Ramsey Nasr, Peter Verhelst, Maik Lippert, Ismail Kadare, Wies Moens

De Palestijns-Nederlandse dichter, schrijver en acteur Ramsey Nasr werd geboren in Rotterdam op 28 januari 1974. Zie ook alle tags voor Ramsey Nasr op dit blog.Op 31 januari 2013 (Gedichtendag) treedt Nasr af als Dichter des Vaderlands.

Ik wou dat ik twee burgers was (dan kon ik samenleven)

en dit is mijn gedicht, komt u binnen
let niet op de galm, wees niet bang
laat ons beginnen in leegte
welkom in mijn krater van licht

ooit kwamen wij samen, u en ik, weet u nog
koel leefden wij op in de glans van een roemer
onze schaduwen als helder kristal
onze roem even terloops als de lichtval
op de brief van een windstille vrouw

goudbestoft waren wij
bleek, bijna doorschijnend van liefde waren wij
wij loken de ogen voor de ander

en wij hielden van boetedoen
vroeg iemand hoe het met ons ging
dan zeiden we naar waarheid
we schamen ons kapot, meneer
wij waren er heilig van overtuigd
dat wij ooit onze bloedeigen heer
zelf met gesels ineengeslagen
en op eigen houtje gekruisigd hadden
de apocalyps stond bij voorbaat
als straf op ons netvlies gebrand

en wat is er gebeurd in die paar eeuwen
dat wij even de andere kant opkeken?

ik wilde u graag een vaderland tonen
vormvast, zuiver en met volgehouden metaforen
een gedicht kneden over ons, maar toen ik begon
moest ik toezien hoe hier het ene volk
het andere spontaan begon te vagen
als twee onverenigbare republieken

hoe kwamen wij zo snel van nietig tot lomp
van weerschijn tot alomaanwezige schreeuwhomp?
hoe kon uit zuinige rupsen dit hummervolk opstaan?

ze zeggen: omdat god verdween – onze vader
had besloten nog wat onzichtbaarder te worden
dan hij al was, kijken of dat kon, nee dat kon niet
weg was god
en in dit stilleven met grote afwezige
stonden nu de verbijsterde nederlanden
hun monden nog vol van vergankelijkheid
vol wuftheid en alom gewaardeerd doodsverlangen

al hun ijdelheid was ijdelheid gebleken
al hun schijn, hun gekoesterde slijk, heel dit spiegelpaleis
dat men ooit voor oneindigheid hield
werd nu voorgoed onbewoonbaar verklaard
je hoorde de rijp op hun zielen kraken

en uit dat gat – daar werden wij geboren
kevin, ramsey, dunya, dagmar, roman en charity
als bij toverslag kwamen wij tevoorschijn
bungeejumpend, met oranje opblaashamers
gillend en krijsend en antidepressief
of zwijgend voor een breezer gegangbangd
welkom in nederland vakantieland

ja dat krijg je ervan, dit volk houdt men over
wanneer je de schuld uit ons lijf ramt
we vullen de holte met glimmende leegte

tussen psalmenzangers en pillenslikkers
tussen het goud en het blingbling
vond ik een land dat werd opgeheven

dit land is de wraak van de voorvaderen
als een beeldenstorm razen zij in ons voort
maar het bestaat – zoals ook het verband
tussen kinderstring en boerka bestaat
tussen karnemelk en comazuipen: hol en bol
schuiven wij onze eeuwen ineen

elkaar opheffen is onze kracht
wij streven van nature naar leegte
zoals een cycloop naar diepte snakt

ziet u, een vaderland wilde ik u tonen
niet deze woestijn van oneindige vrijheid
maar hier wonen wij, en hoe mooi zou het zijn
als iemand ooit als een tweedehands godheid
rijm voor rijm een land zou bouwen
voor dit volk dat zijn volk mist

hier, in de open kuil van onze ziel
juist hier zou iets groots kunnen worden verricht
laat ons beginnen met een gedicht

Ramsey Nasr (Rotterdam, 28 januari 1974)

 

De Vlaamse dichter, romancier en theatermaker Peter Verhelst werd geboren op 28 januari 1962 in Brugge. Zie ookalle tags voor Peter Verhelst op dit blog.

 

Als een tafelblad glanzend

Op bed kijken we elkaar
uit de kleren op de vloer
een jurk een hemd, meer valt niet

uit te trekken; hoe we op handen en knieën
bijenwas in de vloer wrijven
tot het hout was opgeeft

terwijl we elkaar op bed liggen te bekijken
op de vloer, glad als een tafelblad waarover dingen
uit eigen beweging beginnen te schuiven

tegen elkaar aan, van elkaar weg,
traag over de was glijdend, het lijkt ze
geen moeite te kosten, de magneet onder tafel onzichtbaar

ademend; een tepel uit een borst, een borst
uit een jurk, een hoofd uit een hemd,
het hoofd in de nek

zo graag had ik me
aan haar mond totaal
opengesneden.

