Christopher Isherwood, Laura van der Haar, C. B. Vaandrager, Paula Hawkins, Joachim Helfer, Guillaume Apollinaire, Rashid Al-Daif

De Brits-Amerikaanse schrijver Christopher Isherwood werd geboren op 26 augustus 1904 in Disley in het graafschap Cheshire in Engeland. Zie ook alle tags voor Christopher Isherwood op dit blog.

Uit: Goodbye to Berlin

“At any rate you could always, as Pieps explained to me, make a last-minute exit through the lavatory window into the courtyard at the back of the house: But you must be careful, Christoph,” he added: “Take a good big jump. Or you’ll fall down the coal-chute and into the cellar. I did, once. And Hamburg Werner, who was coming after me, laughed so much that the bulls caught him.” On Saturday and Sunday evenings the Alexander Casino was full. Visitors from the West End arrived, like ambassadors from another country. There were a good number of foreigners—Dutchmen mostly, and Englishmen. The Englishmen talked in loud, high, excited voices. They discussed communism and Van Gogh and the best restaurants. Some of them seemed a little scared: perhaps they expected to be knifed in this den of thieves. Pieps and Gerhardt sat at their tables and mimicked their accents, cadging drinks and cigarettes. A stout man in horn spectacles asked: “Were you at that delicious party Bill gave for the negro singers?” And a young man with a monocle murmured: “All the poetry in the world is in that face.” I knew what he was feeling at that moment: I could sympathise with, even envy him. But it was saddening to know that, two weeks hence, he would boast about his exploits here to a select party of clubmen or dons—warmed discreet smilers around a table furnished with historic silver and legendary port. It made me feel older.
At last the doctors made up their minds: Frau Nowak was to be sent to the sanatorium after all: and quite soon—shortly before Christmas. As soon as she heard this she ordered a new dress from the tailor. She was as excited and pleased as if she had been invited to a party: “The matrons are always very particular, you know, Herr Christoph. They see to it that we keep ourselves neat and tidy. If we don’t we get punished—and quite right, too. . . . I’m sure I shall enjoy being there,” Frau Nowak sighed, “if only I can stop myself worrying about the family. What they’ll do when I’m gone, goodness only knows. They’re as helpless as a lot of sheep. .. .” In the evenings she spent hours stitching warm flannel underclothes, smiling to herself, like a woman who is ex-pecting a child.
On the afternoon of my departure Otto was very depressed. “Now you’re going, Christoph, I don’t know what’ll hap-pen to me. Perhaps, six months from now, I shan’t be alive at all.” “You got on all right before I came, didn’t you?” “Yes . . . but now mother’s going, too. I don’t suppose father’ll give me anything to eat.” “What rubbish!” “Take me with you, Christoph. Let me be your servant. I could be very useful, you know. I could cook for you and mend your clothes and open the door for your pupils. .” . .”

 

 
Christopher Isherwood (26 augustus 1904 – 4 januari 1986)

 

De Nederlandse dichteres Laura van der Haar werd geboren in Groningen in op 26 augustus 1982. Zie ook alle tags voor Laura van der Haar op dit blog.

 

avondpolder

trampolinespringende kinderen langs de vaart
op het erf slaan honden aan
zo’n dag
dat het zwaluwen waait in de boomgaard

een vrachtwagen op de dijk
als het bijna gaat regenen
warme fluitekruidgeur
van een beginnende avond
de kerkklok die bedeesd de tijd slaat
(die trouwens prachtig is)

en meer kan ik er niet bij hebben
geen knisperpaden, smoelzoete zomervakanties
alleen het blauw van dichtgeknepen ogen
is dat geen fijne kleur voor de natuur

 

stopper

ik wil best kijken, maar is het goed om dit te zien

iedereen weet dat er geen weg terug is
van gewoon kijken
naar niets gezien hebben

ze zouden langzaam kijken moeten uitvinden
om heel behoedzaam het zien te naderen

in een donkere kamer
vanuit een spoelbak
wachtend

zodat je weg kunt draaien, doorlopen, wissen
blijven stiften tot nieuwe beelden
alsmaar nieuwe beelden, lampen aan, praten

over wat er gisteren nou was, over later
hardop zingen tot het vol is in dat hoofd
of gaan slapen
als dat lukt

 

 
Laura van der Haar (Groningen, 26 augustus 1982)

 

De Nederlandse schrijver en dichter Cornelis Bastiaan Vaandrager werd geboren in Rotterdam op 26 augustus 1935. Zie ook alle tags voor C. B. Vaandrager op dit blog.

 

N.A.V. een scooterrit [met Polet]

Op twee wielen raast hij tussen de ruïnes. Wanhopig
probeert hij, verbergt hij,
probeert hij te verbergen
[gelijktijdig onnodig bevreesd voor vreemde ogen]:
zijn sturen is sturen met een schetsmatig aangegeven stuur.
En
een onbedienbaar [want smeltend] dashboard, d.w.z.
door hem onbedienbaar.

