Willem Wilmink, Anne Tyler, Elif Shafak, Daniel Mark Epstein, Peter Rühmkorf, Jakob Hein

De Nederlandse dichter, schrijver en zanger Willem Andries Wilmink werd geboren in Enschede op 25 oktober 1936. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Willem Wilmink op dit blog.

Angst voor geluk

Soms in de nacht als je naast me ligt,
als je naast me ligt met je meidengezicht,
dan heb ik je weer zo lief.
En ik denk met trots aan ons kleine gezin,
en ik denk: er zit wel samenhang in,
het biedt wel perspectief.

Daar komen nare gedachten van:
dat het zo niet altijd maar duren kan,
het is allemaal veel te fijn.
Nu is mijn bedje wel gespreid,
maar deze kinderen, deze meid
zijn te mooi om waar te zijn.

Wat maken we misschien nog allemaal mee,
misschien ga jij met een ander in zee,
met een zwaarbehaarde man.
Of slepende ziekte of ander kruis
komt over de wereld of over ons huis,
en maakt er een puinhoop van.

Dat denk ik dan. Maar de volgende dag
geeft een ruzie die er wezen mag,
een fraai stuk burengerucht.
En al die gedachten, mijn lekker stuk,
aan ziekte en ontrouw en ongeluk
slaan ratelend op de vlucht.

 

Een probleem

Vandaag vroeg mijn zoontje
met angstige stem:
‘Als iemand dood is,
wat gebeurt er dan met hem?’

Nu ken ik wel iemand
die daarover zegt:
‘Wie dood is die komt
in de hemel terecht!’

Maar weer iemand anders
vertelde zowaar:
‘Als je dood bent dan komt er
een tovenaar,

dan tovert hij aan aan je,
en word je een dier,
een muis of een tijger,
een leeuw of een mier

Zelf mag je kiezen
welk dier je wilt zijn:
een mug of een olifant,
of een konijn.’

Maar op een morgen
ben ik gegaan
naar een man die heel oud was,
dus gauw dood zou gaan.

‘Of ik een dier word,’
zei deze man,
‘of in de hemel kom,
ik weet er niks van.

Maar als ik dood ben
is het eerste wat ik doe:
Honderd jaar slapen.
Want ik ben moe.’

 
Willem Wilmink (25 oktober 1936 – 2 augustus 2003)

Lees verder “Willem Wilmink, Anne Tyler, Elif Shafak, Daniel Mark Epstein, Peter Rühmkorf, Jakob Hein”

Christine D’haen, John Berryman, Hélène Swarth, Harold Brodkey, Karl Emil Franzos, Benjamin Constant

De Vlaamse dichteres en prozaschrijfster Christine D’Haen werd geboren in Sint-Amandsberg op 25 oktober 1923. Zie ook alle tags voor Christine D’Haen op dit blog en ook mijn blog van 25 oktober 2009 en ook mijn blog van 25 oktober 2010

Son-net

Klimmend naar ’t zenit zoekt zij die haar licht
in ’t lichaam stort, blind van gestolde glans,
met bevende transgressie naar zijn trans,
doch voelt door bijstere nacht zijn blik gericht

op zijn in zich verzengd eigen gezicht
weerkaatsend hun oorspronkelijk dubbelnaakt,
of ’t oog gesperd de waterspiegel raakt
waar de beminde knaap verdronken ligt,

dan duikt hij naar haar schimmige tweeling-vacht,
of splijt hij met zijn vlijm gesloten schacht,
met gouden tong likkend een duister gras

ondersteboven in een woudmoeras,
of daar in zilveren ketenen gekneld
met goud bespat verzonken vrouwenspeld.

 

De weg

Onder de boom van verlichting zat
Siddhãrta, toen de schande ontsluierd was
van ouderdom, van ziekte, en van dood.

Ãtman zag hij, elk mens voorbij; het Licht
ging schemeren in een ledig vergezicht,
een glimlach lichaamloos achter het Rad.

Maar daar zij licht,daar weze hemel, zee,
licht dag, nacht duister, aarde, spruitend gras,
bomen met zaad, tot bakens lichten groot
en kleine, wemelende zielen, paarsgewijs,
vogels gevleugeld, kruipend dier, wild, vee.
En al het kruid zij man en vrouw tot spijs.
In ’t zweet uws aanschijns eet gij brood.

 

Carmen

Als hij met zich (bevrijd van mij, van jou)
(zo wit blauw, vol en hol) zich onderhoudt,
zich lip op lip en keel aanschouwt,
ontvouwt zich tussen lippen klaar de ware
Narkissos’ zang en tegenzang de hare.

 
Christine D’haen (25 oktober 1923 – 3 september 2009)

Lees verder “Christine D’haen, John Berryman, Hélène Swarth, Harold Brodkey, Karl Emil Franzos, Benjamin Constant”

Geoffrey Chaucer

De Engelse dichter Geoffrey Chaucer werd vermoedelijk rond het jaar 1343 geboren in Londen, waar zijn ouders onder andere een eigendom in Thames Street bezaten. Chaucer wordt beschouwd als de belangrijkste schrijver uit de Middelengelse literatuur. Hij was de schepper van enkele van de meest geprezen dichtwerken uit de wereldliteratuur. Chaucer was niet alleen een uitzonderlijk begaafd auteur en dichter, maar leidde ook een druk openbaar leven als soldaat, hoveling, diplomaat en ambtenaar en vervulde een verscheidenheid aan openbare functies. Tijdens die carrière was hij de vertrouweling en protegé van drie opeenvolgende koningen, namelijk Eduard III (1312-1377), Richard II (1367-1400) en Hendrik IV (1367-1413). Toch vond Chaucer de tijd om duizenden versregels te schrijven die nu nog steeds door literatuurliefhebbers hooglijk gewaardeerd en bewonderd worden. Daarmee toonde hij aan dat het Engels uit zijn tijd (thans Middelengels genoemd) net zo goed gebruikt kon worden in de poëzie als het Frans of het Latijn, wat hem die titel van ‘vader van de Engelse literatuur’ bezorgde. Hoewel hij vele werken schreef, wordt hij het meest geroemd voor zijn onafgewerkte raamvertelling “The Canterbury Tales”.

Uit:The Canterbury Tales

The Miller’s Tale (Fragment)

Once on a time was dwelling in Oxford
A wealthy man who took in guests to board,
And of his craft he was a carpenter.
A poor scholar was lodging with him there,
Who’d learned the arts, but all his phantasy
Was turned to study of astrology;
And knew a certain set of theorems
And could find out by various stratagems,
If men but asked of him in certain hours
When they should have a drought or else have showers,
Or if men asked of him what should befall
To anything; I cannot reckon them all.
This clerk was cleped hende Nicholas.
Of deerne love he koude and of solas;
And therto he was sleigh and ful privee,
And lyk a mayden meke for to see.
A chambre hadde he in that hostelrye
Allone, withouten any compaignye,
Ful fetisly ydight with herbes swoote;
And he hymself as sweete as is the roote
Of lycorys, or any cetewale.
His Almageste, and bookes grete and smale,
His astrelabie, longynge for his art,
His augrym stones layen faire apart,
On shelves couched at his beddes heed;
His presse ycovered with a faldyng reed
And al above ther lay a gay sautrie,
On which he made a-nyghtes melodie
So swetely that all the chambre rong;
And Angelus ad virginem he song;
And after that he song the Kynges Noote.
Ful often blessed was his myrie throte.
And thus this sweete clerk his tyme spente
After his freendes fyndyng and his rente.

 
Geoffrey Chaucer (Ca. 1343 – 25 oktober 1400)