De Nederlandse dichter H.H. (Herman Hendrik) ter Balkt werd geboren in Usselo op 17 september 1938. Zie ook alle tags voor H. H. Ter Balkt op dit blog.
De asielschepen in de Waalhaven
Mualec Deng Wone bleef in Sudan waar honger
groeide met gele stengels, en naar ’t noorden,
naar de grijze Waal, vluchtte uit Derwenta weg
in Bosnië, Edith Poljac met haar ouders.
Nabij Asjkelon uit Gaza, kwam Youssef Nasr,
Palestijn: allen om de Waal te zien, golven
in het kustland bij de groene zee, vele honderden
aan boord van drie uitvarende schepen op de Waal.
Ver weg de Syrische grens voor Zohier Hashem
en Rima, ginds is het gevaar, eentonigheid
loopt hier de hondenwacht – ver weg de grote brand.
Negensnarige harp is de klotsende rivier.
De brug, de aken van en naar de grens op weg;
door een maïsveld ritselen voeten en stemmen.
Bij de zoute gong
Dof, inwisselbaar, bedaard, kil, onverkwikkelijk,
vilein, twistziek, gekromd, mistig, grofbesnaard,
sleepte geklauwd, berekenend, boosaardig, listig,
eeuwenlang leven zich voort naast de zoute gong
Ingekeerd, uitgeworpen stoomden ijzer- en brons-
tijd zeer op hun hoede, rauw en somber, ongezouten
wetten in de ruwwandige kookpotten aan de zee…;
dommelend reden voerlui aan op dommelende wegen;
mist, dichte regens, dempten de stemmen, dempten
de harten; moede, laagstaande zon bescheen zwak-
rood, geluidswallen van riet en druppelend lover
Grauw de wielen van de wagens op de bodem van lege
wegen; ‘koude kleren draagt ’t land’, zong ’t lied
van de zwepen; bij de zoute gong van de zee
Ode aan de gierpomp
De gierpomp is van groen geweest ijzer, hij heft
opzij van de meststal zijn lelijke tronie
en levert zoetstof en specerij voor de grond.
Vrolijk vloekende driekleur wappert goedgemutst
zijn kruidige vleug boven ’t schuw reservoir
dat de uiterste gunst bewaart van ’t vee.
Ja als een waaier ja groen als jade, Japans
zal straks de schuimende gier uit de trechter
wuivend op de weide toestromen, de heel gulzige eter.
Ha! De bourgondische gier in zijn kakstoel op wielen
houdt weldra zijn intocht, goudregen strooit hij
voor het dunne gras voor de verpauperde halm
die eieren versmaadt, hoe mooi groen ook; uitbundig
juicht hij de gierkar toe op zijn triomfreis,
beide bleek van de winter nog: Leve de gier!
H.H. ter Balkt (Usselo, 17 september 1938)