Hij herkent de resten van een klaagmuur, kwarts,
driekwart zuil van een kersvers paviljoen,
een jezuswreefje met een spijker, verder
een vochtige steen, cement, een verschroeid montuur,
een gouden hoektand [dat de ruimers die vergaten!].
Cement dus, waartussen wellicht een goedkope vulling
uit een vroeg door tandwolf aangetast gebit.

Hier, denkt hij, al weer kilometers verder,
was eens een pleisterplaats:
een voor omsmelten ongeschikte zwengel van een dorpspomp,
een hoefijzer
en een witte splinter van een paardenschedel.

Het zijn minder dan flitsen van impressies. Ontroerd
[hij wil stoppen, denken, bloemen kopen]
zoekt hij een knop, een remstang.
Hij drukt op de verkeerde knop.

Drukt hij wel op een knop
Er is geen knop.
Kan hij het helpen? Hij huilt achter zijn bezwete stofbril.
Onweersvliegjes vliegen zich te pletter op het glas.

Op twee wielen raast hij [verder] tussen de ruïnes.
De luchtdruk deert hem niet: zijn geluiddempende valhelm.

Toch valt hem, vlak voor de bebouwde kom,
door een gelukkige slag in de lucht een souvenir ten deel:
vijfendertig lange blonde vrouwenharen,
die hem kriebelen
en stijf tegen de lippen blijven liggen.

Eenmaal in de verlaten buitenwijken
is het tintelen onder de nagels
haast niet meer te verdragen

 

 
C. B. Vaandrager (26 augustus 1935 – 18 maart 1992)

 

De Britse schrijfster Paula Hawkins werd geboren op 26 augustus 1972 en groeide op in Salisbury (het huidige Harare in Zimbabwe) in Rhodesië. Zie ook alle tags voor Paula Hawkins op dit blog.

Uit: In het water (Vertaald door Ineke de Groot)

“De Verdrinkingspoel
Libby
‘Nog eens! Nog eens!’
De mannen binden haar vast voor de tweede proef. Maar deze keer met haar linkerduim aan haar rechterteen en haar rechterduim aan haar linkerteen. Het touw gaat weer om haar middel. Deze keer dragen ze haar het water in.
‘Alsjeblieft,’ smeekt ze, omdat ze niet weet of ze het duister en de kou wel kan verdragen. Ze wil terug naar een huis dat niet meer bestaat, naar de tijd dat ze samen met haar tante bij het vuur zat en ze elkaar verhalen vertelden. Ze wil in hun huisje in haar eigen bed liggen, ze wil weer klein zijn en het houtvuur, de rozen en de zoete warmte van haar tantes huid ruiken.
‘Alsjeblieft.’
Ze zinkt. Tegen de tijd dat ze haar er weer uit sleuren, zijn haar lippen blauw en is haar adem voorgoed vervlogen.

Je wilde me wat vertellen, hè? Wat was het eigenlijk? Ik heb al een tijdje mijn hoofd niet meer bij het gesprek. Ik kon me niet meer concentreren, dacht aan andere dingen, was ergens anders mee bezig, ik luisterde niet en raakte de draad kwijt. Nou, je hebt mijn aandacht weer weten te trekken. Alleen heb ik wel het gevoel dat ik een paar belangrijke dingen heb gemist.
Toen ze het me kwamen vertellen, was ik kwaad. Aanvankelijk was ik opgelucht, want als er opeens twee politiemensen op de stoep staan, terwijl jij net je treinkaartje aan het zoeken bent omdat je op het punt staat om naar je werk te gaan, slaat de angst je om het hart. Ik was bang dat er wat was gebeurd met iemand om wie ik geef: mijn vrienden, mijn ex, mijn collega’s.”

 

 
Paula Hawkins (Salisbury, 26 augustus 1972)

 

De Duitse schrijver Joachim Helfer werd geboren in Bonn op 26 augustus 1964. Zie ook alle tags voor Joachim Helfer op dit blog.

Uit: To call a spade a spade

“He earnestly explores and exposes some real life facts about what he and I think, feel, and actually do in terms of gender-roles, sexuality, and procreation. He surely needs nobody to excuse him for it.
It is I who has to ask forgiveness: Rashid, nobody else. Not for a word I have written, or the scholastic form of intermittent commentary I have chosen. For the mirroring disagreement about what / wrote I can but yet again point to what simply reading my text cannot miss, yet routinely gets ignored by the critics: My part of the twin-text is in no way limited to commenting on Rashid’s. Rather, it tells my side of the story, my first-hand experience with Rashid and with Beirut. What I need to — once more —say “Sorry!” for, is my lack of back-bone in dealing with my publishers. Suhrkamp, for sheer stinginess on printing-paper, set the German version (“Die Verschwulung der Welt”) in such a way that my comments immediately interrupt Rashid’s text, without letting it stand for itself first. That is a cruel thing to do to a text. Laudably, the recent American edition of Texas University Press under the title “What makes a man” rights that wrong by printing Rashid’s text twice: first without, then with my interrupting comments. The editors in Austin went even further in their largesse on printing-paper, and add half a dozen critical essays to our twin-text. They, too, seem to have felt that the fruit on its own might cause serious irritation in the intellectual stomachs of their ever more sensitive readers. In the age of `trigger-warnings’, I fear this fear is only too justified.
The essays in the American edition mostly repeat the partisan critical reception the twin-text has met in Germany, without doing much in terms of analysing it. In both languages, our mutual descriptions are usually regretted as a misunderstanding. Our shared best effort to understand both the other and us-selves in contact with the other, and the insights it indeed produces, are largely ignored. Rather, I get some cheap shots for alleged orientalism, Rashid for alleged sexism.“

