Halloween (Joel Benton)

Bij Halloween

 

 
Trick-or-treat door Tom Shropshire, 2010

 

Halloween

Pixie, kobold, elf, and sprite
All are on their rounds to-night,—
In the wan moon’s silver ray
Thrives their helter-skelter play.

Fond of cellar, barn, or stack
True unto the almanac,
They present to credulous eyes
Strange hobgoblin mysteries.

Cabbage-stumps—straws wet with dew—
Apple-skins, and chestnuts too,
And a mirror for some lass
Show what wonders come to pass.

Doors they move, and gates they hide
Mischiefs that on moonbeams ride
Are their deeds,—and, by their spells,
Love records its oracles.

Don’t we all, of long ago
By the ruddy fireplace glow,
In the kitchen and the hall,
Those queer, coof-like pranks recall?

Every shadows were they then—
But to-night they come again;
Were we once more but sixteen
Precious would be Hallowe’en.

 

 
Joel Benton (29 mei 1832 – 15 september 1911)

De St. Thomas’ Episcopal Church in Amenia, de geboorteplaats van Joel Benton

 

Zie voor de schrijvers van de 31e oktober ook mijn twee vorige blogs van vandaag.

Bij 500 jaar Reformatie, Johann Gottfried von Herder, Joseph Boyden, John Keats, Don Winslow, Bruce Bawer

 

Bij 500 jaar Reformatie

 

 
Luther spijkert de 95 stellingen aan de slotkerk in Wittenberg door Julius Hübner, 1865

 

Auf Luther’s Bild

Guter schwarzer Mönch, mit starkem Arme begannst Du
Auszufegen den Staub, der die Altäre verbarg;
Aber schnell entrissen Dir Andre das säubernde Werkzeug,
Lasen vom Staube das Gold, hingen den Besen sich auf.
Und nun steht der entgüldete Altar in ärgerem Staube
Ohne Säuberung; Gold können sie fegen nicht mehr.

 

 
Johann Gottfried von Herder (25 augustus 1744 – 18 december 1803)
Het Johann Gottfried Herder Museum in Mohrungen (Nu Morąg, Polen)

Lees verder “Bij 500 jaar Reformatie, Johann Gottfried von Herder, Joseph Boyden, John Keats, Don Winslow, Bruce Bawer”

Carlos Drummond de Andrade, Jean Améry, Nick Stone, Irina Denezhkina, Ernst Augustin

De Braziliaanse dichter Carlos Drummond de Andrade werd geboren op 31 oktober 1902 in Itabira, een klein dorpje in de staat Minas Gerais. Zie ook alle tags voorCarlos Drummond de Andrade op dit blog en ook mijn blog van 31 oktober 2010

Onder de douche beminnen

Onder de douche beminnen, zeep en kussen,
of in bad, beiden gekleed in water,
glibberende liefde, glippend, grijpend,
wijkend, water in de ogen, monden,
dansen, varen, duiken, regenen,
dat schuim op onze buiken, en de driehoek
van het schaamhaar wit – van water, sperma,
liefdes loop, of zijn wij bron geworden?

 

Vertaald door August Willemsen

 

In The Middle Of The Road

In the middle of the road there was a stone
there was a stone in the middle of the road
there was a stone
in the middle of the road there was a stone.

Never should I forget this event
in the life of my fatigued retinas.
Never should I forget that in the middle of the road
there was a stone
there was a stone in the middle of the road
in the middle of the road there was a stone.

 

The Word

I no longer want to consult
dictionaries in vain.
I only want the word
that will never be there
and that can’t be invented.

One that would resume
and replace the world.

More sun than the sun,
in which we all could
live in communion,
mute,
savouring it.

 

Vertaald door Mariza Góes

 
Carlos Drummond de Andrade (31 oktober 1902 – 17 augustus 1987)
Portret door Cândido Portinari, z.j.

Lees verder “Carlos Drummond de Andrade, Jean Améry, Nick Stone, Irina Denezhkina, Ernst Augustin”

Marijke Schermer

Onafhankelijk van geboortedata

De Nederlandse schrijfster Marijke Schermer werd geboren in Amsterdam in 1975. Zij groeide ‘grotendeels’ op in Groningen. In Arnhem studeerde ze aan de Toneelschool, aanvankelijk met de bedoeling om actrice te worden. Zij ging zich echter richten op het schrijven van toneelstukken en het regisseren van voorstellingen, ook van andere toneelauteurs. Ze had enige tijd een eigen theatergroep (Alaska) en ontving in 2009 voor haar toneelwerk de Charlotte Köhler-prijs, een aanmoedigingsprijs voor jong talent in de beeldende kunst en het theater. Schermer is artistiek directeur van het podium Oostblok in Amsterdam. Naast schrijven voor toneel begon zij ook proza te schrijven. Ze publiceerde enkele verhalen in het tijdschrift Tirade en in 2013 verscheen haar debuutroman “Mensen in de zon”, die goede kritieken kreeg. Haar tweede roman “Noodweer” (2016) haalde de longlist van de Vlaamse Fintro Literatuurprijs.

Uit: Noodweer

“Nemen we jouw auto?’
‘We zijn veel te laat.’
Haar man komt uit de keuken. Hij is lang, mager en zijn gezicht is uitgesproken knap. Hij heeft een zwierig pak aan. De pan in zijn handen en de theedoek over zijn schouder verraden toewijding. Hij zet de pan op tafel, werpt de lap terug in de richting van het aanrecht dat hij net niet haalt. Leo lacht met een hoog en helder stemmetje. Alicia, het buurmeisje dat oppast, knoopt Osip een slabbetje om. Ze is in een paar weken tijd van een androgyn kind in een kermisattractie veranderd. Haar wangen en lippen zijn rood geverfd, ze draagt idiote, veel te blote kleren. Emilia moet zich bedwingen haar niet ook over haar bol te aaien. Ze kussen de kinderen gedag.
‘Jij rijdt. We gaan het halen.’
Ze scheurt de oprijlaan af en draait de weg op. Het eerste deel van de rit voert over de dijk, door de glooiende rivierdelta, over een smalle tweebaansweg tussen de populieren. Er is een zakkend zomers zonnetje met weinig kracht en er staat een flinke wind. In de weilanden rechts van hen staan schapen. Even later, op de snelweg, kan ze echt hard rijden, iets wat ze graag doet. Ze praten niet veel. Door het raam waait een herinnering binnen aan lange tochten naar het zuiden, blote benen uit het raam, zingend. Vlak voor Amsterdam voeren ze een korte discussie over de beste route naar het Leidseplein.
‘Waarschijnlijk heb jij gelijk,’ zegt ze terwijl ze haar eigen idee ten uitvoer brengt. Ze gokt op een vrije plek, gokt goed en parkeert vlak bij het theater. Ze besluiten dat betalen precies de tijd kost die ze niet meer hebben. Ze rennen, steken over, worden rakelings gepasseerd door een fietser. Bruch roept dat ze de volgende keer een hotel moeten nemen; even worden ze gegrepen door de wens te worden opgeslokt door het leven in de stad, in plaats van straks en ongetwijfeld weer met haast, terug te moeten keren naar de stilte. Ze rennen de schouwburg in, de trap op naar de zaal, waar zij als laatsten arriveren voor de deuren rondom sluiten. Hij vouwt hun jassen in elkaar onder zijn stoel en knijpt haar in haar zij.”

 
Marijke Schermer (Amsterdam, 1975)