De Nederlandse schrijver Arthur Japin werd geboren in Haarlem op 26 juli 1956. Zie ook alle tags voor Arthur Japin op dit blog.
Uit: De overgave
‘Dus jij wist dat hij zou komen?’ vroeg Croney. Die had zich natuurlijk van de nieuwsgierigen losgescheurd in de hoop dat mijn reactie nog groter vuurwerk zou opleveren, en nu klonk ze beteuterd. ‘En dat het om jou is, dat weet je ook?’
‘Er komen hier zo veel mensen om mij een keer te zien.’
‘Maar hij! Kom nou, ik bedoel… uitgerekend hij!’
Ik had zelf niet kunnen denken dat een dag als deze ooit zou aanbreken, dus waarom zou een ander het begrijpen? Granny Parker ontvangt de aanvoerder van de Comanche! Ze denken dat het een vergissing is. Dat ik krankzinnig ben geworden, of erger: week. Dat de regering erachter zit. Dat de politiek mij tot een gebaar wil dwingen. Niemand dwingt mij nog. Al heel erg lang laat ik mij nergens meer toe dwingen. Ik heb gezegd dat hij kan komen. Ik heb er zelfs om gevraagd. Ik wil hem zien, ja. Ik wil hem in zijn ogen kijken. Kijken of het waar is wat ze zeggen, dat het mijn eigen ogen zijn.
Zo komen dit soort dagen nou eenmaal. Wen d’r maar aan. Ze naderen, onvermijdelijk en onherroepelijk, als de ochtend waarop een kind voor het eerst zijn eigen schaduw ontdekt. Het draait zich om en wil het niet geloven.
Eerst trekt het één been op en dan het andere, het steekt zijn armen in de lucht, springt in de rondte en zet het op een rennen, maar het is te laat. Die lange zwarte lijs volgt hem voortaan overal en laat in dit leven niet meer los.
Laat het verleden rusten, van alle slechte raad moet deze wel de meest nutteloze zijn. En degene die ik het vaakst heb gehoord: ‘Wat gebeurd is, is gebeurd, Granny Parker, laat toch!’ Niet dat ik niet zou willen, geloof me, maar het heeft geen zin. Iets wordt in gang gezet en het leidt ergens toe. Al dat afscheid dat ik indertijd heb moeten nemen leidt me vandaag naar een ontmoeting. Een dasspeld met de ster van Texas! Zo gaat dat dus. Die dag heeft geleid tot deze, meer is het niet. De eerste heb ik overleefd. Hoe zou deze zwaarder kunnen zijn?
‘Die ouwe is keihard,’ zeggen ze. Ze bedoelen het als compliment. Taai zijn is hier een verdienste. Ze prijzen mij gelukkig, alleen omdat ik er nog ben. Volhouden wekt ontzag. Overleven dwingt respect af. Ze benijden me omdat ik nooit klaag. Als je zo oud bent als ik kun je met twee dingen nog bewondering oogsten: niet zeuren en doorademen. Ondertussen prijzen de mensen vooral zichzelf gelukkig dat ze mij niet zijn; dat hun nog een toekomst wacht en iemand om lief te hebben. Op zondag bidden ze dat het ze bespaard blijft ooit te moeten worden zoals ik. Voor de kerkgangers ben ik als een van die voorstellingen van de hel waarmee katholieken hun tempels behangen om gelovigen godsvrucht aan te jagen. Na de dienst knikken ze me allemaal vriendelijk toe. ‘Hoe gaat het vandaag, Granny Parker?’ Ik grom iets met mijn lippen stijf opeen. Ik doe geen moeite om te
lachen. Dat heb ik wel geleerd. Als je één keer naar ze lacht willen ze je naar huis rijden, en onderweg proberen ze het verleden op te rakelen.”
De Engelse dichter, schrijver en academicus Philip Gross werd op 27 februari 1952 geboren in Delabole in het noorden van Cornwall. Zie ook alle tags voor Philip Gross op dit blog.
De boot gemaakt van gedichten
zingt en neuriet en praat en fluistert in zichzelf.
Hij slaapt nooit.
Hij kreunt, hij siddert op het ritme van de golven.
Het hout kraakt
in de taal van elke haven waar hij heeft aangelegd –
de grote mond, het patois,
het gebabbel, het Babel, het gesmokkelde rijke Bargoens
van elke havenbar.
Maar stil: vertel het niet aan de kapitein of de bootsman
of de losjes rijmende bemanning:
er is echt niets aan, poëzie,
gewoon lucht, hete lucht en papier, oh, en vakmanschap
en liefde en hoop, tussen hen
en de diepe donkere stille zee.
Vertaald door Frans Roumen
Zie voor nog meer schrijvers van de 26e juli ook mijn blog van 26 juli 2020 en eveneens mijn blog van 26 juli 2018 en ook mijn blog van 26 juli 2017 en eveneens mijn blog van 26 juli 2015 deel 2.