 

 
Joachim Helfer (Bonn, 26 augustus 1964)

 

De Franstalige schrijver en dichter Guillaume Apollinaire werd in Parijs geboren op 26 augustus 1880. Zie ook alle tags voor Guillaume Apollinaire op dit blog

 

À Nîmes

Je me suis engagé sous le plus beau des cieux
Dans Nice la Marine au nom victorieux

Perdu parmi 900 conducteurs anonymes
Je suis un charretier du neuf charroi de Nîmes

L’Amour dit Reste ici Mais là-bas les obus
Épousent ardemment et sans cesse les buts

J’attends que le printemps commande que s’en aille
Vers le nord glorieux l’intrépide bleusaille

Les 3 servants assis dodelinent leurs fronts
Où brillent leurs yeux clairs comme mes éperons

Un bel après-midi de garde à l’écurie
J’entends sonner les trompettes d’artillerie

J’admire la gaieté de ce détachement
Qui va rejoindre au front notre beau régiment

Le territorial se mange une salade
À l’anchois en parlant de sa femme malade

4 pointeurs fixaient les bulles des niveaux
Qui remuaient ainsi que les yeux des chevaux

Le bon chanteur Girault nous chante après 9 heures
Un grand air d’opéra toi l’écoutant tu pleures

Je flatte de la main le petit canon gris
Gris comme l’eau de Seine et je songe à Paris

Mais ce pâle blessé m’a dit à la cantine
Des obus dans la nuit la splendeur argentine

Je mâche lentement ma portion de bœuf
Je me promène seul le soir de 5 à 9

Je selle mon cheval nous battons la campagne
Je te salue au loin belle rose ô tour Magne

 

Annie

Sur la côte du Texas
Entre Mobile et Galveston il y a
Un grand jardin tout plein de roses
Il contient aussi une villa
Qui est une grande rose

Une femme se promène souvent
Dans le jardin toute seule
Et quand je passe sur la route bordée de tilleuls
Nous nous regardons

Comme cette femme est mennonite
Ses rosiers et ses vêtements n’ont pas de boutons
Il en manque deux à mon veston
La dame et moi suivons presque le même rite

 

 
Guillaume Apollinaire (26 augustus 1880 – 9 november 1918)
Portret door Maurice de Vlaminck, ca. 1905

 

Onafhankelijk van geboortedata:

De Libanese schrijver Rashid Al-Daif werd in 1945 geboren in Ehden bij Zgharta in het noorden van Libanon. Zie ook alle tags voor Rashid Al-Daif op dit blog.

Uit: Die Verschwulung der Welt (Samen met Joachim Helfer)

„Eigentlich war ich es, dessen Entwicklung abgeschlossen war. Meine Befürchtungen waren ein für allemal verschwunden, und ich trauerte ihnen nicht nach. Mein Sohn war damals vierzehn Jahre alt und lebte bei mir in Beirut. Vorher hatte er bei seiner französischen Mutter in Lyon gewohnt und war dort zur Schule gegangen.
Während er dort lebte, hatte ich mir aus zwei Gründen riesige Sorgen um ihn gemacht: daß er drogenabhängig und daß er homosexuell werden könnte. Ich hielt mich immer auf dem laufenden über ihn und überprüfte alles, was ich über ihn erfuhr, daraufhin, ob auch keiner dieser zwei möglichen Unglücksfälle eingetreten war.
Mein Sohn hatte seit seinem dritten Lebensjahr mit seiner Mutter in Frankreich gelebt, die dorthin zurückgegangen war, nachdem wir uns hatten scheiden lassen.
Wir hatten vereinbart, daß seine Mutter ihn mitnimmt, denn Beirut erlebte damals die schlimmsten Tage des Bürgerkrieges. Mit vierzehn Jahren kam er wieder nach Beirut, um die Oberschule abzuschließen. Ich war froh über seine Rückkehr, denn in Frankreich hätte er leicht homosexuell werden können, in Beirut dagegen war dies nur schwerlich möglich. So fühlte und dachte ich damals. Aus tiefstem Herzen wünschte ich mir, daß mein Sohn so werden würde wie ich, nur »tausendmal besser«. Vielleicht wollte ich damals auch, daß er »einer von uns« würde – mit »uns« meine ich die Libanesen, die Araber, die Orientalen –, aber natürlich ohne unsere chronischen schlechten Angewohnheiten.
Ich mochte dieses Mädchen, die Freundin meines Sohnes, und wünschte mir, die beiden würden sich lieben und für immer zusammenbleiben. Ohne jeden Zweifel ist es mir auch noch jetzt, da ich diese Worte schreibe, lieber, daß mein Sohn nicht homosexuell ist, und ich zögere nicht, dies zuzugeben. Das heißt aber nicht, daß ich mich von ihm lossagen würde, wenn er es wäre. Ich würde ganz sicher zu ihm stehen.
Ich sagte mir also: Warum nicht?, als Thomas Hartmann mich über die Homosexualität meines Kollegen in Kenntnis setzte.
Vielleicht wäre dies eine gute Gelegenheit, offen gelebte Homosexualität einmal aus der Nähe kennenzulernen, gerade in Berlin, wo jedes Jahr eine riesige Homosexuellen-Parade stattfindet.“

