Menno ter Braak, Achim von Arnim, Jonathan Carroll, Gerrit Jan Zwier

De Nederlandse schrijver Menno ter Braak werd geboren op 26 januari 1902 in Eibergen. Zie ook alle tags voor Menno ter Braak op dit blog.

Uit: De nieuwe elite

“Terwijl het geraas van den Teutoneninval in Tsjecho-Slowakije mijn ooren nog verdooft, volg ik met een nieuwsgierigheid, die mijzelf bij tijd en wijle pervers lijkt, mijn gedachten over een nieuwe elite: een zeepbel, ‘unzeitgemässe Betrachtungen’, voorbestemd om weggeblazen te worden door de losgebroken orkaan van het bruut geweld. Of… waren alle gedachten, die zich opdrongen tegen het rumoer van den tijd in, misschien ‘unzeitgemäss’? Denken wij niet juist daarom voortdurend na over het probleem van een elite, omdat wij de ‘oude’ elites niet meer kunnen erkennen en de zoogenaamde ‘nieuwe’ (de ‘Massenelite’, volgens een term van Hermann Rauschning) slechts erkennen onder protest van onze geheele persoonlijkheid? In het gedachtenspel is altijd een element van dwaasheid en nutteloosheid, maar nu meer dan ooit; waarom zou men gedachten ten einde denken, als ieder oogenblik het geweld de elementaire voorwaarden tot denken onmogelijk kan maken en daardoor het geheele denken problematisch wordt? Is zelfs de veronderstelling, dat gedachten ‘unzeitgemäss’ kunnen zijn, niet een vorm van romantische hoop op een verwerkelijking, die voor ons nooit komen zal, voor ons, die een oorlog zagen ‘uitbannen’ om twintig jaar later met een totalen oorlog te worden geconfronteerd?… Maar de zeepbel danst, en het protest wordt feller; er is geen keuze, wij moeten denken en ten einde denken.
Er is geen troost te vinden in de befaamde historische parallellen, die altijd opgaan toe zij niet meer opgaan; meer troost biedt dan nog de zeepbel, de geschiedenis is hoogstens een arsenaal van vergelijkingsmateriaal. Zoo kan men een merkwaardig parallelisme constateeren tusschen de Duitsche revolutie van Hitler en de Fransche revolutie van 1789; Golo Mann en Denis de Rougemont hebben onafhankelijk van elkaar dat parallelisme aangewezen.”

 
Menno ter Braak (26 januari 1902 – 14 mei 1940)
V.l.n.r. Katia Mann, Menno ter Braak en Thomas Mann bij het Mauritshuis in Den Haag, 1939

Lees verder “Menno ter Braak, Achim von Arnim, Jonathan Carroll, Gerrit Jan Zwier”

Bhai, Rudolf Alexander Schröder, François Coppée, Eugène Sue, Jochen Missfeldt

De Surinaamse dichter Bhai (eig.James Ramlall) werd geboren op 26 januari 1935 in het toenmalige district Suriname. Zie ook alle tags voor Bhai op dit blog.

ma-beta
(Moeder en Zoon)

Blank
is het rijstveld.
Een slanke vrouw
met bibit in d’r hand

Mááaaa…………!

De stilte verbroken;
brokstukken vallen uiteen.
De echo weergalmt,
De luchtzee resoneert,
De blanke watermassa rimpelt,
De bladeren aan de bomen ritselen.
Dan richt de vrouw zich op,
kijkt,
legt de jonge plantjes neer
en glimlacht:
Mijn zoon is thuisgekomen!

 

chiriya aur naiya
(Vogel en Schip)

Ik ben een kleine, niet’ge koyal,
gezeten op een amrud-twijg.
De baren van de luchtzee
doen deinen mijn tere weke boot….
Schommel maar mijn scheepje,
dein maar op en neer.
Je lading zal nimmer kantelen,
noch zinken zal ze ooit:
Weet dat jouw lading vleugels heeft!

 
Bhai (District Suriname, 26 januari 1935)

Lees verder “Bhai, Rudolf Alexander Schröder, François Coppée, Eugène Sue, Jochen Missfeldt”

Philip José Farmer, Alfons Paquet, Lode Baekelmans, Jan van Hoogstraten, Delphine Gay, Sabino Arana Goiri

De Amerikaanse schrijver Philip José Farmer werd geboren in North Terre Haute (Indiana) op 26 januari 1918. Zie ook alle tags voor Philip José Farmer op dit blog.

Uit: To Your Scattered Bodies Go

“Slowly, he turned over in a somersault. Then the resistance halted him with his fingertips about six inches from the rod. He straightened his body out and moved forward a fraction of an inch. At the same time, his body began to rotate on its longitudinal axis. He sucked in air with a loud sawing noise. Though he knew no hold existed for him, he could not help flailing his arms in panic to try to seize onto something.
Now he was face “down,” or was it “up”? Whatever the direction, it was opposite to that toward which he had been looking when he had awakened. Not that this mattered. “Above” him and “below” him the view was the same. He was suspended in space, kept from falling by an invisible and unfelt cocoon. Six feet “below” him was the body of a woman with a very pale skin. She was naked and completely hairless. She seemed to be asleep. Her eyes were closed, and her breasts rose and fell gently. Her legs were together and straight out, and her arms were by her side. She turned slowly like a chicken on a spit.
The same force that was rotating her was also rotating him. He spun slowly away from her, saw other naked and hairless bodies, men, women, and children, opposite him in silent spinning rows. Above him was the rotating naked and hairless body of a Negro.”

