Martinus Nijhoff, Jan Cremer, Jean Pierre Rawie, Sebastian Faulks, Jozef Deleu

De Nederlandse dichter, toneelschrijver en essayist Martinus Nijhoff werd geboren in Den Haag op 20 april 1894. Zie ook mijn blog van 20 april 2007 en ook mijn blog van 20 april 2008 en mijn blog van 20 april 2009 en ook mijn blog van 20 april 2010.

De soldaat die Jezus kruisigde

Wij sloegen hem aan ’t kruis. Zijn vingers grepen
Wild om de spijker toen ‘k de hamer hief –
Maar hij zei zacht mijn naam en: ‘Heb mij lief -‘
En ’t groot geheim had ik voorgoed begrepen.

Ik wrong een lach weg dat mijn tanden knarsten,
En werd een gek die bloed van liefde vroeg:
Ik had hem lief – en sloeg en sloeg en sloeg
De spijker door zijn hand in ’t hout dat barstte.

Nu, als een dwaas, een spijker door mijn hand,
Trek ik een vis – zijn naam, zijn monogram –
In ied’re muur, in ied’re balk of stam,
Of in mijn borst of, hurkend, in het zand,

En antwoord als de mensen mij wat vragen:
‘Hij heeft een spijker door mijn hand geslagen.’

 

De wandelaar

Mijn eenzaam leven wandelt in de straten,
Langs een landschap of tussen kamerwanden.
Er stroomt geen bloed meer door mijn dode handen,
Stil heeft mijn hart de daden sterven laten.

Kloosterling uit de tijd der Carolingen,
Zit ik met ernstig Vlaams gelaat voor ’t raam;
Zie mensen op een zonnig grasveld gaan,
En hoor matrozen langs de kaden zingen.

Kunstenaar uit de tijd der Renaissance,
Teken ik ’s nachts de glimlach van een vrouw,
Of buig me over een spiegel en beschouw
Van de eigen ogen het ontzaglijk glanzen.

Een dichter uit de tijd van Baudelaire,
– Daags tussen boeken, ’s nachts in een café –
Vloek ik mijn liefde en dans als Salomé.
De wereld heeft haar weelde en haar misère.

Toeschouwer ben ik uit een hoge toren,
Een ruimte scheidt mij van de wereld af,
Die ‘k kleiner zie en als van heel ver-af,
En die ik niet aanraken kan en horen.

Toen zich mijn handen tot geen daad meer hieven,
Zagen mijn ogen kalm de dingen aan:
Een stoet van beelden zag ik langs mij gaan,
Stil mozaïekspel zonder perspectieven.

 

De wolken

Ik droeg nog kleine kleren, en ik lag
Lang-uit met moeder in de warme hei,
De wolken schoven boven ons voorbij
En moeder vroeg wat ‘k in de wolken zag.

En ik riep: Scandinavië, en: eenden,
Daar gaat een dame, schapen met een herder –
De wond’ren werden woord en dreven verder,
Maar ‘k zag dat moeder met een glimlach weende.

Toen kwam de tijd dat ‘k niet naar boven keek,
Ofschoon de hemel vol van wolken hing,
Ik greep niet naar de vlucht van ’t vreemde ding
Dat met zijn schaduw langs mijn leven streek.

– Nu ligt mijn jongen naast mij in de heide
En wijst me wat hij in de wolken ziet,
Nu schrei ik zelf, en zie in het verschiet
De verre wolken waarom moeder schreide.

 

Martinus Nijhoff (20 april 1894 – 26 januari 1953)

Nijhoff in zijn jonge jaren

 

De Nederlandse schrijver en beeldend kunstenaar Jan Cremer werd geboren in Enschede op 20 april 1940. Zie ook mijn blog van 20 april 2007 en ook mijn blog van 20 april 2008 en mijn blog van 20 april 2009 en ook mijn blog van 20 april 2010. 

 

 

Provence 1

 

Uit: Ik Jan Cremer

 

“Het is een warme lentemiddag (de oorlog is afgelopen) en ik zit in onze woonkamer. Opeens voor de ramen een tiental blauwe uniformen. Mamusz is boven. Ik schrik. Met de kolven van hun machinepistolen slaan ze de ruiten in. Een klimt naar binnen en opent de deur. Als een gek ren ik om de tafel. Een tiental BS’ers richten hun machinepistolen op mij, lachend en grinnikend. Als een opgejaagde hond ren ik door de kamer, steeds weer gestopt door de lopen van de stens met daarachter de lachende schooiers. Ik ben nog geen vijf jaar. Een man in ’n witte regenjas vraagt waar mijn moeder is en maant de mannen tot kalmte. Moeder is op het lawaai naar beneden gekomen. Ze wordt vastgegrepen door een zestal BN’ers. In haar moeilijke Nederlands vraagt zij wat er aan de hand is. ‘Dat zul je wel zien, vuile moffenhoer,’ bijten de mannen haar toe, en de man in de regenjas verklaart dat het alleen maar om ’n formaliteit gaat. Zij pakt inderhaast wat kleren bij elkaar en trekt mij mijn schoenen aan. Met machinepistolen in de rug en achter ons een tierende en scheldende massa.
Als wij een paar weken later terugkomen (‘alles berust op ’n misverstand) is ons huis andermaal geplunderd. Laden zijn opengehaald, kasten opengebroken en er heerst een wanorde. Onze kleren zijn weg, alles is weg.”