 

 
Rashid Al-Daif (Ehden, 1945)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 26e augustus ook mijn vorige blog van vandaag.

Jules Romains, Julio Cortázar, Walter Helmut Fritz, Joachim Zelter, Jürgen Kross, Ludwig Aurbacher, Boris Pahor, Emmy van Lokhorst

De Franse schrijver Jules Romains, pseudoniem van Louis Henri Farigoule, werd geboren op 26 augustus 1885 in La Chapuze in het kanton Saint-Julien-Chapteuil. Zie ook alle tags voor Jules Romain op dit blog.

Uit: Les hommes de bonne volonté

“S’il se laissait aller à juger par lui-même, Edmond apercevrait volontiers trois grandes catégories dans la société : les veinards de naissance, qui sont arrivés au monde avec de l’argent ; les malins, qui s’entendent à rouler les copains, et que la veine aussi favorise, non à leur naissance et d’un coup, mais durant toute leur vie et à coups répétés ; enfin les exploités, qui doivent leur situation à leur manque de canaillerie comme à leur manque de veine.
Il n’ignore pas qu’il y aurait encore une place à faire aux incapables, aux imbéciles, aux fainéants, sans parler des malfaiteurs-nés ; une espèce de tiroir du dessous pour les pièces ratées, pour l’humanité de rebut. Mais il évite d’y attacher trop d’importance. Les jours où il a confiance, il admet, un peu facilement, que dans une société mieux organisée, comme dans une usine, les déchets humains se feraient beaucoup plus rares – et qu’aussi on s’arrangerait pour les utiliser tant bien que mal.
Ce qui compte, ce sont les trois grandes catégories. Ce qui presse, c’est d’arrêter l’écrasement de la troisième par les deux premières. Et c’est ici qu’Edmond retrouve ses convictions socialistes. L’injustice au profit des veinards de naissance, il serait facile de la supprimer d’un trait de plume, en confisquant les gros héritages. Mais elle se reformera vite au profit des malins, tant que les mécanismes de la société seront les mêmes. Les « partageux », comme on en rencontre encore qui discutaillent sur les places ou chez les bistrots des vieux quartiers, sont des ignorants et des naïfs. Les garçons de la génération d’Edmond savent bien que l’essentiel, ce n’est pas de faire rendre gorge aux gagnants, c’est de changer les règles du jeu.
Il croit à la société future plus qu’il n’y rêve. D’abord, pour se complaire à imaginer dans le détail un avenir idéal, à le voir comme s’il était réel, « comme si c’était déjà arrivé », il faut une candeur qui ne se trouve guère dans une tête de Paris. (Rester dans les théories est plus pudique, expose moins au ridicule.) Edmond s’en tient donc à des anticipations assez vagues. On sera mieux logé, mieux vêtu. Les services publics vous distribueront toutes sortes de commodités. On fera des journées de travail plus courtes dans des locaux aussi confortables que possible. Elles laisseront de vastes loisirs, dont chacun disposera suivant ses goûts. Il y aura peut-être des manifestations sportives, des représentations théâtrales, des jeux en plein air ; des bibliothèques avec un grand nombre de livres amusants ou sérieux, pour les jours froids. Une infiltration du dimanche dans toute la semaine, mais d’un dimanche sans désœuvrement, non creusé par le ver de l’ennui, d’un dimanche vif et plein. “

 


Jules Romains (26 augustus 1885 – 14 augustus 1972)
Cover

 

De Argentijnse schrijver Julio Cortázar werd geboren op 26 augustus 1914 in Brussel. Zie ook alle tags voor Julio Cortázar op dit blog.