 
Philip José Farmer (26 januari 1918 – 25 februari 2009)

Lees verder “Philip José Farmer, Alfons Paquet, Lode Baekelmans, Jan van Hoogstraten, Delphine Gay, Sabino Arana Goiri”

Am dritten Sonntage nach Heilige Drei Könige (Annette von Droste-Hülshoff)

Am dritten Sonntage nach Heilige Drei Könige

 

melchior
Jezus geneest een melaatse door Jean-Marie Melchior Doze, 1864

 

Am dritten Sonntage nach Heilige Drei Könige
Evang.: Vom Aussätzigen und Hauptmann

“Geh hin, und dir gescheh, wie du geglaubt!”
Ja, wer da glaubt, dem wird sein Heil geschehen;
Was aber ihm, dem in verborgnen Wehen
Das Leben hat sein Heiliges geraubt?

Herr, sprich ein Wort, so wird dein Knecht gesund!
Herr, sprich das Wort, ich kann ja nichts als wollen;
Die Liebe kann das Herz dir freudig zollen,
Der Glaube wird ja nur als Gnade kund!

Wie kömmt es, da ich dich am Abend rief,
Da ich am Morgen ausging dich zu finden,
Daß du in Lauheit und des Zweifels Sünden
Mich sinken ließest, tiefer stets und tief?

Ist nicht mein Ruf in meiner höchsten Not
Zu dir empor geschollen aus der Tiefe?
Und war es nicht, als ob ich Felsen riefe?
Indes mein Auge stets von Tränen rot.

Verzeih, o Herr, was die Bedrängnis spricht!
Ich habe dich doch oft und süß empfunden,
Ich war ja Eins mit dir zu ganzen Stunden,
Und in der Not gedacht’ ich dessen nicht!

Und ist mir nun, als sei ich ganz allein
Von deinem weiten Gnadenmahl verloren,
Der ausgesperrte Bettler vor den Toren:
O Gott, die Schuld ist doch gewißlich mein!

Fühlt’ ich in Demut, wie ich nimmer wert,
Daß ich dein Wort in meinem Geist empfangen,
Daß meine Seufzer an dein Ohr gelangen,
Daß meine Seele dich erkennt und ehrt?

Mein Herr, gedenke meiner Sünden nicht!
Wie oft hab’ ich auf selbstgewähltem Pfade
Geschrien im Dunkel, Gott, um deine Gnade
Wie um ein Recht und wie um eine Pflicht!

O hätt’ ich ihre Gaben nicht versäumt,
Hätt’ ich sie nicht zertreten und verachtet!
Ich stände nicht so grauenvoll umnachtet,
Daß das entfloh’ne Licht mir wie geträumt.

Wie oft ist nicht, noch eh’ die Tat geschah,
Die als Gedanke lüstern mich umflogen,
In milder Warnung still vorbeigezogen
Dein Name mir, dein Bild auf Golgatha!

Und wenn ich nun mich frevelnd abgewandt,
Die Sünde, die ich klar erkannt begangen,
Wie hast du dann in reuigem Verlangen
Nicht oft in meiner Seele nachgebrannt!

Ach, viel und schwere Sünden übt’ ich schon,
Noch mehr der Fehle, klein in ihren Namen,
Doch groß in der Verderbnis tiefstem Samen,
Taub für des jammernden Gewissens Ton!

Nun ist mir endlich alles Licht dahin
Und öfters deine Stimme ganz verschollen;
Doch wirf mich, o du siehst, ich kann noch wollen,
Nicht zu den Toten, weil ich lebend bin!

Mein Jesu, sieh, ich bin zu Tode wund
Und kann in der Zerrüttung nicht gesunden!
Mein Jesu, denk’ an deine bittern Wunden
Und sprich ein Wort, so wird dein Knecht gesund!

 

 
Annette von Droste-Hülshoff (10 januari 1797 – 24 mei 1848)
Haus Rüschhaus, waar Annette vanaf 1826 woonde, van boven gezien

Jos van Daanen

De Nederlandse dichter en schrijver Jos van Daanen werd geboren op 26 januari 1959 in Kerkrade.Na het behalen van zijn vwo-diploma studeerde hij Nederlandse taal- en letterkunde en Algemene Literatuurwetenschap in Nijmegen. Gedichten van hem verschenen onder andere in Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift, Krakatau, Op Ruwe Planken en in gelegenheidsbundels. Ook geeft hij regelmatig acte de présence met zijn gedichten bij diverse poëziepodia.

 

Tot er woorden waren, waren we niets

In het bladstil, in het oranje waar zon en maan
de schemering bedrijven, in de blik van glurend fauna
en de klamme veeg van klossend water over griend
zijn we opgestaan.

We schepten loof en legden op- en ondergang
op linnen vast. Jij zat in alle kleuren en ik schiep koffie,
sigaretten om het ruwe leven af te dwingen. Samen
gaven we licht.

Maar tot er woorden waren, waren we niets, en zelfs nu
zijn we nauwelijks. We zijn nog maar amper
goden in het spel, te druk met het wijzigen
van de regels.

 

 
Jos van Daanen (Kerkrade, 26 januari 1959)