Hans Faverey, Theodor Storm, Leo Ferrier, Corly Verlooghen

De Nederlandse dichter Hans Faverey werd op 14 september 1933 geboren in Paramaribo. Zie ook mijn blog van 14 september 2010 en eveneens alle tags voor Hans Faverey op dit blog.

 

Aan zijn zeer netelige draad

Aan zijn zeer netelige draad
daalt neer in de afgrond

een kleine soevereine spin en schuift
mijn lichaam terzijde. Het is een spin,

die zijn landing opschort tot ik mij
uit zijn kloof heb verwijderd. Zodra hij

de bodem heeft bereikt, is dat het teken
dat de rivier zijn bron heeft bestormd.

 

Zodra de steen er ligt herneemt

Zodra de steen er ligt herneemt
zijn lot haar loop. De steen weet niet
van opgeven: hij herhaalt zich;

zijn blinde hoort hem. Deze weet
vooreerst nog niet wat te doen met wat

hem vreemd is. Hij legt beide handen
op de toetsen, hij herhaalt wat hem
is geleerd. Hij brengt wijzigingen aan;
hij herneemt zich, raakt ontroerd.

 

Chrysanten

De chrysanten,
die in de vaas op de tafel
bij het raam staan: dat

zijn niet de chrysanten
die bij het raam
op de tafel
in de vaas staan

De wind die je zo hindert
en je haar door de war maakt,

dat is de wind die je haar verwart;
het is de wind waardoor je niet
meer gehinderd wilt worden
als je haar in de war is.

Hans Faverey (14 september 1933 – 8 juli 1990)

Hans Faverey, C. Buddingh’ en Remco Campert

 

De Duitse dichter en schrijver Theodor Storm werd geboren in Husum op 14 september 1817. Zie ook mijn blog van 14 september 2010 en eveneens alle tags voor Theodor Storm op dit blog.

 

Uit: Die Regentrude

„Einen so heißen Sommer, wie nun vor hundert Jahren, hat es seitdem nicht wieder gegeben. Kein Grün fast war zu sehen; zahmes und wildes Getier lag verschmachtet auf den Feldern.

Es war an einem Vormittag. Die Dorfstraßen standen leer; wer nur konnte, war ins Innerste der Häuser geflüchtet; selbst die Dorfkläffer hatten sich verkrochen. nur der dicke Wiesenbauer stand breitspurig in der Torfahrt seines stattlichen Hauses und rauchte im Schweiße seines Angesichts aus seinem großen Meerschaumkopfe. Dabei schaute er schmunzelnd einem mächtigen Fuder Heu entgegen, das eben von seinen Knechten in die Diele gefahren wurde. – Er hatte vor Jahren eine bedeutende Fläche sumpfigen Wiesenlandes um einen geringen Preis erworben, und die letzten dürren Jahre, welche auf den Feldern seiner Nachbarn das Gras versengten, hatten ihm die Scheuern mit duftendem Heu und den Kasten mit blanken Krontalern gefüllt.

So stand er auch jetzt und rechnete, was bei den immer steigenden Preisen der Überschuß der Ernte für ihn einbringen könne. »Sie kriegen alles nichts«, murmelte er, indem er die Augen mit der Hand beschattete und zwischen den Nachbarsgehöften hindurch in die flimmernde Ferne schaute; »es gibt gar keinen Regen mehr in der Welt.« Dann ging er an den Wagen, der eben abgeladen wurde; er zupfte eine Handvoll Heu heraus, führte es an seine breite Nase und lächelte so verschmitzt, als wenn er aus dem kräftigen Duft noch einige Krontaler mehr herausriechen könne.

In demselben Augenblicke war eine etwa fünfzigjährige Frau ins Haus getreten. Sie sah blaß und leidend aus, und bei dem schwarzseidenen Tuche, das sie um den Hals gesteckt trug, trat der bekümmerte Ausdruck ihres Gesichtes nur noch mehr hervor. »Guten Tag, Nachbar«, sagte sie, indem sie dem Wiesenbauer die Hand reichte, »ist das eine Glut; die Haare brennen einem auf dem Kopfe!«

»Laß brennen, Mutter Stine, laß brennen«, erwiderte er, »seht nur das Fuder Heu an! Mir kann’s nicht zu schlimm werden!«

»Ja, ja, Wiesenbauer, Ihr könnt schon lachen; aber was soll aus uns andern werden, wenn das so fortgeht!«

