De Nederlandse schrijver en dichter Antoine de Kom werd geboren in Den Haag op 13 augustus 1956. Zie ook alle tags voor antoine de kom op dit blog
Waaigat
Nu van dit slapend paarse huis fel geel
de blinden in het stalen zonlicht baden, denk ik
mij binnen in de luwte, op geschroeide voet verblind.
Het waait. Schemerend in lege kamers staan geklonken
tussen stenen tegels kromme struiken, zwart van blad.
Het tocht langs de met zand bestoven vensterbanken,
waar door dunne zonnestralen stof van jaren drijft.
Hier achter ’t verhoute donker van gesloten luiken
waan ik het glazen water van een baai, zie ik al strand,
en als het schaarse licht de ruwe wanden pleistert,
dan open ik de blinden, sluit de ramen, – giert
door spinnewebben en gebroken ruiten hete eilandwind.
Blauwbaai
Warmte heeft de glazig blauwe drenkeling
doen barsten lang voor jij gezapig
langs het zonnig zeestrand jut, op zoek
naar ijs waar schuim is en dan struikel je
over een zonnebader, bruin besmeurd
met olie, half vergaan, of tast hij,
ogen dicht, rond parasol & ligstoel
tot de hand ijskoude blauwe curaçao ontmoet?
’t Is doods felle dorst die hem bevrijdde uit
de glaciale helderheid der baai, en die ’n kille
blik jou geeft, terwijl de dode op de vloedlijn
wentelt – jij gaat na ’t zien van stervens
vlijm naar plekken waar de branding sproeit,
zó walg je bij het braken van de zee te Blauwbaai.
Sectie o
Toekans rusten in de tamarinden
nu jij aan ’t lateriet der dagen denkt:
het rode droge stof van onverharde wegen
is niet minder dan een steevast teken,
wijzend op het vlotten van jouw langverwachte,
plotselinge dood, steenhard,
in natte diepten van een weelderig
met slingerplanten overgroeid ravijn –
jij bijt van angst je lippen stuk
en zet je schrap tegen de leuning
op een onbenoemde houten trap die krakend
naar de vochtige, blinde veranda leidt. Regen
raast en wijkt wanneer de lucht, eerst grijs,
hier opklaart, ijl en bleu in hoge leegte.
De Amerikaanse dichteres, vertaalster en hoogleraar Taije Silverman werd geboren in San Francisco op 13 augustus 1974. Zie ook alle tags voor Taije Silverman op dit blog.
De jongen met de bout
De jongen bij mijn poëzielezing wil een reliekschrijn beginnen.
Hij was misschien twaalf, zijn buik golfde om hem heen als een veiligheids-
net voor zijn lichaam, en zijn hoofd een krullende bos haar met de kleur
van saffraan. Zijn schouders hebben het blokachtige gewicht
van een keukenkastje, maar zijn stem is die van een kind,
meisjesachtig en beleefd. Zijn naam is River.
Hij vertelt me dat de bout die hij langs de oever van een rivier vond
het eerste officiële stuk van zijn reliekschrijn zal worden.
Betekenisvolle voorwerpen zijn moeilijk te vinden, zegt hij met de
komische ernst van een kind, maar ik heb deze bout. Als reddingsboei
gevormde gummen in een rij op de toonbank van de boekhandel naast presse-papiers
uit Parijs. Tijdens de V&A glimmen zijn wangen met een rijke, roze kleur
elke keer dat hij een vraag stelt: wat is uw favoriete kleur?
en gelooft u in numerologie? “River!”
roept zijn moeder als hij naar mijn diepste angst vraagt, maar hij wacht
op mijn antwoord. Ik wil vragen hoe hij weet wat een reliekschrijn
is. Ik wil weten hoe de bout eruit ziet, of hij nu veilig
in zijn zak zit en of het bordje dat ermee vastzat waarschuwde voor OVERSTEKENDE
KINDEREN of HARDE WIND. De diepste angst
van een kind is niet voor gevaar maar voor verlies, zij het een verlies dat niet kleurt
wat erna komt. Afwezigheid zonder nasleep. Hij is zo belust om te bewaren
wat hem omringt dat wie hij zal zijn zonder dat hem zo abstract als ouderdom
voor moet komen – een klein gebrek dat de simpelste reliekschrijnen
kunnen overwinnen. Ik wil het kleine, stevige gewicht van de bout voelen
in mijn hand, zijn nutteloze bedoeling vasthouden, maar mensen wachten
om mijn boek te kopen en me te vertellen hoe ze toen ze kind waren
ook hun moeders verloren, alsof we in reliekschrijnen
verdriet bewaren en niet de naar rozen geurende, kleurloze
botten van heiligen. Alsof verdriet ons als rotsen over een rivier kan dragen,
ingebed in sediment, zodat we veilig over water
kunnen lopen. Maar verdriet is het water: ik heb berichten
van antwoordapparaten bewaard en een bijna gewichtloos
stukje kurk, verschillende Post-It-briefjes en een bloemblaadje uit een rivier
van kersenbloesems op de stoep die mijn vader als kind opschepte
en voor de ogen van mijn moeder liet vliegen. Mottenkleurig,
machteloos bloemblaadje. En dan: is een boek geen reliekschrijn?
River wacht in de rij om te vragen wat hij aan zijn reliekschrijn moet toevoegen.
In plaats van mijn handtekening te zetten, noteer ik een gebruikte gum, kinderwaterverf,
en een pagina uit je dagboek met de tekst “Ik ben niets kwijt, ik ben veilig.”
Vertaald door Frans Roumen
Zie voor de schrijvers van de 13e augustus ook mijn blog van 13 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 13 augustus 2019 en ook mijn blog van 13 augustus 2016 en ook mijn blog van 13 augustus 2011 deel 2.