Uit: Graffiti (Vertaald door Gregory Rabassa)

“Much later (it was horrible trembling like that, it was horrible to think that it had happened because of your sketch on the gray wall) you mingled with other people and managed to see an outline in blue, the traces of that orange color that was like her name or her mouth, her there in that truncated sketch that the police had erased before taking her away, enough remained to understand that she had tried to answer your triangle with another figure, a circle or maybe a spiral, a form full and beautiful, something like a yes or an always or a now.
You knew it quite well, you’d had more than enough time to imagine the details of what was happening at the main barracks; in the city everything like that oozed out little by little, people were aware of the fate of prisoners, and if sometimes they got to see one or another of them again, they would have preferred not seeing them, just as the majority were lost in the silence that no one dared break. You knew it only too well, that night the gin wouldn’t help you except to make you bite your hands with impotence, crush the pieces of colored chalk with your feet before submerging yourself in drunkenness.
Yes, but the days passed and you no longer knew how to live in any other way. You began to leave your work again to walk about the streets, to look fleetingly at the walls and the doors where you and she had sketched. Everything clean, everything clear; nothing, not even a flower sketched by the innocence of a schoolboy who steals a piece of chalk in class and can’t resist the pleasure of using it. Nor could you resist, and a month later you got up at dawn and went back to the street with the garage. There were no patrols, the walls were perfectly clean; a cat looked at you cautiously from a doorway when you took out your chalk and in the same place, there where she had left her sketch, you filled the boards with a green shout, a red flame of recognition and love, you wrapped your sketch in an oval that was also your mouth and hers and hope.”

 

 
Julio Cortázar (26 augustus 1914 – 12 februari 1984)

 

De Duitse dichter en schrijver Walter Helmut Fritz werd geboren op 26 augustus 1929 in Karlsruhe. Zie ook alle tags voor Walter Helmut Fritz op dit blog.

 

Schattenrisse

Sie sollten so sparsam
wie möglich sein,
meinte Etienne de Silhouette.
Die billigste Bildnisart.

Keine Nachrichten
vom Leben der Gefühle

von Überlegungen
zu unverstandenen Vorkommnissen

von Antworten,
die einer sucht
auf das Schweigen des andern.

Keine offenen Augen,
die man auch betrachten könnte,
wenn man das Bild umdrehte.

Nur ein Schatten,
nicht zu durchdringen.

 

Aufgeschrieben in Istrien

Der Abend in Piran
ein weiter Hang.
Der vorbeieilenden Zeit
Fallen stellen.

Lernen, sich auf eine
Kleinigkeit zu stützen.

Jede Eitelkeit vergessen.
Einen unerfüllbaren
Wunsch bewahren.

Dann und wann ein Wort,
das man lange angeschaut hat

 


Walter Helmut Fritz (26 augustus 1929 – 20 november 2010)

 

De Duitse schrijver Joachim Zelter werd geboren in Freiburg im Breisgau op 26 augustus 1962. Zie ook alle tags voor Joachim Zelter op dit blog.

Uit: Im Feld:

„Auf einem Bücherbord lagen Tourenführer und Landkarten. Breisgau und Umgebung. Der Schwarz-wald, der Kaiserstuhl, die Vogesen. Wie Speisekarten hatte ich diese Karten immer wieder studiert, die Summe spektakulärer Passstraßen und Touren. Mög-lichkeiten über Möglichkeiten, von denen Flachländer nicht einmal zu träumen wagen. Das Wort Hoch-schwarzwald war ein treibendes Wort gewesen, nicht einfach nur Schwarzwald, sondern Hochschwarzwald. Am Ende waren wir nur deshalb überhaupt hierher-gezogen, wegen solcher Wörter. Im Keller befand sich mein neues Rennrad. An der Decke hingen weitere Räder. Alles wohlgeordnet und bedacht. In einem Zustand ständiger Bereitschaft. Wie für eine solche Zeitungsanzeige gemacht. Susan folgte mir hinab, doch blieb ihr diese Welt nach wie vor fremd: meine vielen Räder, meine immer länger werdenden Rennradfahrten, meine zunehmende Beschäftigung mit Wattzahlen, Trittfrequenzen und Trainingsmethoden. Irgendwann konnte sie es kaum mehr glauben, dass das tatsächlich ich war, mit dem sie das alles erlebte: Ein Leben um Räder, Schaltungen und Kettenölen —
und nicht enden wollenden Tagestouren, in die ich auch sie immer mehr miteinbezogen hatte, bis ihr all das völ-lig verleidet war, jeder Gedanke an Rennrad oder Fahr-rad, selbst an die allerkürzesten Strecken. Sie hatte Recht. Die Stadt ergab für uns keinen wirklichen Sinn, weder einen beruflichen noch einen privaten Sinn. Wenn überhaupt, dann ergab all das nur einen Radsportsinn. Wenn man sich dieser Stadt mit den Augen eines Radsportlers oder eines Radbesessenen nähert — dann ergibt das alles plötzlich einen Sinn: die Vielzahl an Strecken, die Berge und endlosen Ebenen, und all das auf engstem Raum. Teilweise beginnen die ersten Anstiege schon am Rande der Stadt. Nur einige wenige Pedalumdrehungen, und schon gehen sie los, nicht irgendwelche Hügel, sondern wirkliche Berge. Ansonsten hatten wir kaum das Geld, um über-haupt hierherzuziehen. Wir hatten auch keinen Plan und keine wirkliche Vorstellung. Weder Bekannte noch Freunde. Nur Susan und ich und einige Reiseführer —und die besondere Art, mit der sie mir an diesem Morgen die Zeitung reichte. Ich pumpte Reifen auf. Susan schaute mich an: in einer Mischung aus Anteilnahme, Ratlosigkeit und Ver-ständnis. Als hätte sie nie etwas anderes erwartet. So blickte sie mich jetzt an.“

 

 
Joachim Zelter (Freiburg im Breisgau, 26 augustus 1962)

 

De Duitse dichter en schrijver Jürgen Kross werd geboren op 26 augustus 1937 in Hirschberg. Zie ook alle tags voor Jürgen Kross op dit blog.

