Edmund White, Daniel Kehlmann, Jay McInerney, Lorrie Moore, Jan de Bas, Clark Ashton Smith, Jurgis Kunčinas

De Amerikaanse schrijver en essayist Edmund White werd geboren op 13 januari 1940 in Cincinnati. Zie ook alle tags voor Edmund White op dit blog.

Uit: A Boy’s Own Story

“We lived one year in a suburb so new it was still being built in fields of red clay: a neat grid of streets named after songbirds was being dropped like a lattice of dough over a pie. Up and down Robin and Tanager and Bluebird I raced my bike; in a storm I pedaled so fast I hoped to catch up with the wind-driven rain. As I sped into the riddling wet warmth I shook my right hand according to a magical formula of my own. The universe, signaled by its master, groaned, revolved, released a flash of lightning. At last the imagination, like a mold on an orange, was covering the globe of my mind.”
(…)

Imprisoned under all our layers of long underwear, thick socks, shirts, vests, jackets, coats and hoods were these tropical bodies; the steam and hot water brought color back into the pallor, found the nacreous hollow in a hip, detected the subtly raised triceps, rinsed a sharp clavicle in a softening flood, swirled dull brown hair into a smooth black cap and pulled evening gloves of light over raw hands and skinny, blue-veined forearms.
(…)

I also felt surging within me a fierce need to be independent. Of course I responded to the appeal of divine hydraulics, this system of souls damned or crowned or destroyed or held in suspense, these pulleys and platforms sinking and lifting on the great stage, and I recognized that my view of things seemed by contrast impoverished, lacking in degree and incident. But the charming intricacy of a myth is not sufficient to compel belief. I found no good reason to assume that the ultimate nature of reality happened to resemble the backstage of an opera house.”

 

 
Edmund White (Cincinnati, 13 januari 1940)
Cover

Lees verder “Edmund White, Daniel Kehlmann, Jay McInerney, Lorrie Moore, Jan de Bas, Clark Ashton Smith, Jurgis Kunčinas”

Edgardo Cozarinsky

De Argentijnse schrijver en regisseur Edgardo Cozarinsky werd geboren 13 januari 1939 in Buenos Aires. Cozarinsky komt uit een familie van Russisch- Joodse immigranten uit Odessa en Kiev . Hij groeide op, zoals hij later pleegde te vertellen, met oude Hollywood-films in de theaters van zijn wijk en met de Europese literatuur. Hij studeerde literatuur aan de universiteit van zijn geboortestad en verdiende zijn brood als filmcriticus voor Argentijnse en Spaanse kranten en tijdschriften . Als 20 -jarige ontmoette hij Silvina Ocampo, Adolfo Bioy Casares en leerde via hen Jorge Luis Borges kennen. In 1974 verliet hij als gevolg van de dramatische politieke situatie vóór de dood van Juan Peron Argentinië en vestigde zich in Frankrijk. Hij leeft als schrijver en filmmaker (regisseur, scenarioschrijver en producent) en “als een nomade uit roeping” gedeeltelijk in Parijs en gedeeltelijk in Buenos Aires en refelcteert in zijn literaire en filmische werken over Borges,Tsjechov en Nabokov. Edgardo Cozarinsky schreef romans en korte verhalen en essays . Dankzij de vertalingen van zijn boeken, onder anderen in het Frans, Engels en Duits, is hij een van de bekendste vertegenwoordigers van de Argentijnse literatuur buiten de Spaanstalige wereld. Hij was o.a. te gast op het Internationaal Literatuur Festival Berlijn 2007.