 

 

Jan Cremer (Enschede, 20 april 1940)

 

 

 

De Nederlandse dichter en vertaler Jean Pierre Rawie werd geboren op 20 april 1951 in Scheveningen. Zie ook mijn blog van 20 april 2007 en ook mijn blog van 20 april 2008 en mijn blog van 20 april 2009 en ook mijn blog van 20 april 2010.

Kerkhof

Een herfstdag tegen Allerzielen,
het was niet anders dan het was
de zon, de bladeren die vielen,
het hek, de zerken en het gras.

Ik had een tijdje rondgezworven
voor ik haar graf gevonden had,
want er wordt toch nog meer gestorven
dan je zou denken in zo’n stad.

En half beschaamd en half bewogen
– je ziet jezelf een beetje staan –
heb ik verwonderd overwogen
hoe vreemd de dingen altijd gaan,

hoe onverbiddelijk de liefde
verband houdt met verdriet en rouw,
en of ik als zij nu nog leefde
nog zoveel om haar geven zou.

En nimmer was het dichter bij me
en nimmer verder van mij af,
het denken over de geheimen
de gruwelijke van het graf.

 

 

Moment

Soms hoor ik onverwacht weer achter
gewone woorden die je uit
een zoveel zuiverder en zachter,
adembenemender geluid,

dat ik opnieuw naar je moet kijken
of ik je nooit tevoren zag.
Laat al die jaren maar verstrijken;
zolang ik dit bewaren mag

kan jou en mij de tijd niet deren:
weer voor het eerst met je alleen
hoor ik de harmonie der sferen
door alle alledaagsheid heen.


Jean Pierre Rawie (Scheveningen, 20 april 1951)

 

 

 

De Britse schrijver en journalist Sebastian Faulks werd geboren op 20 april 1953 in Newbury. Zie ook  mijn blog van 20 april 2009.en ook mijn blog van 20 april 2010.

 

Uit: A Week in December

 

„Five o’clock and freezing. Piledrivers and jackhammers were blasting into the wasteland by the side of West Cross Route in Shepherd’s Bush. With a bare ten months to the scheduled opening of Europe’s largest urban shopping center, the sand-covered sitewas showing only skeletal girders and joists under red cranes, though a peppermint facade had already been tacked on to the eastward side. This was not a retail park with trees and benches, but a compression of trade in a city center, in which migrant laborwas paid by foreign capital to squeeze out layers of profit from any Londoner with credit. At their new “Emirates” Stadium, meanwhile, named for an Arab airline, Arsenal of North London were kicking off under floodlights against Chelsea from the West, whilethe goalkeepers–one Czech, one Spanish–jumped up and down and beat their ribs to keep warm. At nearby Upton Park, the supporters were leaving the ground after a home defeat; and only a few streets away from the Boleyn Ground, with its East End mixture ofsentimentality and grievance, a solitary woman paid her respects to a grandfather–come from Lithuania some eighty years ago–as she stood by his grave in the overflowing cemetery of the East Ham Synagogue. Up the road in Victoria Park, the last of the dogwalkers dragged their mongrels back to flats in Hackney and Bow, gray high-rises marked with satellite dishes, like ears cupped to the outside world in the hope of gossip or escape; while in a minicab that nosed along Dalston Road on its way back to base, thedashboard thermometer touched minus two degrees.   In his small rooms in Chelsea, Gabriel Northwood, a barrister in his middle thirties, was reading the Koran, and shivering. He practiced civil law, when he practiced anything at all; this meant that he was not involved in “getting criminals off,” but inrepresenting people in a dispute whose outcome would bring financial compensation to the claimants if they won.“

 

 

Sebastian Faulks (Newbury, 20 april 1953)

 

 

 

De Vlaamse dichter en schrijver Jozef Hugo Maria Deleu werd geboren in Roeselare op 20 april 1937. Zie ook mijn blog van 20 april 2007 en ook mijn blog van 20 april 2008 en mijn blog van 20 april 2009 en ook mijn blog van 20 april 2010.
 

Angst

De lamp vult heel de kamer
met zijn bolle glazen oog.

Mijn ogen liggen gans verlaten
in de schaduw van mijn hoofd.

De slagen van de klokken naderen
uit het huis van God-zij-geloofd.

Ik zie een leger lampen in mijn kamer,
ik hoor de stemmen van een koor.

Niemand kan mij zien noch horen
De lampen gloeien rood.

Ik lig mijn lichaam te bewonen.
Is dit een teken misschien?

 

 

Landschap 2

Kijken
hoe het licht
wandelt
over het land
met de schaduw
aan de hand
hoe de ruimte
vorm krijgt
van zien


Jozef Deleu (Roeselare, 20 april 1937)

 

Zie voor nog meer schrijves van de 20e april ook mijn vorige blog van vandaag en eveneens mijn eerste blog van vandaag.