Indian Summer (Jayanta Mahapatra), Xavier Roelens, Owen Sheers

 

 

Indian Summer bij Moret – zondagmiddag door Alfred Sisley, 1888

 

 

Indian Summer

Over the soughing of the sombre wind
priests chant louder than ever;
the mouth of India opens.

Crocodiles move into deeper waters.

Mornings of heated middens
smoke under the sun.

The good wife
lies in my bed
through the long afternoon;
dreaming still, unexhausted
by the deep roar of funeral pyres.

 

Jayanta Mahapatra (22 oktober 1928 – 27 augustus 2023)
Cuttack, Inda, de geboorteplaats van Jayanta Mahapatra

 

De Vlaamse dichter Xavier Roelens werd op 21 september 1976 in Rekkem (Menen) geboren. Zie ook alle tags voor Xavier Roelens op dit blog.

 

1911

en de man die zevenhonderd jaar leefde en de jongen die uit de hemel
was gevallen en de boer die gebakken aardappels pootte en de
bultenaar die dacht dat hij dood was en de waarzegger die zichzelf
niet herkende en de musketier die op zoek ging naar de dood en de
knecht die goed kon onthouden en de molenaar die de duivel bij zijn
neus nam, staan buiten tegen de muur te schuilen voor het
trommelvuur. ze zijn uit hun dorpen naar brussel gevlucht en ze
sluipen om beurt naar het klooster in de buurt, waar de
voedselpakketten van de amerikanen liggen.
    en de man die zijn zevenhonderdste jaar leefde en de jongen die,
uit de hemel gevallen, bedolven raakte onder zijn gesneuvelde
kameraden en de boer die wat graspollen oogstte en de bultenaar die
schreeuwde dat hij dood was en de waarzegger die zijn eigen
gestuiptrekte handen niet herkende en de musketier die uit de
loopgraven sprong en op zoek ging naar het genadeschot en de knecht
die goed geamputeerd kon worden en de molenaar die de duivel bij
zijn neus nam door te deserteren, klampen zich aan hun bajonet vast.
doorregend, gezeten in de kleemodder en het traklwater van de
granaattrechters, onder de kollwitz-bomen – en het mortiervuur gaat
maar door – wachten ze tot ze terug thuiskomen bij hun voorouders en
daar niet meer weten wat te vertellen.

 

1935

GE ZIJT VIJF EN en ge raakt
de tel kwijt aan de
spoorbrug
de paarden die dood en
de varkens op 

straat en dat ingestuikte
huis en gij wacht op
uw pa en ge ziet wat ge nooit op
een blad ooit gaat natekenen hoe de 
littekens zuigen aan ’t ineengedoken uit het brandbaarste hout gekalefaterde 
lijf hoe ge maar een kwart 
lichaam van doen hebt om u
driekwartlichaam te voelen ge kunt dat niet in
negatief gieten hoe
schorsenhuiden rond
uw leegte gedrapeerd liggen hoe ge ondergronds
uw blik hebt beroofd van zijn
hartklep hoe
kneuzingen in
kaarsvet
het bloed van onder
uw nagelen trekt. en ge luistert wreed stil naar
uw haar dat
leekt en ge wacht op
uw pa die de
tandem al heeft overgedregen het is lijk dat ge schellekes

hesp af kunt snijden zo open
de schoften daar liggen ge zijt vijf en ge raakt
de tel kwijt van
de bloedvaten al dat
opgezogen roodhout met
de ruggengraat tussen
de poten en haar
manen tussen

uw tanden ge hoeft niet te verbergen dat
uw hoofd aan
de brug hangt te druipen als
waterverf op
het papier dat ineentrekt wanneer
uw pa komt u komt halen kunt gij niet expliqueren hoe ge
vanaf nu zijt uitgeteld op
een bed van
tijd met
haken en
ogen gelapt en met twee van die
hoofden van voor een en vanachter opdat
ge van
uzelf wegkijken kunt

 

Xavier Roelens (Rekkem, 21 september 1976)

 

De Engelse (Welshe) dichter, schrijver en presentator Owen Sheers werd geboren op 20 september 1974 in Suva op de Fiji eilanden. Zie ook alle tags voor Owen Sheers op dit blog.

