Koen Frijns, C. K. Williams

De Nederlandse dichter, schrijver, performer en bassist Koen Frijns werd geboren op 3 november 1993 in Eindhoven. Zie ook alle tags voor Koen Frijns op dit blog.

 

Opa 1

Mijn opa hoorde Noorwegen met 300 kilometer
per uur voorbij komen op een boot.
Een wind, een storm zo hard dat golven tegen
de masten klapten. De bemanning overboord,
de passagiers op de kade.
Daar stond hij, voorovergebogen op de reling,
met de handen in de zakken, te kijken naar hoe
een boot sneller zinkt zonder levens dan met.
Hij dreef twee dagen met zijn gezicht
naar de wolken, met zijn oren onder water.
Hij hoorde in een zacht gebrom
de motor van het gezonken schip
pruttelen, het gastfornuis branden en
champagneglazen kapot barsten
tot het anker door de grond zakte.

Mijn oma, zo klein en zachtmoedig,
zwom voorzichtig naar hem toe.
Ze duwde zijn hoofd boven water
en fluisterde:
‘Mick, kom naar boven’,
en trok hem aan zijn kraag
naar de oever.
Zwemmen deed hij niet meer
maar vulden met zijn vingers zijn oren.
Hij had niks.
Geen schram, geen beurse plek
of breuk.
Hij liet aftershave, alcohol zijn neus in glijden,
om het brommen te laten stoppen.
‘De wind, het ronkt, het stampt mijn oren plat,’
schreeuwde hij.

Dagenlang zat hij op de trap,
’s nachts als hij niet kon slapen van het geluid.
Hij maakte van zijn vingers een pistool
en drukte deze door zijn
trommelvlies, gehoorhaartjes, hersenen,
tot ze bij zijn verstand aankwamen
Daar greep alles hem vast te stoppen,
zijn kinderen, zijn vrouw, de gedachte aan zijn
kleinzoons.
Pas toen, toen hij zijn ogen opende,
ging hij naar boven, de trap op.

 

Koen Frijns (Eindhoven, 3 november 1993)

 

De Amerikaanse dichter Charles Kenneth Williams werd geboren op 4 november 1936 in Newark, New Jersey. Zie ook alle tags voor C. K. Williams op dit blog.

 

LICHT

Weer zo’n droge ochtend na een te korte ochtendbui,
talloze zilverglitters op de blaadjes van de verdorrende esdoorns –

ik denk aan een groepje zalige uitverkorenen die Dante naderen,
‘honderd schijnende sferen,’ rhapsodieert hij, ‘de zuiverste parels . . .’

dan aan het enge, schitterende, eindeloze schijnsel in mijn lamp
van ogen van de grote zwerm vleermuizen die ik ooit in een grot aantrof,

een zaal met muren verzadigd met een eindeloos tapijt aan schepsels,
hun schrille, scherpe, voortdurende, onophoudelijke gepiep en gekrijs

dat de warme, stinkende, volle lucht beroerde. Aan toen er een,
volmaakt stil tussen al die rusteloos vlerkende anderen,

recht naar mij keek, plechtstatig starend, nadenkend omhoog
vanonder de complexe vouwen van zijn leren vleugels

alsof hij niet geloven kon dat ik daar was, of mij wilde plaatsen,
situeren in het gekrioel waar wij uit kwamen, en nu,

de bomen nog hartverscheurend fonkelend, Dante weer,
ditmaal zoals hij verwijst naar een figuur die hij ontmoet als ‘het leven van . . .’

niet de ziel, of persoon, het leven, en dan weer de vleermuis, en ik,
onze levens op dat moment tezamen, onze levens, onze levens,

het zijne zonder zicht op hemelse pracht, geen gedicht,
het mijne zonder vlucht, geen vlekkeloze wiekslag in het duister,

het zijne zonder besef dat hij, al gauw, niet meer bestaat,
het mijne dat voor ons beiden moet weten dat alles eindigt,

wereld, na-wereld, zelfs hun herinnering, weggestoomd
als het vliesje vage damp van het laatste restje goddelijke regen.

 

Vertaald door Rob Schouten

 

C. K. Williams (4 november 1936 – 20 september 2015)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 3e november ook mijn blog van 3 november 2023 en ook mijn blog van 3 november 2020 en eveneens mijn twee blogs van 3 november 2018.