 

Uit: raumzeit

ulmen zersplittert’s. ein
fließender
strahl. goldet am
himmel. die kälte
erweiternd.
über den raum noch.

sich
kündet’s frühe. den
ulmen ein
rosiges licht. setzt drin
der
tod auf die zweige.

dringe nur ein ins
verschweigen.
und hebe die rinde
vom stamm.
drunter im harz
enger das licht sitzt.

 

 
Jürgen Kross (Hirschberg, 26 augustus 1937)

 

De Duitse schrijver Ludwig Aurbacher werd geboren op 26 augustus 1784 in Türkheim, Schwaben. Zie ook alle tags voor Ludwig Auerbach op dit blog.

Uit: Die schwäbische Bauernhochzeit

„Vor der Kirche ist schon Groß und Klein versammelt, neugierige Leutchen (der Verfasser darunter), um den Brautzug, der soeben herauskommt, gemächlich anzusehen. Die Musikanten, zwei Fideln samt Brummbaß, eröffnen den Zug; voran die »Buben«, groß und klein, in Feiertagsröcken, einen Rosmarin auf dem Hute, im Gesichte Gesundheit, Mut und Frohsinn; zwischen ihnen und den Männern der Bräutigam, ein frischer, lebensmutiger Bursche, mit einer Haltung und Miene, aus denen der Kampf zwischen frohem Leichtsinn und ernster Sorge sichtbar wird. Dann das liebliche Mädchenvolk, von dem Kinde herauf bis zur mannbaren Jungfrau, alle anständig und sittig in Kleid und Gebärde; hierauf von den Matronen begleitet, die Braut – den Blick zur Erde gesenkt, um das naßgeweinte Auge zu verbergen, das in den feierlichen Augenblicken der Kopulation mit Wehmut aus die verlorne Jugend zurück, und mit Sorge auf das lange, bange Hausmutterleben vorwärts blickte; – eine schöne, jungfräuliche Gestalt, in einem schwarzen Kleide, mit weißer Schürze, den Rosmarinkranz auf dem entblößten Haupte, wie ein zum Tode geweihtes Opfer.
Der kürzeste Weg von der Kirche ist in das Wirtshaus, das daran liegt. Es scheint, als wenn der Ort schon begeistere; denn es poltert und lärmet die Stiege hinaus in den Soler, als wenn alles losgelassen wäre, die Hölle selbst. Einzelne, tüchtig akzentuierte »Juchhe!« begrüßen den Ort der Freude, und der Tanz des jungen, heitern Völkleins geht sogleich an, während die übrigen sich in und außer dem Hause zerstreuen.
Um zwölf Uhr gehen sie zu Tische, Männer und Weiber sitzen zusammen; bei jenen der Bräutigam, bei diesen die Braut – alles in Züchten und Ehren … Nun gibt es in der Regel nichts langweiligeres für einen Zuschauer, als ein Gastmahl während der ersten Gerichte: bei Bauernhochzeiten ist es aber anders. Wenn man diesen gesunden Appetit der Leute bemerkt, wenn man sieht, mit welchem Anteil Leibes und der Seele sie jeden Bissen zu Mund und Gemüte führen; wenn man bedenkt, daß ihnen eine solche Tafelfreude schon um der Seltenheit willen doppelt teuer sein muß und auch wirklich ist; dann müßte man der gefühl- und appetitloseste Kerl von der Welt sein, wenn man ihnen nicht ein herzliches »Gott gesegn’ es!« zuriefe, und alsobald, von gleichem Hunger angesteckt, hinab liefe in die Küche und sein Essen bestellte, wie z. B. ich jetzt tue.“

 

 
Ludwig Aurbacher (26 augustus 1784 – 25 mei 1847)
Cover

 

De Sloveense schrijver Boris Pahor werd geboren in Triëst op 26 augustus 1913. Zie ook alle tags voor Boris Pahor op dit blog.

