Herman Franke, Colin Channer, Migjeni, Arna Wendell Bontemps, Conrad Richter, Edwina Currie

De Nederlandse schrijver Herman Franke werd geboren op 13 oktober 1948 in Groningen. Zie ook mijn blog van 13 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Herman Franke op dit blog.

Uit: De ziel van Nederland

“Schrijvers zijn misdadigers. Mij duidt men vaak aan als schrijver en criminoloog. Daar schemeren duistere verbanden, maar het zal nog even duren voordat ik iets over Klinkhamer en consorten opmerk. Zoals het een wetenschapper betaamt, begin ik gewoon met een inleiding en eindig, des schrijvers eigen, en als God het wil, met een verhaaltje. Het is de bedoeling dat daartussenin Jean Genet, Raskolnikov, Moll Flanders, Andreas Burnier, Charles Dickens, Oscar Wilde, Václav Havel en Breyten Breytenbach nog ter sprake komen, maar je weet het maar nooit. Toen Dostojevski voor het vuurpeloton op de kogel stond te wachten, duidde niets erop dat hij een van de grootste schrijvers van de wereld zou worden.
Door de titel van deze beschouwing zit ik vast aan een januskop. Die moet er dan eerst maar af, met bekentenissen en al.
Zie-ief!
Dat hebben geguillotineerde misdadigers waarschijnlijk gehoord voordat hun hoofd in het mandje rolde. Maar zeker kun je dat nooit weten. Daar kun je geen research naar doen. Research. Zo heet dat. Wetenschappers in dit land verrichten gewoon onderzoek, maar Nederlandse schrijvers doen aan research. Zij doelen met research heel gewichtig op de werkzaamheden die voorafgaan aan het schrijven van hun romans, zoals gericht om zich heen kijken, wat non-fictieboeken uit de bibliotheek halen, reizen maken op kosten van het Fonds voor de Letteren, een vraaggesprekje voeren met deze of gene en participerend observeren tot hoereren en vreemdgaan toe. Voor de roman waaraan ik nu werk, heb ik ook research gedaan. Ik heb mij onder meer een tijdje verdiept in de fascinerende en verbijsterende subcultuur van de plastische chirurgie. Ik las over een jonge vrouw die na haar gezichtsoperatie in onmin raakte met haar familie, omdat ze niet meer het karakteristieke paardenbekje had van haar oma, moeder, ooms, tantes, neefjes, nichtjes, zusters en broers. Haar gezicht was ook hun gezicht, vonden ze, daar had ze niet zomaar zonder hun toestemming aan mogen sleutelen. Haar zusje vond het heel erg dat ze nu niet meer op haar zusje leek. Ze werd van familieverraad beschuldigd en leidde sindsdien het treurige bestaan van een verstotene. O, had zij haar paardenbekje nog maar.”

 
Herman Franke (13 oktober 1946 – 14 augustus 2010)

Lees verder “Herman Franke, Colin Channer, Migjeni, Arna Wendell Bontemps, Conrad Richter, Edwina Currie”

Richard Howard

De Amerikaanse dichter, literair criticus, essayist en vertaler Richard Joseph Howard werd geboren op 13 oktober 1929 in Cleveland, Ohio. Howard (wiens achternaam bij de geboorte onbekend was) iwerd als kind geadopteerd door Emma Joseph en Harry Orwitz, een middle-class Joods echtpaar. Zijn moeder veranderde hun laatste namen in “Howard” na de scheiding van haar man. Howard ontmoette zijn biologische ouders nooit, noch zijn zus, die door een ander plaatselijk gezin werd geadopteerd. Howard is homo, een feit dat vaak naar voren komt in zijn meer recente werk. Na zijn studie Franse letterkunde aan de Sorbonne in 1952-53 had Howard een korte vroege carrière als lexicograaf. Hij richtte al snel zijn aandacht op poëzie en poëtische kritiek, en won de Pulitzer Prize voor poëzie voor zijn in 1969 verschenen bundel “Untitled Subjects”, die dramatische fictieve brieven en monologen van 19e eeuwse historische figuren tot onderwerp had. Howard was een vruchtbaar literair criticus, Zijn monumentale bundel “Alone With Amerika” uit 1969 telde 594 pagina’s en behandelde 41 Amerikaanse dichters (zes van hen vrouwen). Hij werd bekroond met de PEN Translation Prize in 1976 voor zijn vertaling van EM Ciorans “A Short History of Decay” en in 1983 de National Book Award voor zijn vertaling van Baudelaire’s “Les Fleurs du Mal”. Howard was lange tijd poëzie-redacteur van The Paris Review en is momenteel poëzie-redacteur van The Western Humanities Review. Hij ontving ook een Pulitzer prijs, the Academy of Arts and Letters Literary Award en een MacArthur Fellowship. In 1985 ontving Howard de PEN / Ralph Manheim Medaille voor Vertaling. Hij was hoogleraar Engels aan de Universiteit van Houston en, daarvoor Ropes hoogleraar vergelijkende literatuurwetenschap aan de Universiteit van Cincinnati. Hij was Poet Laureate van de staat New York van 1993 tot 1995. In 1982, werd Howard door de regering van Frankrijk benoemd tot Chevalier de L’Ordre National du Mérite.