Guus Luijters

De Nederlands schrijver en journalist  Guus Luijters werd geboren in Amsterdam op 3 november 1943. Luijters’ vader werkte in een fabriek in rekenmachines, zijn moeder werkte voor haar huwelijk. Hij kreeg zijn opleiding aan de Erasmusschool in Bos en Lommer (1950-1956). Daarna volgde de vijfjarige Hogereburgerschool aan de Keizersgracht (1956-1959) en het Spinoza Lyceum (1959-1962). Daarna volgde een studie aan de Universiteit van Amsterdam. Luijters leverde tevens geregeld bijdragen aan de schoolkrant van het Spinoza. Hij maakte vervolgens kennis met schrijvers als K. Schippers, Cees Nooteboom en J. Bernlef. Een definitievere stap was zijn medewerking aan studentenblad Propria Cures, waarvan hij tussen 1969 en 1971 redacteur was. De verhalen werden gebundeld in “Hoera voor het prinselijk paar”. (1975). Na 1971 was hij recensent en columnist bij Het Parool, functies die hij zou bekleden tot 2019. Ander werk dat op zijn pad kwam was het redacteurschap bij Playboy (1983-2003). Uit die tijd stamt “Birgitte Bardot, een levende legende” (1984). Zijn eerste echte proza-uitgave was “Circus Melancholia” in 1972 met acht verhalen vol jeugdsentiment. In 1991 verscheen zijn eerste poëziebundel “Canigou”. In 1975 werkte hij mee aan de film “Alle dagen feest” van Ate de Jong, naar de verhalenbundel van Remco Campert. Andere noemenswaardige uitgaven handelden meestal over de Tweede Wereldoorlog. “In Memoriam”, samen geschreven met Aline Pennewaard, bevat levensbeschrijvingen van circa 20.000 kinderen die tijdens de Duitse bezetting werden omgebracht. Ook “Verdwenen stad”, samen geschreven met Willy Lindwer, behandelt de Jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog en in het bijzonder de rol van het Amsterdamse GVB bij deportatie. Van geheel andere orde is “Ode aan het e”i uit 2021, samen met dochter Sarah geschreven. Op 7 juni 2024 werd hij onderscheiden met de Andreaspenning, overhandigd door Femke Halsema, die hem tevens een oorkonde overhandigde van Yad Vashem.

 

Zeeburgerdijk

Twee mannen lopen langs de Dijk
op de brug blijven ze staan
de herfstzon zet de stad in brand
zie ze weer verder gaan

Ze lopen langs de waterkant
ze volgen de rails van de tram
maar kijk nu houden ze weer in
Wat zegt hij tegen hem?

Terwijl zij daar staan te praten
denk ik aan Darwins zoon
die keek naar de kooi van een neus-
hoorn en zei toen op droevige toon:

‘That bird is dead’ dat heb ik
maar wat hebben zij?
ze hinken allebei een beetje,
maar als ze op een terras neerstrijken

Is hun hinken voorbij. Ze kijken
uit op een schouwburg die allang
geen schouwburg meer is zelfs
ik ben daar vaak bang

Liever ga ik naar het Damrak
en zit bij de Rode Leeuw
daar draai ik dan aan mijn snorren
dat doe ik al meer dan een eeuw

 

Kleine zeelt

Je vangt zegt in het Jordaan-café
een man nooit echt kleine zeelt
echt nooit vang je een kleine zeelt
en iedereen gaat met hem mee

Want wat voor vissen hij ook ving
vorens brasems blieken
echt nooit ving hij een kleine zeelt
hoe vaak hij ook uit vissen ging

Echt nooit ik reken af en kruis
een moeder met haar kind
de moeder praat tegen het kind
ik ben op weg naar huis

Maar pik haar moederwijsheid mee:
het leven moet geleefd
hiervoor heb ik dus geleefd?
dan liever terug naar het café

Waar echt nooit kleine zeelt gevangen
wordt want zeelt is altijd groot
maar op geen stukken na zo groot
als kleine nooit gevangen zeelt

 


Guus Luijters (Amsterdam, 3 november 1943)