De Australische dichter Robert Gray werd geboren op 23 februari 1945 in Port Macquarie. Zie ook alle tags voor Robert Gray op dit blog.
The Meatworks
Most of them worked around the slaughtering
out the back, where concrete gutters
crawled off
heavily, and the hot, fertilizer-thick,
sticky stench of blood
sent flies mad,
but I settled for one of the lowest-paid jobs, making mince
right the furthest end from those bellowing,
sloppy yards. Outside, the pigs’ fear
made them mount one another
at the last minute. I stood all day
by a shaking metal box
that had a chute in, and a spout,
snatching steaks from a bin they kept refilling
pushing them through
arm-thick corkscrews, grinding around inside it, meat or not –
chomping, bloody mouth –
using a greasy stick
shaped into a penis.
When I grabbed it the first time
it slipped, slippery as soap, out of my hand,
in the machine
that gnawed it hysterically a few moments
louder and louder, then, shuddering, stopped;
fused every light in the shop.
Too soon to sack me –
it was the first thing I’d done.
For a while, I had to lug gutted pigs
white as swedes
and with straight stick tails
to the ice rooms, hang them by the hooves
on hooks – their dripping
solidified like candle-wax – or pack a long intestine
with sausage meat.
We got to take meat home –
bags of blood;
red plastic with the fat showing through.
We’d wash, then
out on the blue metal
towards town; but after sticking your hands all day
in snail-sheened flesh,
you found, around the nails, there was still blood.
I usually didn’t take the meat.
I’d walk home on
the shiny, white-bruising beach, in mauve light,
past the town.
The beach, and those startling, storm-cloud mountains, high
beyond the furthest fibro houses, I’d come
to be with. (The only work
was at this Works.) – My wife
carried her sandals, in the sand and beach grass,
to meet me. I’d scoop up shell-grit
and scrub my hands,
treading about
through the icy ledges of the surf
as she came along. We said that working with meat was like
burning-off the live bush
and fertilizing with rottenness,
for this frail green money.
There was a flaw to the analogy
you felt, but one
I didn’t look at, then –
the way those pigs stuck there, clinging onto each other.
Robert Gray (Port Macquarie, 23 februari 1945)
De Argentijnse schrijver en vertaler César Aira werd geboren op 23 februari 1949 in Coronel Pringles. Zie ook alle tags voor César Aira op dit blog.
Uit: Varamo (Vertaald doorChris Andrews)
“One day in 1923, in the city of Colón (Panama), a third-class clerk, having finished his work, and, since it was payday, passed by the cashier’s desk to collect his monthly salary, left the Ministry in which he was employed. In the interval between that moment and the dawn of the following day, ten or twelve hours later, he completed the composition of a long poem, from the initial decision to write it up to the final period, after which there were no further additions or corrections. The self-contained nature of the interval emerges more clearly still if we take into account the fact that never, in all his fifty years, had he written or felt any inclination to write a single line of poetry, and nor would he ever again…Even so, this episode would have remained private and secret had its protagonist not been Varamo, ha it not produced that celebrated masterpiece of modern Central American poetry, The Song of the Virgin Child.
(…)
The races, said Cigarro, were fundamentally technical competitions, an opportunity for the fledgling automobile industry to test its innovations, and they appealed mainly to car fanatics rather than the general public, which made them rather esoteric. The race underway was a special case, because it had been promoted by the Central Administration as part of the festivities for the inauguration of the linked highways running right across the isthmus, connecting the cities of Colón and Panamá. In fact (and here he lowered his voice, as if revealing a state secret) the race had been planned, mainly, as a trap for anarchists. To them, a regularity race was a provocation; it’s strict regulation of time and space was bound to prove repugnant to the libertarian spirit.”
César Aira (Coronel Pringles, 23 februari 1949)
De Australische schrijfster Sonya Hartnett werd geboren op 23 februari 1968 in Box Hill, Melbourne. Zie ook alle tags voor Sonya Hartnett op dit blog.
Uit: What the Birds See
“He worries that one day his grandmother will forget to pick him up from school. He thinks he could walk home if he had to, though the walk would take a long time, but when he tries to travel the route in his head, the streets twine and mingle like spaghetti in a can, disorienting him in his chair. Each time the school bell signals the end of another day, he feels a chill down his spine: maybe today is the day. To be lost or forgotten or abandoned and alone are, to Adrian, terrors more carnivorous than any midnight monster lurking underneath a bed.
And now there is this new fear, one that settles so comfortably among its myriad kin that it seems familiar, as if it’s skulked there, scarcely noticed, all along. He does not know those Metford children, but they are children just like him, just like the children he sees every day at school.”