 

De zee lezend

Dikhuidig in wetsuits, zittend op surfplanken,
leren we opnieuw lezen,
traceren we in de verte de zinnen van de golven.
Onder de zon kijken we naar elke deining,
maken we onszelf vertrouwd met hun valse beloften,
de woorden die de pagina niet halen.
We wachten, tussen de aanhalingstekens van verre meeuwen,
tussen het lege papier van het strand
en de laatste regel van de horizon.
We wachten op de volzin van het water, dat zichzelf naar de kust kamikazeert, dat ons
onze welbespraaktheid,
ons moment van evenwicht op het koord van de golf zal toestaan,
voordat het ons afsnijdt, ons wegvaagt
in een diaspora van wit water,
ons achterlatend om terug te worstelen door onze nieuwe taal,
terug naar waar, rustend in een cesuur,
alleen hun hoofden tonend, een ellips van zeehonden
ons vertelt dat het zal doorgaan,
maar dat het water momenteel zijn toespraak voorbereidt,
puttend uit zijn woordenschat van golven,
die nog steeds slechts ideeën zijn, groeiend in de geest van de zee.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Owen Sheers (Suva, 20 september 1974)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 21e september ook mijn blog van 21 september 2021 en ook mijn blog van 21 september 2020 en eveneens mijn blog van 21 september 2019 en ook mijn blog van 21 september 2018.

Safae el Khannoussi

Onafhankelijk van geboortedata

De Nederlandse schrijfster Safae el Khannoussi werd geboren in Tanger, Marokko, in 1994. Toen ze vier jaar was verhuisde ze naar Amsterdam, waar haar vader al sinds de jaren zeventig woonde. Na het Amsterdams Lyceum studeerde ze politieke filosofie aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). Aan de UvA werkt ze aan een promotieonderzoek over politieke filosofie en gevangenisabolitionisme vanuit dekoloniaal perspectief. Ze schreef verhalen in De Gids en is lid van de redactie van dat blad. In 2019 debuteerde ze met De dobbelaar van Caïro in De Gids. Haar debuutroman “Oroppa” verscheen in 2024 en kreeg lovende recensies. “Oroppa” is de Arabische naam voor Europa. De roman vertelt de complexe levens van mensen buiten het centrum van Europa en laat Europa zien door de ogen van migranten. Safae el Khannoussi gebruikte de orale traditie van literatuur uit Zuidwest-Azië en Noord-Afrika en van haar familie voor de roman. Eind december 2024 werd Safae el Khannoussi door de Volkskrant uitgeroepen tot literair talent van het jaar 2025 en het boek “Oroppa” tot het beste boek van 2024. Door Het Parool werd “Oroppa” uitgeroepen tot het beste fictieboek van 2024. In 2025 werd de Vlaamse literatuurprijs De Boon voor fictie en non-fictie aan haar debuutroman toegekend en won zij hiervoor tevens de Nederlandse Libris Literatuur Prijs.

Uit: Oroppa

“De zoveelste schreeuw sneed door de kamer. Maar deze was anders. Op het bed lag de doodverklaarde met opengesperde ogen en mond, haar handen verkrampt in de lucht. De doodsreutel steeg op van het lichaam, klanken als rollend puin, een stem op straat vroeg om een aansteker en de stervende vrouw begon te schudden, te schudden alsof ze om een grap lachte. Salomé Abergel, geboren als Salma Abergel, in een voor haar lang vervlogen wereld nu bevolkt door nieuwe gezichten, krijste zichzelf terug de wereld in.
Met de rug tegen de balkondeuren gedrukt en haar minuscule hoofdje tussen de gordijnen gestoken, keek het kind verbijsterd toe met een ernst die niet bij haar jonge leeftijd paste, de stof in haar vuistjes geklemd. Salomé Abergels getuige zag hoe de herrijzenis zich voltrok en bedacht dat het geen fraai gezicht was, nee, dat het angstaanjagender is om terug te keren dan om heen te gaan.
Dokter Mehdi was laatst nog wezen kijken. Ze hadden hem laten zweren met geen woord over de vrouw in hun huis te reppen en hij had verrast maar met gepaste plechtigheid verklaard dat hij aan zijn tong boven het hellevuur mocht bungelen als hij erover zou spreken met wie dan ook. En laat me nu dan maar eens de patiënte zien, had hij streng gezegd – want hij verkeerde nog in de veronderstelling dat er iets te redden viel! Nadat hij de vrouw had onderzocht, had hij diep gefronst boven zijn ronde brilletje, waarvan de poten niet op zijn oren maar hoog in zijn grijzende krullen waren gestoken. Terwijl hij zijn neus in een propje snoot, verklaarde hij dat het een verloren zaak was. Dat deed hij door heel langzaam maar stellig, zodat er geen twijfel of sprankje hoop meer mogelijk was, zijn hoofd te schudden, waarna de anderen, die van de dokter naar de patiënte naar de dokter keken heel langzaam hun hoofd mee schudden.
De vrouw woog inmiddels nog geen veertig kilo. Daar hoefde je geen weegschaal voor te hebben. Dat kon je zo zien. Eén long, waarin een mysterieuze bacterie zich had genesteld, hing als een verschrompelde vrucht in de borstkas. Nu was de tweede aan de beurt. En ook die was in feite verloren.”

 


Safae el Khannoussi (Tanger, 1994)