 

Hemelbed (het mijne)

Gent. Een wijnglas stukslaan van verveling en
Leven in bed waar hij als een paar bloem omhoogschiet
Langs mijn vingers. Ik kan hem doden maar ik giet
Hem in de vorm van een zoon in mijn schoot. Tweelingen

Aan één navelstreng, die elkaar bijten, ik en mijn golem.
Hem het bloed van onder de nagels pesten tot hij krom
Van razernij naar mijn zweepje danst. Dat is waar het om
Gaat: God zijn en weten wat te doen met hem;

Zijn vissebloed drinken tot hij ligt te happen naar lucht,
Die lege pop misbruiken, vuile ziektes tekenen op dat ruwe
Vel, de tong uit zijn mond zuigen als een vrucht,

Hem laten eten van de haat op mijn vuist als een valk?
Nee, hij was altijd het zonnetje, laat hem gensters spuwen
en daarna met rozen en al zijn bed in van ongebluste kalk.

 

Roi

Haren in de vorm van een kroontje liegen zoals kersen

op een hoed; toch kwam ze op ons af,

wurmde zich tusen onze vingers – de rug van een greyhound.

We hadden maar te snijden en ze lag als trijp over de stoel.

Haar zwaluwstemmetje weerhield ons; ‘Heer, (als hostie wit)

open mij voor u de mond,’ (Het melkblauw in haar hals

glansde over ons uit.) ‘en mijn lippen zingen u ter ere.’

We deden niets om haar te weerstaan.

we lieten ons tot haar toe.

 

Peter Verhelst (Brugge, 28 januari 1962)

 

De Duitse dichter en schrijver Maik Lippert werd geboren op 28 januari 1966 in Erfurt. Zie ook alle tags voor Maik Lippert op dit blog.

CLOSTRIDIUM BOTULINUM

erstmals hörte ich wohl als achtklässler
von rästelhaftem
fischsterben im hochsommer
verbotener gülleeinleitung
aus schweinemastanlagen der nachbarorte
ich sah risse und vogelspuren
im fäulnisschlamm
um das austrocknende auge
des stausees
in einer pfütze eine tote
karausche mit freigelegten
kiemen
ich lief den stangenweg heimwärts
mit diesem bild vor augen

vom anblick ausgerissener kiemen
erwache ich noch heute
höre dich neben mir im schlaf
zetern
auch du träumt noch immer
von der schule
von endlosprüfungen
ich weiß
und beruhige mich damit
dass uns um die augen
jahresringe wachsen
ohne botox-injektionen

Maik Lippert (Erfurt, 28 januari 1966)

 

De Albanese dichter en schrijver Ismail Kadare werd geboren in Gjirokastër op 28 januari 1936. Zie ook alle tags voor Ismail Kadare op dit blog.

 

The cataracts

The cataracts cascade downwards
Like spirited white horses,
Their manes full of foam and a rainbow of hues.

But suddenly, at the edge of the gorge,
They fall on their forelegs,
They break, oh, their white legs,

And die at the foot of the rocks.
Now in their lifeless eyes
The frozen sky reflects.

 

Train timetables

I love those train timetables at little railway stations,
Standing on the wet platform and contemplating the infinity of the tracks.
The distant howl of a locomotive. What, what?
(No one understands the nebulous language of steam engines)

Passenger trains. Tank cars. Freight cars full of ore
Endlessly pass by.
Thus pass the days of your life through the station of your being,
Filled with voices, noise, signals
And the heavy ore of memory.

 

Vertaald door Robert Elsie

 

Ismail Kadare (Gjirokastër, 28 januari 1936)

 

De Vlaamse dichter en schrijver Wies Moens werd geboren in Sint-Gillis-bij-Dendermonde op 28 januari 1898. Zie ook alle tags voor Wies Moens op dit blog.

 

Brabantsche lente (Fragment)

‘Kom,’ noodt mijn Brabantsche vriend mij, ‘en luister
naar den godenzang van de Lente hier !’
*
Eén spattende weelde, zoo vind ik het dorp,
de tuine’ overschuimd door de bloeiende kruinen.
Daarboven als bloesemwagens tiegen
de wolken in stoet aan de feestelijke lucht.
*
Van den heuvel schalmeit de jeugdige wind.
Zijn vreugde rukt los van de warme borst
der aarde den leeuwerk, die alvermetel
den kamp met den zilveren fluiter begint
en haalt den prijs, in gewinde koralen
uitstortend zijn hart, het vurige, kleine,
dat achter grauw gevederte klopt !
*
Waar het breede waaien den vogel lokt
tot juichende vlucht,
klimt het pad naar den ouden molen.
Hij houdt zijn armen ten hemel gestrekt:
een Mozes biddend op den berg van God
*
Geborge’ in den grond het goudene graan
dat wuivend zal in de Zomer staan
met aren die buigen onder hun vracht.
De molen, de duldzame, bidt en wacht.

Wies Moens (28 januari 1898 – 5 februari 1982)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 28e januari ook mijn blog van 28 januari 2012 deel 2.