Uit: Necropolis (Vertaald door Pieter van der Drift)

“Toen kwamen twee meisjes naar de witte en stille winterstraat, en ze keken niet om naar de langs trekkende colonne; het was onmogelijk dat ze de klompen niet zagen die uitstaken over de schouders van de eerste twee mannen. Nee, ze waren zich niet bewust van de lange processie van zeshonderd mannen gekleed in zebrastrepen; alsof de straat leeg was en er niets anders dan een laag sneeuw op de straat en het voetpad lag. Dat betekent dat het   mogelijk is om mensen zo radicaal verachting voor minderwaardige volkere in te prenten, dat twee meisjes in hun kilheid een processie van slaven kunnen negeren en over het voetpad lopen, alsof rondom hen alleen de sneeuw en het warme zonnetje was.”
(…)

En zo draag ik nu elke dag een herinnering aan die middag in quarantaine met me mee, want mijn pink kromde zich traag in het papieren verband, alsof hij vast wilde houden aan het windsel, dat hem gered had. En hij bleef gekromd in een hoek van negentig graden staan, waarschijnlijk om met zijn halfopgerichtheid opnieuw en opnieuw mijn aandacht naar zich toe te trekken. […] Later, wanneer ik opnieuw leefde in de gewone wereld stoorde de vinger in de vorm van een haak mij. […] Zo heb ik vaak op het punt gestaan om een bevriende chirurg te vragen iets aan mijn vinger te doen; maar altijd opnieuw hield een gedachte me tegen, namelijk dat, hoewel de pink voor mij een onaangenaam beeld oproept, ze ook ooit het symbool kan zijn van de haak die de bergbeklimmer op een overhangende berg beschermt tegen de eindeloze leegte van het niets.”

 

 
Boris Pahor (Triëst, 26 augustus 1913)  

 

De Nederlandse schrijfster en literatuurcriticus Emmy van Lokhorst werd geboren in Den Haag op 26 augustus 1891. Zie ook alle tags voor Emmy van Lokhorst op dit blog.

Uit: Vertelling in den avond

“Nu zitten we hier zoo veilig bij het vlammend vuur. Alles is doortrokken van rust. Hoor je wel hoe stil het is in huis? Af en toe stoot de wind tegen de ruiten, dan voel je eerst goed, hoe warm en rustig het in de kamer is. Vanavond ben ik met een omweg hierheen gegaan. Ik wilde door het park. Als de lantaarns zijn aangestoken en de lucht is nog blauw, dan ga ik graag door het park. Er zijn een paar bloemperken in de zachte gazons. Vanavond zag ik dat de crocussen al bloeiden. Hier bij het vuur merk je niets van de lente. Maar in het park moest ik opeens stilstaan… diep ademen… onder de boomen leek het zoel en het geurde… het geurde naar het voorjaar. Wat is dat een vreemd gevoel, hè? Elk jaar opnieuw komt er dan een heimwee in me, ik zou willen schreien van verdriet, maar ik ben juist heel gelukkig… Nee nee, blijf nu stil zitten, het is zoo prettig, jij in den grooten diepen stoel en ik op een kussen, met mijn arm op je knie en mijn hoofd stilletjes tegen je schouder. Ik weet, hoe je gezicht is, ik voel als je glimlacht, ik tril als je je overbuigt naar me, ik weet zoo goed, hoe je oogen dan kijken…
Vanavond mag je niets zeggen… We spelen een sprookje… ik ben Scheherezade en vertel je lange verhalen, wel honderd, wel duizend lange verhalen… en jij…
Nee! Ik wil niet dat jij een nare wreede sultan moet voorstellen… Ach nee… laten we maar geen sprookje spelen! Maar toch mag mijn jongen vanavond niets zeggen, omdat hij nog een beetje ziek is… o niet erg, hij mag alleen maar niet praten, omdat de koorts dan komt. En daarom ga ik toch vertellen… ik zou je weken achter elkaar kunnen vertellen… Wacht, eerst nog een houtblok op het vuur,… kijk hoe het opvlamt!… En nu zal ik je vertellen van mijn meisjestijd. Daar heb ik je al veel van verteld, maar er is altijd nog veel meer… Vanavond, toen ik in het park de lente voelde, toen kwam me die tijd opeens zoo duidelijk voor den geest.., misschien was dat wel het vreemde heimwee… soms komen dingen van vroeger naar voren en zijn dan zoo ontroerend, dat je hart er pijn van doet. Dat ken jij ook, niet? Als je aan je kinderjaren denkt… als je een oud portretje ziet van jezelf toen je drie of vier jaar was… ach dat ronde gezichtje en die verbaasde glanzende kinderoogen… en dat ben jezelf geweest! Dat argelooze mondje, half open en die groote ronde hoed van je hoofd in je nek gezakt! Iets wat voorgoed voorbij is, wat je niet gekend hebt en dat je toch zelf meemaakte… wat is dat geheimzinnig! Dat portretje van jou, in de eerste klas van de lagere school, waar je met de andere jongetjes in een kring op den grond zit, weet je wel, ach wat was ik ontroerd toen ik dat zag! Je groote kuif boven je geduldige oogen die zoo triestig stonden en je kleine hand aan weerszij in een andere kinderhand genaakt… en zoo klein, zoo klein was dat jongetje… ik kan niet precies zeggen waarom, maar het maakt me zoo weemoedig.”

