Christopher Brookmyre, Jennifer Egan, Aart G. Broek, Amelie Fried, Jessica Durlacher, Alice Sebold, Julien Green, Willem Brandt, Carmen Laforet

De Schotse schrijver Christopher Brookmyre werd geboren op 6 september 1968 in Glasgow. Zie ook alle tags voor Christopher Brookmyre op dit blog.

Uit: Be My Enemy

“`Bin Laden? A fucking charlatan.’ ‘Be serious for a minute,’ Williams told him. ‘I am being serious. That’s my point. Everybody’s so reverent about this guy. Strip away all the mythologising and hocus-pocus and what have you got? Patty Hearst with a beard. Bored rich kid playing at soldiers. He’s in the huff with his family, for Christ’s sake — the psychology’s pitifully mundane. If he’d been born into a semi in Surbiton he’d have painted his bedroom black, got himself a Nine Inch Nails T-shirt and hung around swingparks drinking cider from plastic bottles.’ Fotheringham’s rant was attracting admonitory glances, more in disapproval of the growing volume and vehemence than the content, which wouldn’t have been clearly discernible above the whipping wind. Raised voices were not decorous at a funeral; they suggested that your thoughts were not respectfully concentrated upon the memory of the departed, even if, in Williams’s case, that was not strictly true. Nothing was more prominent in his mind than the man they had just buried or the consequences of his loss, not least the fact that Williams now had his job. Fotheringham gestured apologetic acknowledgement and Williams led him in the opposite direction to the dispersing mourners. `Bin Laden’s about a lot more than thrill kills and power trips,’ Williams chided, measuring his condescension precisely. ‘And there’s three thousand dead people in New York of the opinion that you should be taking him more seriously.’ ‘I’m taking him entirely seriously, sir. I just don’t think it will help us if we buy into the hype and start thinking of him as some kind of formidable genius. Look at the Black Spirit, if you need a primer. Remember what a bogeyman he was? Turned out to be a fucking oil-biz wage slave from Aberdeen.’ `Quite. Something, I should remind you, that we only learned after the fact. Didn’t make him any easier to catch, did it? And besides, I don’t think there’s much ground for comparison. For all his theatrics, the Black Spirit was essentially just a mercenary, prepared to do horrific things on other people’s behalf if they paid him enough. Bin Laden represents the possibility of ten thousand Black Spirits, all of them prepared to do horrific things merely because it’s Allah’s bidding. We’ve never had to face this kind of fanaticism before: there’s no fifth column to cultivate, no disaffected factions to encourage, no waverers, not even anyone we can bribe and corrupt. Just total, unquestioning, homicidal, suicidal commitment to the cause.’ `With respect, sir, that’s what I mean by believing the hype. For one thing, there is no cause. Bin Laden’s too smart to marry himself to anything as cumbersome as a coherent or even consistent political ideology, because such a thing could be debated, held up to scrutiny, and, worst of all, alienate potential followers. “The cause of Islam” is expediently nebulous.”

 

 
Christopher Brookmyre (Glasgow, 6 september 1968)

Lees verder “Christopher Brookmyre, Jennifer Egan, Aart G. Broek, Amelie Fried, Jessica Durlacher, Alice Sebold, Julien Green, Willem Brandt, Carmen Laforet”

Haro Kraak

Onafhankelijk van geboortedata

De Nederlandse schrijver en journalist Haro Kraak werd geboren in Amsterdam in 1986. Kraak studeerde sociologie en journalistiek in Amsterdam. Kraak schreef voor o.a. hard//hoofd, Folia Magazine, Joop.nl en zat in de redactie van Spunk. Daarnaast is hij maandelijks gastheer tijdens het Literair Café bij 16CC. Hij werkt nu als verslaggever en recensent bij de Volkskrant. Hij schrijft onder andere over literatuur, populaire cultuur en media. Hij debuteerde in 2016 met de roman “Lekhoofd”.

Uit: Lekhoofd

“Mijn vader knoopte de choker zorgvuldig om zijn nek, niet te strak, want dan was het net alsof hij een halsband droeg, maar ook niet te losjes, anders kon de warmte of de waarheid hem zomaar ontsnappen. En dat moest hij niet hebben, zeker vandaag niet. Nadat hij zijn adamsappel had bedekt, stak hij zijn hoofd in het trapgat en riep: ‘Komen jullie?’
Ik stond al klaar, wachtend op zijn startsein. Hij had zijn lichtgroene broek aan en trok baantjes door de gang, het hoofd gebogen. Op de trap klonk gestommel en gezucht: de vrouwen kwamen eraan, met iets meer haast dan ze zouden willen. Bij de deur bleef mijn vader staan en gebaarde naar
buiten. Een voor een liepen we de voordeur door, mijn moeder, mijn zusje en ik. Op het grind bleven we wachten.
‘Een momentje,’ zei mijn vader en hij liep de gang weer in.
Het was een zaterdag en Boelie was al twee dagen kwijt.
Ik had hem voor het laatst gezien voordat ik naar voetbaltraining ging op donderdagavond. Toen ik thuiskwam was hij nergens te vinden. Ik keek in de plastic mand tussen de schone was, waar hij graag op ging zitten als die warm uit de droger kwam, maar daar was hij niet en er zaten ook geen haren op
de kleren. Mijn vader zei dat Boelie wel terug zou komen, heus, zo ging dat toch altijd met katten, en anders zouden we in het weekend gaan zoeken. Hij rook naar vers zweet en zei dat alles goed zou komen. Ik weet niet of het aan de vertrouwde geur lag, maar ik geloofde hem. Na mijn wedstrijd, we hadden met 3-1 van Hilversum d1 gewonnen, was het zover: we gingen de buurt in.
Met de verrekijker om zijn nek kwam hij na een paar minuten naar buiten en deed de voordeur op slot. ‘Komt misschien van pas,’ zei hij. En daarna tikte hij opgewekt tegen de papieren in mijn hand. ‘Kom, we gaan die krengen ophangen.’
Mijn zusje droeg de grote nietmachine met twee handen. Ze was goed ingepakt tegen de kou: muts, sjaal, wanten, winterjas. Als een pinguïn waggelde ze over het grind, ze zocht beschutting onder de lammycoat van mijn moeder en leunde tegen haar been. Die schudde Nina van zich af en zei: ‘Over
een uurtje zijn we weer thuis.’

 
Haro Kraak (Amsterdam, 1986)