narcissen om ons heen
welke van hen zou het zijn
De kunst van doodgaan
Als het zover is – zal ik dan eindelijk
weten wat dat is, doodgaan
jezelf verlaten en weten
dat je nooit terugkeert
soms wanneer ik het koraal hoor
Nun komm’ der Heiden Heiland
doorstroomt mij een vermoeden van
onontkoombaar verlies –
maar wat geeft het
bij het zien van een uitzicht over bergen
een verte die verdwijnt in zichzelf
kan ik worden bevangen door een huiver
voor de eenzaamheid die mij wacht –
maar wat geeft het
er is wel eens zo’n avond dat over het gras
in de tuin het mooiste licht strijkt
dat er is: dit was het dus
en het komt nooit meer terug –
maar wat geeft het
ik hoop dat dit het is want ik ben bang
dat het anders zal zijn.
Rutger Kopland (4 augustus 1934 – 11 juli 2012)