Like Most Revelations

It is the movement that incites the form,
discovered as a downward rapture–yes,
it is the movement that delights the form,
sustained by its own velocity.And yet

it is the movement that delays the form
while darkness slows and encumbers; in fact
it is the movement that betrays the form,
baffled in such toils of ease, until

it is the movement that deceives the form,
beguiling our attention–we supposed
it is the movement that achieves the form.
Were we mistaken?What does it matter if

it is the movement that negates the form?
Even though we give (give up) ourselves
to this mortal process of continuing,
it is the movement that creates the form.

 

209 Canal

Not hell but a street, not
Death but a fruit-stand
Devils just hungry devils
Simply standing around the stoops, the stoops.
We find our way, wind up
The night, wound uppermost,
In four suits, a funny pack
From which to pick ourselves a card, any card:
Clubs for beating up, spades
For hard labor, diamonds
For buying up rough diamonds,
And hearts, face-up, face-down, for facing hearts.
Dummies in a rum game
We cout the tricks that count
Waiitng hours for the dim bar
Like a mouth to open wider After Hours.

 
Richard Howard (Cleveland, 13 oktober 1929)

Friedenspreis des deutschen Buchhandels 2014 voor Jaron Lanier

Friedenspreis des deutschen Buchhandels 2014 voor Jaron Lanier

Aan de Amerikaanse computerwetenschapper en schrijver Jaron Lanier werd gisteren in de Frankfurter Paulskerk de Friedenspreis des Deutschen Buchhandels uitgereikt.

De Amerikaanse computer wetenschapper, schrijver, componist en beeldend kunstenaar Jaron Lanier werd geboren in New York op 3 mei 1960. Hij is de auteur van “You Are Not A Gadget: A Manifesto” en “Who Owns The Future?” Laniers naam wordt ook vaak geassocieerd met het onderzoek naar Virtual Reality Hij bedacht dan wel populariseerde de term ‘Virtual Reality’ en in de vroege jaren 1980 richtte hij VPL Research op, het eerste bedrijf dat VR producten verkocht. Hij leidde het team dat de eerste veelgebruikte software platform architectuur ontwikkelde voor immersieve virtual reality-toepassingen. Van 1997 tot 2001 was Lanier de Chief Scientist van Advanced Network en Services, waar het Ingenieursbureau van Internet2 deel van uitmaakte en werkte hij als de Lead Scientist van de National Tele-immersion Initiative, een coalitie van universiteiten die onderzoek deden naar geavanceerde toepassingen voor Internet2. Van 2001 tot 2004 was hij Visiting Scientist bij Silicon Graphics Inc, waar hij oplossingen voor kernproblemen in telepresence en tele-immersie ontwikkelde. Lanier ontving o.a. een eredoctoraat van de New Jersey Institute of Technology in 2006, de CMU’s Watson award in 2001 en een Lifetime Career Award van de IEEE in 2009 voor bijdragen aan Virtual Reality. Hij schrijft en spreekt over tal van onderwerpen, met inbegrip van hightech bedrijven, de sociale gevolgen van technologie, de filosofie van bewustzijn en informatie, internetpolitiek en de toekomst van het humanisme. Zijn artikelen verschenen in The New York Times, Discover, The Wall Street Journal, Forbes, Harpers Magazine, The Sciences, Wired Magazine en Scientific American.

Uit: Digital Passivity (Artikel in The Herald Tribune, 2013)

“I wish I could separate the two big trends of the year in computing — the cool gadgets and the revelations of digital spying — but I cannot.
Back at the dawn of personal computing, the idealistic notion that drove most of us was that computers were tools for leveraging human intelligence to ever-greater achievement and fulfillment. This was the idea that burned in the hearts of pioneers like Alan Kay, who a half-century ago was already drawing illustrations of how children would someday use tablets.
But tablets do something unforeseen: They enforce a new power structure. Unlike a personal computer, a tablet runs only programs and applications approved by a central commercial authority. You control the data you enter into a PC, while data entered into a tablet is often managed by someone else.
Steve Jobs, who oversaw the introduction of the spectacularly successful iPad at Apple, declared that personal computers were now ‘‘trucks’’ — tools for working-class guys in T-shirts and visors, but not for upwardly mobile cool people. The implication was that upscale consumers would prefer status and leisure to influence or self-determination.
I am not sure who is to blame for our digital passivity. Did we give up on ourselves too easily?
This would be bleak enough even without the concurrent rise of the surveillance economy. Not only have consumers prioritized flash and laziness over empowerment; we have also acquiesced to being spied on all the time.
The two trends are actually one. The only way to persuade people to voluntarily accept the loss of freedom is by making it look like a great bargain at first.
Consumers were offered free stuff (like search and social networking) in exchange for agreeing to be watched. Vast fortunes can be made by those who best use the personal data you voluntarily hand them. Instagram, introduced in 2010, had only 13 employees and no business plan when it was bought by Facebook less than two years later for $1 billion.
One can argue that network technology enhances democracy because it makes it possible, for example, to tweet your protests. But complaining is not yet success. Social media didn’t create jobs for young people in Cairo during the Arab Spring.
To be free is to have a private zone in which you can be alone with your thoughts and experiments. That is where you differentiate yourself and grow your personal value. When you carry around a smartphone with a GPS and camera and constantly pipe data to a computer owned by a corporation paid by advertisers to manipulate you, you are less free. Not only are you benefiting the corporation and the advertisers, you are also accepting an assault on your free will, bit by bit.”

 
Jaron Lanier (New York City, 3 mei 1960)