Alma Mathijsen, Oscar Wilde

De Nederlands schrijfster en journaliste Alma Mathijsen werd geboren in Amsterdam op 16 oktober 1984. Zie ook alle tags voor Alma Mathijsen op dit blog.

Uit: Onderland

“Niemand kan me overhalen om hier weg te gaan. Ik blijf. We noemen het onderland. Er is geen vaste vorm, het gebied verandert mee met de gemoedstoestand van de bewoners. Deze plaats opende zich aan mij op het moment dat ik mezelf zag verdwijnen. Of beter gezegd: ik heb de samenhang zien verdwijnen. Dat gaat eerst heel langzaam, zo langzaam dat er twijfel opsteekt of het überhaupt wel aan het gebeuren is, en dan ineens snel en onontkoombaar. Mijn hoofd en mijn lijf spraken niet meer met elkaar.
Het gebeurde op een dinsdagavond. De ogen van de jongen die op me kroop stonden te dicht bij elkaar. Terwijl ik voor de zoveelste keer opgesloten zat in deze oude herinnering zakte ik door de lakens, achter de springveren van mijn matras, door het schuimrubber heen, langs de poten van mijn bed, die veel langer waren dan voorheen. Er leek geen einde aan de daling te komen. Het was donker. Tot ik me realiseerde dat ik mijn ogen stijf had dichtgeknepen. Ik was bang en opgewonden tegelijk. Ik weet nog dat ik knipperde en verbaasd was over de glittering van de wanden. Ik heb iets gevonden wat nergens anders te vinden is. Hier durven we de gruwelijkheden van vroeger recht aan te kijken, alle monsters uit het verleden leven samen met hun prooi, niemand is meer bang voor wat ons is overkomen. De mensen die gebroken zijn, die zelf van brokstukken, huid en bloed een nieuwe persoon moesten bouwen, hebben zich verzameld in een land dat verborgen blijft voor ieder die niet hetzelfde heeft meegemaakt. Ik vond het toen ik nergens anders heen kon. Alles in onderland is goed, hier bestaat niets dat me tegenstaat.
Ik ben hier en ga nooit meer weg.
Een druppel bloed rolt over de binnenkant van mijn been het doucheputje in. Het vermengt zich met water en kleurt alles rood. Ik durf niet meer naar beneden te kijken. Wat er een paar uur geleden gebeurd is, deed geen pijn. Aan de stang hangt al maanden een mintkleurige spons. Ik weet niet eens meer hoe hij er gekomen is. Nu haal ik hem eraf en spuit er douchegel op. Eerst mijn nek, ik schuur net zo lang tot het brandt. Mijn oksels mogen kapot, dat ziet niemand. Daarna mijn borstkas, nog voor ik begonnen ben voelt het vel tussen mijn borsten al dun aan. Ik schrob mijn linkerarm, de haartjes bewegen mee met de stroom van het water. De huid wordt rood en schraal. Ik doe mijn best het zo lang mogelijk uit te stellen. Ik glij langs mijn buik, ik laat mijn hoofd traag zakken. Aangekoekt bloed zit nog tussen mijn bovenbenen. Ik dep met de spons, zo zachtjes dat ik het haast niet kan voelen. Stukjes zwieren mee naar het putje en verdwijnen in afvoerleidingen, ver weg van mij. Ik knijp de spons uit onder de straal en beweeg opnieuw zachtjes langs de binnenkant van mijn dijen. Twee keer heb ik het gezegd. De jongen luistert niet. Of misschien luistert hij juist goed. Ik druk het ding tegen de haartjes aan. Heel even, zegt hij. Water en bloed mengen zich over mijn benen. Het maakte niet uit dat ik nee zei. Het maakte niet uit dat ik niet meebewoog. Ik ben zestien en tegelijkertijd iedere leeftijd die daarna komt.”

 

Alma Mathijsen (Amsterdam, 16 oktober 1984

 

De Iers-Engelse schrijver Oscar Wilde werd geboren op 16 oktober 1854 in Dublin. Zie ook alle tags voor Oscar Wilde op dit blog.

