Paul Celan

De Duits-Roemeense dichter Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Zie ook alle tags voor Paul Celan op dit blog.

 

Schwarze Flocken

Schnee ist gefallen, lichtlos. Ein Mond
ist es schon oder zwei, dass der Herbst unter mönchischer Kutte
Botschaft brachte auch mir, ein Blatt aus ukrainischen Halden:

»Denk, dass es wintert auch hier, zum tausendstenmal nun
im Land, wo der breiteste Strom fließt:
Jakobs himmlisches Blut, benedeiet von Äxten …
O Eis von unirdischer Röte – es watet ihr Hetman mit allem
Tross in die finsternden Sonnen … Kind, ach ein Tuch,
mich zu hüllen darein, wenn es blinket von Helmen,
wenn die Scholle, die rosige, birst, wenn schneeig stäubt das Gebein
deines Vaters, unter den Hufen zerknirscht
das Lied von der Zeder …
Ein Tuch, ein Tüchlein nur schmal, dass ich wahre
nun, da zu weinen du lernst, mir zur Seite
die Enge der Welt, die nie grünt, mein Kind, deinem Kinde!«

Blutete, Mutter, der Herbst mir hinweg, brannte der Schnee mich:
sucht ich mein Herz, dass es weine, fand ich den Hauch, ach des Sommers,
war er wie du.
Kam mir die Träne. Webt ich das Tüchlein.

 

Ich kann dich noch sehen

Ich kann Dich noch sehn: ein Echo,
ertastbar mit Fühl-
wörtern, am Abschieds-
grat.

Dein Gesicht scheut leise,
wenn es auf einmal
lampenhaft hell wird
in mir, an der Stelle,
wo man am schmerzlichsten Nie sagt.

 

Corona

Uit de hand vreet de herfst me zijn blad: we zijn vrienden.
We pellen de tijd uit de noten en leren hem lopen:
de tijd keert terug in de dop.

In de spiegel is zondag,
in de droom wordt geslapen,
de mond praat oprecht.

Mijn oog daalt af naar het geslacht der geliefde:
we kijken elkaar aan,
we zeggen iets duisters,
we beminnen elkaar als papaver en geheugen,
we slapen als wijn in de schelpen,
als de zee in de bloedstraal der maan.

We omarmen elkaar voor het raam staand, van de straat af zien ze
ons toe:
het is tijd dat men weet!
Het is tijd dat de steen zo goed is te bloeien,
dat voor onrust een hart klopt.
Het is tijd dat het tijd wordt.

Het is tijd.

 

Laat en diep::

Boosaardig als een gouden toespraak begint deze nacht.
Wij eten de appels van de stommen.
Wij doen een werk dat men graag aan zijn ster overlaat;
wij staan in de herfst van onze lindes als peinzend vlaggenrood,

als brandende gasten uit het zuiden.
Wij zweren bij Christus de Nieuwe om het stof met het stof te trouwen,
de vogels met de zwervende schoen,
ons hart met een trap in het water.
Wij zweren voor de wereld de heilige eed van het zand,
wij zweren graag,
wij zweren luid vanaf de daken van de droomloze slaap
en zwaaien met het witte haar van de tijd …

Zij roepen: Jullie lasteren!

Wij weten dat al lang.
Wij weten dat al lang, maar wat zou het?
Jullie malen in de molens van de dood de witte bloem van de belofte,
Jullie zetten het onze broeders en zusters voor –
Wij zwaaien met het witte haar van de tijd.

Jullie vermanen ons: jullie lasteren!
Wij weten het wel,
moge ons de blaam treffen.
Moge ons de blaam treffen van de waarschuwende signalen van ons allen,
Moge komen de gorgelende zee,
de gepantserde windvlaag van de omkeer,
de middernachtelijke dag,
moge komen wat nooit is geweest!
Moge komen een mens uit het graf.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Paul Celan (23 november 1920 – 20 april 1970)
Portret door Andrea Ventura, 2020

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 23e november ook mijn blog van 23 november 2018 en eveneens mijn blog van 23 november 2014 deel 2.