Uit: Die Braut aus Odessa: Erzählungen (Vertaald door Sabine Giersberg)

„An einem Frühlingsnachmittag im Jahre 1890 beobachtete ein junger Mann vom Primorsky Boulevard aus die Bewegung der Schiffe im Hafen von Odessa.
In seinem sonntäglichen Gewand hob er sich von der Alltagslässigkeit oder dem exotischen Aussehen der Passanten ab. Der junge Mann war für ein großes Abenteuer gekleidet: die Lackschuhe hatte ihm seine Mutter geschenkt, den Maßanzug sein Onkel, von Beruf Schneider, er hatte ihn erst am Tag vor seiner Abreise fertiggestellt; und schließlich der Hut, den sein Vater zweiundzwanzig Jahre zuvor am Tag seiner Hochzeit und danach vielleicht noch fünf- oder sechsmal getragen hatte. Es waren noch drei Tage hin bis zu dem großen Abenteuer, aber für ihn waren die vierhundert Werst, die Kiew von Odessa trennten, und dieser erste Anblick eines Hafens und des Schwarzen Meeres (das in das Mittelmeer übergehen würde und dieses in den Atlantik) schon Teil der Reise, die aus ihm einen neuen Menschen machen würde.
Doch über der Begeisterung, mit der er die vielen Eindrücke der großen Stadt und des Hafens verschlang, lag ein Schleier von Traurigkeit. Er hatte seine Education sentimentale noch nicht zu Ende durchlaufen, und sein erstes Liebeserlebnis beschäftigte seine Gedanken derart, dass er die bevorstehende Reise, das kühnste Abenteuer seines Lebens, nicht recht genießen konnte. Um diesen Schmerz zu vertreiben, den er nicht auslöschen konnte, folgte er mit dem Blick jedem Menschen, der vorüberging; an jedem war etwas, das sein Interesse weckte. Eine Kinderfrau in adretter Uniform schob lustlos den Wagen, aus dem aus üppiger Spitze ein quengelndes Baby herausschaute; zwei beleibte Männer, die sich durch die Goldketten unsichtbarer Taschenuhren auszeichneten, schlenderten vorbei und diskutierten über die Preise von Weizen und Sonnenblumen auf verschiedenen europäischen Märkten; ein schwarzer Seemann – es war das erste Mal, dass er jemanden von dieser Hautfarbe sah – beobachtete, ebenso neugierig wie er, alles, was um ihn herum vorging; ein anderer Seemann, der eher wie ein als Seemann verkleideter Schauspieler aussah, hatte einen goldenen Ring im Ohr und einen Papagei auf der Schulter, den er erfolglos zu verkaufen versuchte.“

 

 
Edgardo Cozarinsky (Buenos Aires, 13 januari 1939)

