Weihnachtsbäume (Gustav Falke)

Bij de vierde zondag van de Advent

 

 
The Christmas Tree door Elizabeth Forbes (1859–1912)

 

Weihnachtsbäume

Nun kommen die vielen Weihnachtsbäume
aus dem Wald in die Stadt herein.
Träumen sie ihre Waldesträume
wieder beim Laternenschein?

Könnten sie sprechen! Die holden Geschichten
von der Waldfrau, die Märchen webt,
was wir uns erst alles erdichten,
sie haben das alles wirklich erlebt.

Da steh’n sie nun an den Straßen und schauen
wunderlich und fremd darein,
als ob sie der Zukunft nicht trauen,
es muß doch was im Werke sein!

Freilich, wenn sie dann in den Stuben
im Schmuck der hellen Kerzen stehn,
und den kleinen Mädchen und Buben
in die glänzenden Augen sehn.

Dann ist ihnen auf einmal, als hätte
ihnen das alles schon mal geträumt,
als sie noch im Wurzelbette
den stillen Waldweg eingesäumt.

Dann stehen sie da, so still und selig,
als wäre ihr heimlichstes Wünschen erfüllt,
als hätte sich ihnen doch allmählich
ihres Lebens Sinn enthüllt;

Als wären sie für Konfekt und Lichter
vorherbestimmt, und es müßte so sein,
und ihre spitzen Nadelgesichter
sehen ganz verklärt darein.

 

 
Gustav Falke (11 januari 1853 – 8 februari 1916)
Lübeck in de Kersttijd. Gustav Falke werd geboren in Lübeck.

 

Zie voor de schrijvers van de 18e december ook mijn vorige twee blogs van vandaag.

A. M. Homes, Mazarine Pingeot, Viktor Rydberg, Miles Marshall Lewis

De Amerikaanse schrijfster Amy Michael Homes werd geboren op 18 december 1961 in Washington DC. Zie ook alle tags voor A. M. Homes op dit blog.

Uit: Vergeef ons (Gerda Baardman en Wim Scherpenisse)

“Wil je mijn recept voor rampspoed?
De waarschuwing: vorig jaar, Thanksgiving bij hen thuis. Twintig, dertig mensen aan tafeltjes die vanuit de eetkamer de zitkamer in zwermden en bij het pianobankje abrupt ophielden. Hij zat aan het hoofd van de grote tafel stukjes kalkoen tussen zijn tanden uit te peuteren en over zichzelf te praten. Ik bleef naar hem kijken terwijl ik met dienbladen heen en weer liep tussen de keuken en de eetkamer, en mijn vingertoppen in allerlei onbenoembare troep terechtkwamen: cranberrysaus, zoete aardappelen, een koud zilveruitje, kraakbeen. Bij elk tripje van de eetkamer naar de keuken haatte ik hem meer. Elke zonde uit onze jeugd, te beginnen met zijn geboorte, kwam weer terug. Hij kwam elf maanden na mij ter wereld, meteen al ziekelijk – zuurstoftekort tijdens de bevalling – en daardoor heeft hij veel te veel aandacht gekregen. Ik heb herhaaldelijk geprobeerd hem duidelijk te maken hoe afschuwelijk hij is, maar hij blijft zich gedragen alsof hij een geschenk van de goden aan de mensheid is. Ze noemden hem George. Hij werd graag Geo genoemd, want dat klonk interessant, wetenschappelijk, wiskundig, analytisch. Ik noemde hem Geode, sedimentair gesteente. Zijn bovennatuurlijke zelfvertrouwen en zijn goddelijk arrogante hoofd met de blonde, rechtopstaande plukken haar trokken de aandacht, maakten de indruk dat hij iets wist. Mensen vroegen zijn mening, wilden dat hij met hen meedeed, maar ik heb zijn charme nooit gezien. Tegen de tijd dat we respectievelijk tien en elf waren, was hij langer dan ik, breder, sterker. ‘Weet je wel zeker dat hij niet van de slager is?’ vroeg mijn vader weleens voor de grap. Dan lachte niemand.
Ik liep af en aan met zware schalen, borden en aangekoekte ovenschotels, en niemand merkte dat er hulp nodig was, George niet en ook zijn twee kinderen niet, of zijn belachelijke vrienden die eigenlijk zijn werknemers zijn, onder wie een jonge weervrouw en diverse nieuwslezers, zowel mannelijk als vrouwelijk, die stijf rechtop zaten met hun Ken- en Barbie-haar strak in de lak, en ook mijn Chinees-Amerikaanse vrouw Claire niet, die een hekel aan kalkoen had en nooit naliet ons eraan te herinneren dat een feestmaal in haar familie uit geroosterde eend met kleefrijst bestond. George’ vrouw, Jane, had de hele dag gekookt, schoongemaakt en eten opgediend, en stond nu botjes en etensrestjes van de borden en schalen in een gigantische vuilnisbak te schrapen.”

 

 
A. M. Homes (Washington DC, 18 december 1961)

Lees verder “A. M. Homes, Mazarine Pingeot, Viktor Rydberg, Miles Marshall Lewis”

Saki, Christopher Fry, Thomas Strittmatter, Gatien Lapointe, Heinrich Smidt

De Birmees – Britse schrijver Saki (pseudoniem van Hector Hugh Munro, een naam gekozen uit de Rubaiyat van Omar Khayyam) werd geboren op 18 december 1870 in Akyab, Birma. Zie ook alle tags voor Saki op dit blog.