 

 
Emmy van Lokhorst (26 augustus 1891 – 27 mei 1970)

Alia Trabucco Zerán

De Chileense schrijfster Alia Trabucco Zerán werd geboren in Santiago op 26 augustus 1983 als dochter van de filmmaker Sergio Trabucco en de journaliste Faride Zerán, Alia bezocht het college Saint George college en vervolgens de Universiteit van Chili, waar ze zich kwalificeerde als advocaat. Tijdens haar studententijd, redigeerde zij het tijdschrift Talion en werkte zij o.a. in het bureau mensenrechten van de Corporación de Asistencia Judicial. Na haar opleiding ontving zij een beurs om een ​​masteropleiding in creatief schrijven te volgen aan de Universiteit van New York. Na het behalen van het masterdiploma, kreeg ze een beurs in Londen van de Chileense regering, om een ​​doctoraat te behalen in Latijns-Amerikaanse literatuur aan het University College in London. Nadat verhalen van haar verschenen waren in diverse tijdschriften en bloemlezingen debuteerde zij met de roman “La resta” waarvoor zij meteen de prijs voor het beste literare werk van 2014 won, terwijl het nog niet eens gepubliceerd was. Het boek verscheen eerst in Madrid in 2015 en later in dat jaar in Santiago. De Engelse vertaling “The remainder” verscheen in 2018. Trabucco Zerán is volgens haarzelf sterk beïnvloed door de Chileense traditie, met name door auteurs als María Luisa Bombal, Carlos Droguett of Vicente Huidobro, en door buitenlandse schrijvers als Herta Müller en William Faulkner.

Uit: The Remainder (Vertaald door Sophie Hughes)

“Someone has to die and it falls on me to find them, body after body, ever since my first unforgettable Sunday cadaver, that trailblazing corpse who changed everything, yes, the one waiting for me to subtract him, staring up at me from the ground with his big eyes, and I stared back and it was love at first sight: I knew that body in the Plaza de Armas was for me, sure, but that’s not to say I go around looking for stiffs, hell no, it’s they who find me, despite what others might say, my grandma Elsa, for instance, who was always harping on that people see what they want to see, Felipe, and by the looks of things I want to see corpses, because from that day on they’ve kept cropping up, without fail and always uninvited, be it weekdays or holidays, not even respecting New Year’s, because at first it was Sundays, that’s true, but now they don’t keep a schedule, they just appear one after the other: so I’m strolling through Yungay minding my own business, dragging my ass in the heat, when I see some guy doubled up like a contortionist on the curb, head slumped between his knees, neck twisted, and looking like that anyone would assume he’s a drunk, the dregs of the weekend’s party, or just another poor fool done in by this damn heat, but no, it’s a corpse; and then it’s only a matter of getting on the bus and spotting that the man sitting behind you, the one with his cheek pressed against the window, isn’t leaving any breath on the glass, no, he’s dead too; and then you only have to sharpen your focus a little, to be hawk-eyed, cow-eyed, owl-eyed to see them everywhere, it’s just a matter of getting off the bus, dilating all those eyes on your skin and clocking that the man waiting at the bus stop sure is gonna be late, yes, he’s kicked the bucket too; because that’s how they appear, with no warning, no fuss, and I make a note in my pad like they count the votes in elections: in fives I subtract them, and have been ever since that first one, the one who appeared as night fell, me drifting around the Plaza de Armas, watching the rats eat leftover peanuts, that’s what I was doing, smelling the black flowers in the black night, trying to shake off the day’s thoughts, when suddenly I saw something strange in the middle of the square, there where the gallows used to be, where they used to hang the nonbelievers, the thieves, the traitors, right there I spotted something strange and I moved in, yes, and for a moment I thought it was a napping stray and I sidled up to say hello,…”.

Alia Trabucco Zerán (Santiago, 26 augustus 1983)

 

Belijdenis (Nicolaas Beets)

Bij de 21e zondag door het jaar

 

 
Trier, St. Paulinkerk, plafondschildering “Triomf van het kruis” door Christoph Thomas Scheffler, 1743
Op de opengeslagen bladzijden van het boek onder de levensboom staat te lezen: ”Verba aeternae vitae” (Woorden van Eeuwig Leven)

 

Belijdenis

Wat vleesch noch bloed
Mijn dof gemoed,
O Heiland! openbaarde,
Zegt mij de stem In ’t hart, van Hem,
Die hemel schiep en aarde.

In U aanschouw Ik ’t Zaad der Vrouw,
Op wien alle eeuwen wachtten;
Den Man, wiens dag
Reeds Abram zag;
Den Zegen der geslachten.

Gij zijt het, Gij
Wien profecij
En schaduwdienst verkondde;
De Christus Gods,
De sterke Rots,
Daar ik mijn hoop op grondde.

Ja in u heeft
De God die leeft
Zijn Zoon aan ons gegeven.
Heer! waar dan heen?
Gij hebt alleen
Het Woord van eeuwig leven.

 

 
Nicolaas Beets (13 september 1814 – 13 maart 1903)
De Bakenesserkerk in Haarlem, de geboorteplaats van Nicolaas Beets

 

Zie voor de schrijvers van de 26e augustus ook mijn twee volgende blogs van vandaag.