Der Bauer drückte mit dem Daumen die Asche in seinen Pfeifenkopf und stieß ein paar mächtige Dampfwolken in die Luft. »Seht Ihr«, sagte er, »das kommt von der Überklugheit. Ich hab’s ihm immer gesagt; aber Euer Seliger hat’s allweg besser verstehen wollen. Warum mußte er all sein Tiefland vertauschen! Nun sitzt Ihr da mit den hohen Feldern, wo Eure Saat verdorrt und Euer Vieh verschmachtet.«

 


Theodor Storm (14 september 1817 – 4 juli 1888)

 


De Surinaamse schrijver
Leo Henri Ferrier werd geboren in Paramaribo op 14 september 1940. Zie ook mijn blog van 14 september 2010 en eveneens alle tags voor Leo Ferrier op dit blog.

 

Uit: Hoogtij overzee ( Notities van een vriend)

„Ik kan er niet meer tegen. Dit is al de achtste inbraak! Alle koperen antiek gestolen, die ik van mijn grootvader gekregen heb. Hij is vijfentachtig. De afgelopen vijf weken was er iedere keer een deur of raam geforceerd. Nu hebben ze weer hun slag geslagen. En dan te weten dat alle kamers apart op slot zijn! Al dat gezeur met die sleutels. Ook iets om een zenuwinzinking van te krijgen. Ze zijn gewoon door zo’n spleet boven een deur weet je, wel van twintig centimeter muskietengaas gekropen.

De rest van alle ellende. Ik kán het niet! Ik kan niet schrijven. Nergens deug ik voor. De hele werkkast ligt nu vol met tiksels voor drie nieuwe boeken. Ik heb nog nooit zoveel geschreven. Toch zou ik die hele rotzooi de rivier in willen smijten. Ik kan er niet eens één, laat staan drie behoorlijke boeken van maken. Bijna twee jaar terug in Suriname. Niemand! Niets!! Geen vrienden. Steeds erger ervaar ik mijn alleen zijn als een hinderlijke eenzaamheid, die ik niet langer wens te aanvaarden. Waarom heb ik niemand? Gewoon een ander, die voor mij een ‘iemand’ is. Maar ja, je weet wel hoe het met dit soort verlangens gaat.

Ik ontmoet straks inderdaad een vriend om mee te leven. Gaat eindelijk schitterend met hem, juicht een ieder die het hopelijk echt met me meent. Maar jawel hoor, na drie maanden of zo lig ik dan met een maagzweer of longkanker in het ziekenhuis. En, afgelopen natuurlijk. Ik zal dan ook nog zo stom zijn het optimaal te gaan aanvaarden, zoals ik dat met alles doe. Altijd maar stilblijven. Nooit eens klagen, verdomme! Ik walg van mezelf. Flinkdoenerij allemaal! Ondertussen heb ik hier twee jaar van dat schijtsalaris al maar een bankschuld zitten afbetalen. Nu moet ik ze gewoon smeken voor een goed instrument. Niet eens een beetje geld voor een leuk hemd of een hippe broek. (De buit van de eerste diefstal bestond uit alle en dan ook alle mooie overhemden en zelfs mijn ondergoed.) Anderen rijden met gemak in auto’s. Ik kan niet eens een tweedehands fiets kopen!“

 

Leo Ferrier (14 september 1940 – 30 juli 2006)

 

De Surinaamse dichter, schrijver, journalist en muziekpedagoog Corly Verlooghen werd geboren op 14 september 1932 in Paramaribo. Zie ook mijn blog van 14 september 2010 en eveneens alle tags voor Corly Verlooghen op dit blog.

Prikkeldraad

Ik verlang van bloedswege

bij je te horen uiteindelijk

en niets meer dan in

de broeikas der eerlijkste

emotie het feestlicht

op duizend kilowatt

te draaien

maar om jou heen hebben

de goden hun prikkeldraad

gespannen op alle hoeken

het sein op rood gezet.

 

Hier hoor ik thuis

Hier hoor ik thuis

en is mijn adem één

met het parfum der zonnebloemen

hier spiegelt in de stroom

der mijmering de boom

der glimlach bronzen dromen

van een ontloken mulattin

ik noem haar Surinette zo creools

als de tamtam-cadans waarop

onder de maanverlichte palmen

haar warme heupen gaan

hier hoor ik thuis

in de placenta van West-Indië

voedt zich het nieuw Guyanakind

de schoonste vrouw van Suriname

heeft eens oprecht bemind daarom

hier hoor ik thuis…

 

Corly Verlooghen (Paramaribo, 14 september 1932)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e september ook mijn blog van 14 september 2011 deel 1 en eveneens deel 2.