Uit: The toys of peace

“What does he do?” asked Eric wearily.
“He sees to things connected with his Department,” said Harvey. “This box with a slit in it is a ballot-box. Votes are put into it at election times.”
“What is put into it at other times?” asked Bertie.
“Nothing. And here are some tools of industry, a wheelbarrow and a hoe, and I think these are meant for hop-poles. This is a model beehive, and that is a ventilator, for ventilating sewers. This seems to be another municipal dust-bin — no, it is a model of a school of art and public library. This little lead figure is Mrs. Hemans, a poetess, and this is Rowland Hill, who introduced the system of penny postage. This is Sir John Herschel, the eminent astrologer.”
“Are we to play with these civilian figures?” asked Eric.
“Of course,” said Harvey, “these are toys; they are meant to be played with.”
“But how?”
It was rather a poser. “You might make two of them contest a seat in Parliament,” said Harvey, “and have an election –“
“With rotten eggs, and free fights, and ever so many broken heads!” exclaimed Eric.
“And noses all bleeding and everybody drunk as can be,” echoed Bertie, who had carefully studied one of Hogarth’s pictures.
“Nothing of the kind,” said Harvey, “nothing in the least like that. Votes will be put in the ballot-box, and the Mayor will count them — and he will say which has received the most votes, and then the two candidates will thank him for presiding, and each will say that the contest has been conducted throughout in the pleasantest and most straightforward fashion, and they part with expressions of mutual esteem. There’s a jolly game for you boys to play. I never had such toys when I was young.”
“I don’t think we’ll play with them just now,” said Eric, with an entire absence of the enthusiasm that his uncle had shown; “I think perhaps we ought to do a little of our holiday task. It’s history this time; we’ve got to learn up something about the Bourbon period in France.”

 

 
Saki (18 december 1870 – 14 november 1916)
Cover 

Lees verder “Saki, Christopher Fry, Thomas Strittmatter, Gatien Lapointe, Heinrich Smidt”

Jakov Polonski

De Russische dichter en schrijver Jakov Petrovitsj Polonski werd geboren in Rjazan op 18 december 1819 als zoon van een ambtenaar en studeerde aan de Universiteit van Moskou, waar hij de jonge dichters Apollon Grigojev en Afanasi Fet leerde kennen. In 1844 publiceerde hij zijn eerste bundel met lyrische poëzie, welke geplaatst kan worden in de school van de ‘zuivere kunst’, welke in die periode, in navolging van van Aleksandr Poesjkin, opgang deed. Polonski werkte in de jaren 1840 als secretaris voor Michail Vorontsov, onder andere in Tiflis en Odessa. De nabijheid van de Zwarte Zee leek zijn romantische gevoelens alleen maar verder aan te wakkeren en in deze periode schreef hij volgens velen zijn beste gedichten. In 1851 vestigde hij zich in Sint-Petersburg, deed daar aanvankelijk vooral journalistiek werk en trad vanaf 1860 in overheidsdienst, bij het departement voor de censuur. Zijn latere gedichten vertonen in toenemende mate een sociale betrokkenheid. Op late leeftijd voerde Polonski nog een correspondentie met Anton Tsjechov. Hij overleed op 78-jarige leeftijd in Sint-Petersburg en werd begraven in zijn geboortestad Rjazan. Hoewel Polonski in het Rusland van voor de revolutie grote bekendheid genoot is hij in de Twintigste Eeuw enigszins in de vergetelheid geraakt. Tegenwoordig is hij vooral nog bekend door zijn gedichten die aan het einde van de negentiende eeuw op muziek werden gezet door vooraanstaande componisten als Pjotr Tsjaikovski, Sergej Rachmaninov, Sergej Tanejev en Anton Rubinstein.

Der Morgen

Seht, ob steilen Bergen,
die zum Himmel streben,
dort aus Blüthenthalen
Nebel sich erheben!

Seht, wie er gleich Rauch
sich zu den Wolken windet,
die mit Gold sich säumen,
bis er unter ihnen,
den verwandten, schwindet!

Und jetzt zittert unten
Frühroth auf den Wellen.
Schon beginnt der Osten
flammend sich zu hellen.

Ha, schon strahlt des Morgens,
jungen Morgens Sonne!
Nacht entweicht und alles
grüßt den Tag mit Wonne,
grüßt die Sonne!

Am Azur, den blauen,
ist nur Licht zu schauen.

Genius der Menschheit,
freue dich! zur Trauer
seit jeher verurtheilt,
fühle Wonneschauer!

Freue dich und glaube,
enden muß das Leiden,
wenn auch währt das Ringen,
enden muß das Leiden!

 

Vertaald door Josef Wenzig

 

De Zwaan (Fragment)

Een park, een strijkstok, lampionnen,
Mensen maken blij gerucht,
Alleen de wind sliep, aardedonker
Was de nachtelijke lucht.

Ook donker was de groene vijver
En het dichte oeverriet,
Waar een gedoemde zwaan verkwijnde
In de stilte, onbespied.

Gebroken, tam, volslagen eenzaam,
Is hem stervende ontgaan
Dat ergens boven hem een vuurpijl
Vonkenregens deed ontstaan.

 

Vertaald door Peter Zeeman

 
Jakov Polonski (18 december 1819 – 30 oktober 1898)
Portret door Ivan Kramskoy, 1875