Allerheiligen, Gaston Burssens, Job Degenaar, Stefaan van Laere, Rudy Kousbroek

Bij Allerheiligen

 

Allerheiligen, Fra Angelico, 15e eeuw, National Gallery, Londen

 

Allerheiligen

De rosse blaren van de najaarsbomen
beleggen ’t macadam met gouden zomen.
Er dwaalt een blijde stemming in de stad
van wemelende mensen, weeldezat.
De zon met gouden draden, fijn als rag
spint haar kleed voor allerheiligendag.
Ach kind er hangt
een waas van weemoed over!
zie jij ’t dan niet?
De glans van zon en lover
is niet zo helder als je meisjeslach;
‘t is immers morgen allerzielendag!
Voel jij niet dat in elke vreugde trilt
het leed om ‘t niet bezit van wat je wilt?
Het leed om ’t niet-bezit van je verlangen,
Zo dat de zon half
in de mist blijft hangen.

 

Gaston Burssens (18 februari 1896 – 29 januari 1965)

 

De Nederlandse dichter Job Degenaar werd geboren in Dubbeldam op 1 november 1952.Zie ook alle tags voor Job Degenaar op dit blog.

 

De vrouw die in mij woont

De vrouw die in mij woont
kijkt uit het raam van een stil huis
en laaft zich aan de fado
de weemoed van de cello
het vuur van de gitaar
de waaierende zang

minstens één vergeefse liefde
kent ze, een val die haar deed
wankelen en misschien
een vijand in haar vlees

mooier is ze dan haar leven
zachter haar strelen dan haar handen
dieper haar kussen dan haar mond

De vrouw die in mij woont
werd onvermijdelijk poëzie

 

Wat avond met een haven doet

Gewichtloos glinsterwater
de havenlichten wiegen
vissersboten liggen
in blauw verankerd
Een man, roerloze reiger
zit in brons gegoten
in z’n hand een schepnet
waaruit geolied daglicht lekt
hij verroert, slaat toe
een plons, maar niets
dan zijn silhouet met net
en het fronsen van de rivier
Zo leeg is het nu geworden
dat iemand sterren strooit
en het intiem rumoer me wenkt
dat uit verre bars bij vlagen aanwaait

Job Degenaar (Dubbeldam, 1 november 1952)

 

De Belgische dichter en schrijver Stefaan van Laere werd geboren op 1 november 1963 in Wetteren. Zie ook mijn blog van 1 november 2010 en eveneens alle tags voor Stefaan van Laere op dit blog.

 

Terug thuis

Puur als een broze tango zonder muziek in de ochtendsneeuw,

zo kon ik in de klaarte van je groene ogen verhalen lezen.

Verhalen die ik mee had geschreven, je co-auteur.

Soms een dartele liefdesgod, soms nu al een ouwe zeur.

Hoe roze toch die karteling van haar plooien

het vuur van de tatoeage op haar lies glimt je toe

je bent nu voor eeuwig deelgenoot van haar geheim

en wil niets meer dan in haar schoot gaan rusten.

en met dit gedicht heb je, inderdaad, de kloof gedicht

plots draagt ze enkel nog haar lach.

Kom nader nu, krolt ze. Sust ze. Kust ze.

Echt waar. Miauw. Het mag.

 

Fata morgana

Streelzuchtig, vaak te luchtig

met de weeë smaak van zurige zomers

en het gemaaide hooi op de oppers,

een machtig staketsel.

Voor hun lusten geen beletsel.

Verhuld door zwierige bruidsluiers

zingt ze voor hem, Grace Jones à la Piazzolla

Hij denkt ongeduldig al aan de kruiers

en ziet zich pronken in La Boca.

Na het dansen genietend van het panorama.

Ze weten nu nog niet dat ze nooit

een echte twee-eenheid zullen zijn.

Geen nood, dat ontdekken ze wel

op elkaar aangewezen in de milonga.

Hun huwelijk verdort tot een fata morgana.

 

Stefaan van Laere (Wetteren, 1 november 1963)

 

De Nederlandse dichter, schrijver en essayist Rudy Kousbroek werd op 1 november 1929 in Pematang Siantar in Indonesië geboren. Zie ook mijn blog van 1 november 2010 en eveneens alle tags voor Rudy Kousbroek op dit blog.

 

Uit: Tempat Soetji of de Geheime Tuin

„Alles was min of meer zoals in de beschrijving: de omlijsting van donkere bomen, het uitzicht op iets in het licht; wat de aandacht trok was alleen niet het huis – dat was een overgroeide ruïne – maar iets heel anders: een grote stenen vijver, een badplaats, een zwembad. En toch was het ’t zelfde, een ‘tempat soetji’, een heilige plek. Iedereen stond doodstil, je hoorde alleen de vogels. Aan één kant, aan de donkere kant, was een stenen trap, groen van algen en mos, maar het water was zwart en helder, je zag er de wolken in voorbijdrijven; er groeiden lotussen in en soms zag je iets bewegen, een vis. – Hoe komen die daar, mandoer? Door de lucht, gebracht door de vogels, sinjo.

Een huis, een vijver, een zwembad – iedereen die uit Indië komt heeft wel een herinnering aan zo’n magische plek, een geheime tuin, soms letterlijk, zoals in deze passage van Maria Dermoût uit het verhaal ‘De kwade slang’ in De sirenen (1963): ‘Op de suikerplantage diep in het binnenland van Java stond nog altijd het oude huis in de oude tuin, “het grote huis” zoals het genoemd werd. Iedere familie die er woonde, de een na de nader, had aan het huis laten verbouwen, of bijbouwen. Ook de tuin was veranderd: een gemetselde vijver voor lotusbloemen was erbij gekomen, een orchideenhuisje, een logeerpaviljoen, de paden waren verlegd tussen bloemperken en bloeiende struiken. Er was op het laatst niet veel over van het oude, behalve sommige bomen, de twee waringins links en rechts van het huis, de oprijlaan van de kenaribomen. En dan nog een grote stenen tuinvaas op een voetstuk, in het midden van de moestuin op de plaats van de vroegere rozentuin. Maar links van het huis, achter de hertenkamp, in het stuk van de tuin dat glooiend naar de rivier toeliep, was niets veranderd. De tuin was daar niet meer aangelegd met grasvelden en paden en perken, er stonden alleen kokospalmen in rijen naast elkaar, als in een boomgaard. En in plaats van de tuinmuur was er een meer dan manshoge doornen bamboehaag.“

 

Rudy Kousbroek (1 november 1929 – 4 april 2010)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 1e november ook mijn blog van 1 november 2011 deel 1en eveneens deel 2.