Mohammad-Ali Jamālzādeh

De Iraanse schrijver Mohammad-Ali Jamālzādeh Esfahani werd geboren op 13 januari 1892 in Isfahan. De datum van zijn geboorte is onzeker; jaren tussen 1892-1896 worden genoemd en tegen het eind van zijn leven was zelfs hij zelf niet zeker van het werkelijke jaar. Het jaar 1895 wordt wel van oudsher gezien als het jaar van zijn geboorte. Jamalzadeh ’s vader, Sayyed Jamal ad-Din Esfahani, was een progressieve mullah en prediker die revolutionair werd en die woedende preken hield die zijn zoon inspireerden, maar die hem zelf zijn leven kostten: hij werd geëxecuteerd in 1908 op bevel van van Mohammad – Ali Shah Qajar die hem als de meest gevaarlijke van zijn vijanden beschouwde. De jonge Jamalzadeh woonde slechts tot hij twaalf of dertien was in Iran. Daarna woonde hij in Libanon, waar hij de Aintoura Catholic School bezocht (1908 ) in de buurt van Beiroet, in Frankrijk (1910) en in Zwitserland, waar hij rechtenstudeerde aan de Universiteit van Lausanne, later voortgezet aan de Universiteit van Bourgondië in Dijon, Frankrijk. Na de dood van zijn vader nam het leven van Jamalzadeh een tragische wending, maar dankzij steun van vrienden en af en toe betaald werk als leraar, overleefde hij. Tegen de tijd van de Eerste Wereldoorlog werd hij lid van een groep Iraanse nationalisten in Berlijn en, in 1915, richtte hij een krant (Rastakhiz ) op voor deze groep in Bagdad. In deze periode werkte hij ook voor het tijdschrift Kaveh (1916). In 1917 publiceerde hij zijn eerste boek “Ganj -e Shaye-gan (Eng: The Worthy Treasure). In hetzelfde jaar vertegenwoordigde hij de nationalisten op het Wereldcongres van de socialisten in Stockholm. In zijn latere jaren, tot 1931, toen hij zich in Genève vestige en werkte voor de Internationale Arbeidsorganisatie, had hij slechts tijdelijke dienstverbanden, zoals aan de Iraanse ambassade in Berlijn. Gedurende al deze jaren had Jamalzadeh weinig contact met Iran. Maar dat belette hem om op zijn eigen houtje Perzisch te leren. Op basis van zijn karige ervaringen, opgedaan op jonge leeftijd, schreef hij over het leven van de hedendaagse Iraniërs. Zijn preoccupatie met het taalgebruik en zijn Dickensiaanse stijl van schrijven, inclusief herhalingen, het opstapelen van bijvoeglijke naamwoorden, herinnerde de lezer aan Jamalzadehs achtergrond. Jamalzadehs belangrijkste werk “Yeki Bud yeki Nabud” (Eng: Once Upon a Time), gepubliceerd in 1921 in Berlijn bereikte Iran pas een jaar later, en toen het gebeurde werd het niet gunstig ontvangen. Het publiek, vooral de geestelijkheid, verafschuwde Jamalzadehs uitbeelding van het land in die mate dat exemplaren van het boek op de openbare pleinen werden verbrand. Deze vijandige reactie van het publiek beïnvloedde Jamalzadeh zozeer dat hij zich twintig jaar onthield van alle literaire activiteiten. Hij begon in de jaren 1940 opnieuw te schrijven, maar tegen die tijd was de vorm niet meer nieuw, waren zijn ideeën niet meer origineel en had hij zijn bijtende gevoel voor humor verloren. Naast het Perzisch sprak en schreef Jamalzadeh Frans, Duits en Arabisch. Hij vertaalde vele boeken uit deze talen in het Perzisch. Gezien zijn enorme invloed op het Perzische korte verhaal, wordt hij vaak aangeduid als de vader van dit genre in Iran .

Uit: Persian Is Sugar (Vertaald door Iraj Bashiri)

“In no other place on the face of the earth but in Iran are saints and sinners treated alike. Finally, after five long years of suffering and homelessness, I was returning home. In fact, before actually setting eyes on the sacred land of Iran from high up on the deck, I could hear the Gilaki songs of the Anzali boatmen singing “balamjan, balamjan.” Soon after, the ship anchored and we were transferred to the shore in boats. There, each boat was surrounded by those same boatmen as well as many others, in the same manner that a dead locust would be surrounded by an army of ants. Every passenger was hassled by several boatsmen, oarsmen, or porters. My situation was worse than the rest of the passengers because the others were generally businessmen from Baku and Rasht, wearing traditional long robes and short hats. Additionally, they were known to be tightwads whose purse strings were not likely to be loosened up even when threatened by either club wielders or bludgeon holders. They would rather die than allow anyone but themselves to see the color of their money. Wretched me, on the other hand, had not had a chance even to change my derby hat, which I had been wearing since I left Europe. Taking me for a wealthy Haji’s son and a spendthrift, chanting “Sahib, Sahib,” they surrounded me. Each piece of my luggage became a bone of contention among several mean porters and lowly boatmen.
The commotion that the arrival of the ship had created knew no end. Bewildered and flabbergasted, I viewed the scene, all the while trying to figure out a way by which I could escape the clutches of these marauders. But the worse was yet to come. Two gruff passport inspectors with irascible faces emerged from among the crowd. They were flanked by several morose and stern government agents in red uniforms with hats that carried the sun-and-lion emblem. The one inspecting my passport frowned. Then he acted as if he had just heard the news of the assassination of the king or had received the irreversible decree of the Angel of Death. Taking his eyes off the passport momentarily, he looked me up and down, as if measuring me for a new suit. Finally he said, “What is this? Are you Iranian?”

 

 
Mohammad- Ali Jamālzādeh (13 januari 1892 – 8 november 1997)