 

Impression de voyage

De zee was als saffier zo blauw die dag,
De hemel brandde in opalen gloed;
We hesen ’t grote zeil; de wind stond goed,
En woei naar ’t blauwe land dat oostwaarts lag.
Recht voor de boeg rees Zakynthos, ik zag
Elke olijfgaard, elke kreek erop,
Ithaka’s klip, Lykaons witte top,
Arcadië’s heuvels met hun bloemenpracht.
’t Geklapper van de zeilen in het want,
’t Gekabbel van het water langs de ree,
Een meisjeslach die opklonk van de boot,
Was ’t enige geluid – toen ’t Westen rood
Vergloeide en de zon verzonk in zee,
Stond ik dan eindelijk in Griekenland!

 

Vertaald door Margriet Berg en Marja Wiebes

 

Oscar Wilde (16 oktober 1854 – 30 november 1900)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e oktober ook mijn blog van 16 oktober 2021 en ook mijn blog van 16 oktober 2018 en ook mijn blog van 16 oktober 2017 en eveneens mijn blog van 16 oktober 2016 deel 2.

Jan-Paul Rosenberg

De Nederlandse dichter Jan-Paul Rosenberg werd geboren op 16 oktober 1966 in Leiden. Rosenberg studeerde sociologie aan de universiteit van Wageningen en publiceerde in diverse literaire tijdschriften en bloemlezingen poëzie voordat hij in 2018 de Turing Gedichtenwedstrijd won met het titelgedicht van zijn debuutbundel “Laatste foto van de vrede” (in 2022 verschenen bij De Arbeiderspers). Het slotgedicht daaruit werd in 2020 bekroond werd met de Poëzieprijs van de stad Oostende. Als performer werkte hij mee aan poëzieavonden in onder meer Branoul, Perdu en ’t Einde van de Wereld. Als dichter ontwikkelt hij concepten die een brug slaan tussen poëzie, visuele kunsten en muziek, zoals voor het festival Zomer op Schokland. Hij is oprichter en directeur van Stichting Achterland, bruggenbouwer tussen literatuur en maatschappij, die met projecten als de Laaglandse Erfgoed Poëzieprijs en de boekenreeks Op zoek naar de stem van de eigen plek literatuur presenteert binnen een laagdrempelige en voor een breed publiek toegankelijke, want herkenbare context. Jan-Paul Rosenberg is sinds mei 2023 voor 2 jaar samen met Pauline Pisa benoemd als Stadsdichter van Zeist.

 

Ik ben de hemel

Voorbij het klare water van verwondering
gevoed door mijn kompanen zon en maan
ben ik de hemel waar het aardse licht ontspringt.
Ik ben de vader van de grijs geworden wind
en moeder van een oceaan, in mij vergaard
voorbij het klare water van verwondering.

De tijd trekt door mij heen als tovermist.
Tot hoeder van vitale eeuwigheid verklaard
ben ik de hemel waar het aardse licht ontspringt.

Soms raakt mijn hart verzacht, mijn ziel verstild
tot bron waaruit een magistrale dag ontstaat
voorbij het klare water van verwondering.

Voor al wie denken dat wat lijkt onwrikbaar is
en blinden blijven voor een dieper wezenslaag
ben ik de hemel waar het aardse licht ontspringt.

In eenvoud koester ik een hoger ordening
van wat in ruimte aan volledig leven raakt.
Voorbij het klare water van verwondering
ben ik de hemel waar het aardse licht ontspringt.

 

Kaarsjedienst (Stadsgedicht 16)

Waar woord voor woord het oude joelspel gloort
rondom de voeten van gesteven heiligbomen
schuttert een houtoctet en kinderkoren
zingen glazen deuren open, zusters
waaieren op vleugels tussen banken door
en delen kaarsen uit, elk kind wordt drager
van het licht dat om ons is, een vlammenstroom
meandert stil de stenen ogen van de avond in.
Uit het geraamte van de hemel sneeuwt het zwart
op de gelijke graven in het park – twee witte zwanen
vliegen ruisend op uit ingeslapen water, dwalen
kalm zich los van de met kroos bebaarde gracht
die zich omarmt weet door de wintergaarde.
Alle vlammen komen hier vandaag tezamen
langs de paden van de langste nacht en worden klank
die als een sterrenbalts in alle wezens mag ontwaken.

 

Jan-Paul Rosenberg (Leiden 16 oktober 1966)