Lichtmess (Josef Weinheber)

Bij Maria Lichtmis

 


Presentatie in de tempel door Jan van Scorel, ca 1530

 

Lichtmess

Der Tag weht grau herauf.
Der Schnee vor meinem Fenster
liegt meterhoch zuhauf.

Und heute wird es wieder schnein,
und frieren tut es Stein und Bein —
Ich steh gleich gar nicht auf.

Was braut im nahen Tann?
Es will ein Licht sich rühren,
daß man es spüren kann.
Es wächst der Tag, so kindeljung,
schon gar um einen Hirschensprung —
Ich zieh mich hurtig an.

Will schauen, wie ichs mach.
Zu Lichtmeß Schnee und Finster,
das ist die rechte Sach.
Heraus den Schlitten — Jörg, spann ein,
die Wachsstöck leg mir hinterdrein,
fein unters Wagendach.

Und der da ist der größt.
Und gegen Blitz und Hagel
entzündt, das allerbest.
Mit dem geh ich ums Immenhaus,
und der treibt Sucht und Fieber aus —
So bin ich wohlgetröst.

In Gottes Namen denn!
Du liebe Sonne, scheine,
du gutes Lichtel, brenn!
Steig an und geh mit mildem Schein
ins Jahr, ins dunkle Herz hinein,
daß ich das Heil erkenn.

 

 
Josef Weinheber (9 maart 1892 – 8 april 1945)
Wenen. Josef Weinheber werd in Wenen geboren.

 

Zie voor de schrijvers van de 2e februari ook mijn vorige blog van vandaag.

Hella Haasse, Norbert Bugeja, Esther Gerritsen, James Joyce, Kees Torn, Eriek Verpale, Santa Montefiore

De Nederlandse schrijfster Hella Haasse werd geboren op 2 februari 1918 in Batavia. Zie ook alle tags voor Hella Haasse op dit blog.

Uit De verborgen bron

“Ik heb mijn onrust, mijn onbehagen, trachten te sussen; blijkbaar ben ik al die jaren lang de waarheid stelselmatig uit de weggegaan. Ik ken je níét, Rina. Je bent mijn vrouw, wij hebben acht jaar onder hetzelfde dak gewoond, tafel en bed gedeeld; maar ik ken je niet, ik weet minder van jouw wezen dan van de schim van haar die je moeder is geweest.Jij bent een vreemde voor mij. Ik geef mij rekenschap van iets, dat ik, onbewust, al gevoeld moet hebben, telkens wanneer ik in jouw tegenwoordigheid overrompeld werd door het besef onverklaarbaar, ondraaglijk eenzaam te zijn. Je liep heen en weer, bezig met huishoudelijk werk, je zat voor je spiegel, je stond gebogen over de gasvlam in het laboratorium; ik was bij je, ik kon je aanraken, je zou antwoorden wanneer ik tegen je sprak, maar toch was ik alleen.”
(…)

“Dit is, voor zover ik het mij herinneren kan, de geschiedenis van Arethusa, de nimf die in een bron veranderde. Zij behoorde tot het gevolg van Artemis, de godin van de jacht en van de maan. Eens daalde Arethusa af in de golven van de rivier de Alpheus om daar te baden. De stroomgod zag haar en begeerde haar. Zij vluchtte, maar de rivier trad uit zijn bedding om haat te achtervolgen. Arethusa, bevreesd voor de hartstochtelijk schuimende stortvloed, riep haar meesteres aan, de kuise eenzame Artemis, De godin veranderde haar in een bron, maar ook in die gedaante herkende haar Alpheus. Door een spleet in de rotsachtige bodem verdween de bron in ondergrondse spelonken. zo meende zij te kunnen ontkomen aan eenwording met de wilde stroom. zij baande zich een weg door de duisternis van de onderwereld; maar toen zij, na een eindeloze zwerftocht, weer te voorschijn sprong uit de grond, vond zijn daar Alpheus, de rivier, die haar gevolgd was door de grotten van de hades.”

 
Hella Haasse (2 februari 1918 – 29 september 2011)

Lees verder “Hella Haasse, Norbert Bugeja, Esther Gerritsen, James Joyce, Kees Torn, Eriek Verpale, Santa Montefiore”

Willem van Zadelhoff

De Nederlandse dichter en schrijver Willem van Zadelhoff werd geboren in Arnhem op 2 februari 1958. Van Zadelhoff volgde de docentenopleiding van de Arnhemse Toneelschool, waar hij in 1982 afstudeerde. Hij werkte vervolgens onder meer in een galerie, in het theater en als tekstschrijver voor televisie. Hij debuteerde met de roman “Een stoel” in 2003. Met “Holle haven” (2006) haalde hij de longlist van de Libris literatuurprijs 2007. “Ga niet weg is verschenen in de herfst van 2010. Voor zijn dichtbundel “Tijd en landen” werd hem de Herman de Coninckprijs 2009 voor het beste poëziedebuut toegekend. Van Zadelhoff woont afwisselend in Antwerpen en Amsterdam. Voor het Vlaamse dagblad De Standaard was hij recensent Duitse literatuur.