Sonya Hartnett (Box Hill, 23 februari 1968)
De Nederlandse schrijver, filosoof en columnist Maxim Februari (eig. M. Drenth) werd geboren in Coevorden op 23 februari 1963. Maxim Februari publiceerde eerder onder de naam Marjolijn Februarti. Sinds 15 september 2012 gaat hij als man door het leven. Zie ook mijn blog van 23 februari 2010 en ook mijn blog van 23 februari 2011en eveneens mijn blog van 23 februari 2012.
Uit: Het verschil tussen bio en grafie (Het Extra Orgaan)
“Tijdens mijn overpeinzingen hierover stuitte ik toevallig op essay van Hans Groenewegen, uit zijn essaybundel Overvloed. Kritieken en kronieken over poëzie (2005). Groenewegen beschrijft hier hoe hij ooit gruwelijke ruzie kreeg met een filosoof, nota bene naar aanleiding van mijn werk. Ze bereidden samen een interview met me voor – dat overigens nooit heeft plaatsgevonden – toen de strenge filosoof mij ervan betichtte ethische grenzen te hebben overschreden.
Het ging om een passage uit mijn proefschrift waarin ik het gedicht Schibboleth van Paul Celan citeerde. ‘Ruf’s das Schibboleth, hinaus in die Fremde der Heimat: Februar.’ De strenge filosoof vond dat ik met dit Februari-citaat te ver was gegaan. ‘Deze regels, alle regels van de door de shoah getekende dichter Celan mag je niet zo frivool op jezelf betrekken. Je mag ze überhaupt niet op jezelf betrekken. Dan ga je een grens over. Je schendt deze poëzie. Je instrumentaliseert.’ En hij concludeerde: Marjolijn lijdt aan betrekkingswaan.
Groenewegen werd daarom zo gruwelijk boos omdat hij betrekkingswaan niet wilde zien als een verwijt dat je maakt aan de lezer van poezie. ‘Zonder betrekkingswaan geen poëzie. Zonder betrekkingswaan kan geen poëzie gelezen worden. Zonder betrekkingswaan ontkom je niet aan de beschikkingsmacht van hen die een boek al uit hebben voor ze het openslaan. Betrekkingswaan is een oefening in empathie.’
Maxim Februari (Coevorden, 23 februari 1963)
De Nederlandse schrijver Toon Kortooms werd op 23 februari 1916 in Deurne geboren. Zie ook alle tags voor Toon Kortooms op dit blog.
Uit: Help! De dokter verzuipt…
“Wij, hier in het veen, konden een dokter zeer wel gebruiken. Tot dan toe waren we, wat medische verzorging betrof, aangewezen op de stad. Het was u geraden geen niersteen, angina, buikvliesontsteking of wat voor pijnlijk ongemak te bekomen. Want liet ge een geneesheer uit de stad ontbieden, dan moest deze eerst op de landkaart zoeken waar uw nederzetting lag om vervolgens een expeditie naar uw lijdenssponde te ondernemen. Niet zelden kwam de brave medicus te laat. Ge ontwaakte plotseling aan de buitenkant van uw bewusteloosheid waar iemand zich over u heen boog. Ha, eindelijk, dacht ge verheugd, de dokter! Maar dan bleek het de heilige Petrus te zijn, rammelend met de sleutels van het Koninkrijk.
Nu kregen wij in ons midden geneesheer Edmund Angelino, wiens voorvaderen stamden uit Italië. Onze pastoor stond een helft van zijn kolossale pastorie af. De arts mocht er wonen en zijn praktijk houden. Geen mens begrijpt waarom dorpspastorieën zulke machtige bouwwerken moeten zijn. Toch zeker niet voor die ene keer in de tien jaar dat de bisschop komt vormen! Maar wij boften met die knots van een opstal. Geneesheer Angelino hoefde geen onderkomen te zoeken, niets te bouwen, niets te huren dat hem niet zinde.
Hij trok in enkele kamers die wel een kostschool hadden kunnen herbergen en begon vandaar uit ons lichamelijk welzijn te behartigen.
Zijn faam was hem vooruit gegaan. Nou krijgen we er ene! Een rauwe beer. Een die de dingen bij hun naam noemt. Die niemand ontziet. Rang en stand lapt hij aan zijn laars. Hij heeft aan kleinzieligheid een even grote hekel als aan kleinzerigheid. Hij walgt van kale kak. Voor de duivel en zijn moer niet bang. Hij durft te zeggen wat u scheelt. Ge dient zijn ruwe taal, opgedaan tussen de koppensnellers van Borneo, met ruwe taal te beantwoorden. Dat waardeert hij. Dan zijt ge zijn man.”
Toon Kortooms (23 februari 1916 – 5 februari 1999)
Zie voor nog meer schrijvers van de 23e februari ook mijn twee vorige blogs van vandaag.