Tussen taal en teken

9
nu is de cirkel rond traag tekent het potlood
haar schouder langzaam ontstaat een herinnering
op papier een beeld van lang geleden waarvoor
geen woorden beschikbaar waren dat soort drogredenen

ook is nu wat was niet langer meer excuus
ik lees haar ik volg de lijnen van haar mond
met mijn vinger teken ik figuren in de lucht
ik kleed haar omgeving in zacht oranje licht

ik trakteer mezelf op verleden ik beuk de waarheid
op papier straks ga ik bloemen strooien op haar graf
luisteren naar dat oorverdovend zwijgen
dat stem gaf aan dat toch nog onverwacht verleden

 

Brommertje

Het begon langzaam. Iedereen keek gespannen hoe de eerste stralen het gras streelden. De dag verhief zich, zonder haast. Een pastoraal brommertje doorkruiste de stilte. Zonder dat brommertje wisten wij niet hoe stil onze stilte was. En het bracht brood en kaas. Niet iedereen reed op het brommertje. Iedere keer genoot ik weer van het geluid van zijn motortje. Daar had ik genoeg aan. Gisteren hadden we geen brood en kaas nodig. We beseften niet hoe stil het was toen we de zon zagen opkomen. Het was geen dag als alle anderen. Het was zondag.

 
Willem van Zadelhoff (Arnhem, 2 februari 1958)

Hugo von Hofmannsthal, Stijn Vranken, José Luis Sampredo, F. B. Hotz, Toine Heijmans, Dieter Kühn, Günter Eich

De Oostenrijkse dichter en schrijver Hugo von Hofmannsthal werd geboren op 1 februari 1874 in Wenen. Zie ook alle tags voor Hugo von Hofmannsthal op dit blog.

 

Für mich …
Ghasel

Das längst Gewohnte, das alltäglich Gleiche,
Mein Auge adelt mirs zum Zauberreiche:
Es singt der Sturm sein grollend‘ Lied für mich,
Für mich erglüht die Rose, rauscht die Eiche.
Die Sonne spielt auf goldnem Frauenhaar
Für mich – und Mondlicht auf dem stillen Teiche.
Die Seele les ich aus dem stummen Blick,
Und zu mir spricht die Stirn, die schweigend bleiche.
Zum Traume sag ich: »Bleib bei mir, sei wahr!«
Und zu der Wirklichkeit: »Sei Traum, entweiche!«
Das Wort, das Andern Scheidemünze ist,
Mir ists der Bilderquell, der flimmernd reiche.
Was ich erkenne, ist mein Eigentum,
Und lieblich locket, was ich nicht erreiche.
Der Rausch ist süß, den Geistertrank entflammt,
Und süß ist die Erschlaffung auch, die weiche.
So tiefe Welten tun sich oft mir auf,
Daß ich drein glanzgeblendet, zögernd schleiche,
Und einen goldnen Reigen schlingt um mich
Das längst Gewohnte, das alltäglich Gleiche.

 

Frage

Merkst du denn nicht, wie meine Lippen beben?
Kannst du nicht lesen diese bleichen Züge,
Nicht fühlen, daß mein Lächeln Qual und Lüge,
Wenn meine Blicke forschend dich umschweben?

Sehnst du dich nicht nach einem Hauch von Leben,
Nach einem heißen Arm, dich fortzutragen
Aus diesem Sumpf von öden, leeren Tagen,
Um den die bleichen, irren Lichter weben?

So las ich falsch in deinem Aug, dem tiefen?
Kein heimlich‘ Sehnen sah ich heiß dort funkeln?
Es birgt zu deiner Seele keine Pforte

Dein feuchter Blick? Die Wünsche, die dort schliefen,
Wie stille Rosen in der Flut, der dunkeln,
Sind, wie dein Plaudern: seellos … Worte, Worte?

 

»Sunt animae rerum«
Thomas von Aquino

Ein gutes Wort mußt du im Herzen tragen,
Und seinen Wert enthüllt dir eine Stunde:
Stets dringt dein Aug nicht nach des Meeres Grunde,
An trüben tiefer als an hellen Tagen.

Zuweilen gibt ein lichter Blick dir Kunde
Von Herzen, die in toten Dingen schlagen,
Und wenn du nur verstehest recht zu fragen,
Erfährst du manches auch aus stummem Munde.

Drum flieh aus deinem Selbst, dem starren, kalten,
Des Weltalls Seele dafür einzutauschen,
Laß dir des Lebens wogende Gewalten,

Genuß und Qualen, durch die Seele rauschen,
Und kannst du eine Melodie erlauschen,
So strebe, ihren Nachhall festzuhalten!

 

 
Hugo von Hofmannsthal (1 februari 1874 – 15 juli 1929) 
In 1906

Lees verder “Hugo von Hofmannsthal, Stijn Vranken, José Luis Sampredo, F. B. Hotz, Toine Heijmans, Dieter Kühn, Günter Eich”