De Duitse dichter en schrijver en journalist Hermann Löns werd geboren in Culm op 29 augustus 1866. Zijn vader was daar leraar aan het gymnasium. Toen hij een jaar oud was, werd zijn vader overgeplaatst naar Deutsch Krone. Hier groeide Löns op en bezocht het gymnasium. In 1884 verhuisde de familie naar Münster, waar Löns het gymnasium afrondde. Vervolgens begon hij in een studie medicijnen in Greifswald en Göttingen en wisselde in 1889 naar een studie natuurwetenschappen in Münster. Löns rondde zijn studies echter niet af. In de jaren negentig begon hij als journalist te werken en schreef gedichten en novellen. Pas tegen het eind van zijn (tamelijk kortstondige) leven werd hij met – name dankzij zijn romans zoals bijvoorbeeld Der Wehrwolf (1910) en Das zweite Gesicht (1911) – een geliefde literaire persoonlijkheid. Zoals zoveel andere Duitsers meldde ook Löns zich na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog als 48-jarige vrijwilliger in het Duitse leger. Hij sneuvelde tijdens een patrouille in Loivre in het Franse departement Marne, slechts drie weken nadat hij in dienst was getreden. In 1934 werd hij herbegraven in Duitsland. Tijdens de naziperiode genoot zijn werk als zogeheten Heimatkunst een zekere populariteit. Met – volgens de Hermann Löns Vereniging – 139 gedenkplaatsen is hij een van de meest herdachte personen in Duitsland. Löns is de auteur van het Engeland-Lied, dat door de Duitse Wehrmacht in het begin van de Tweede Wereldoorlog frequent werd gezongen.
Auf der Lüneburger Heide
Auf der Lüneburger Heide,
In dem wunderschönen Land
Ging ich auf und ging ich unter,
Allerlei am Weg ich fand;
Valleri, vallera,
Und juchheirassa,
Bester Schatz, bester Schatz,
Denn du weißt es weißt es ja.
Brüder, laßt die Gläser klingen,
Denn der Muskatellerwein
Wird vom langen Stehen sauer,
Ausgetrunken muß er sein;
Valleri, vallera,
Und juchheirassa,
Bester Schatz, bester Schatz,
Denn du weißt es weißt es ja.
Und die Bracken und die bellen,
Und die Büchse und die knallt,
Rote Hirsche woll’n wir jagen
In dem grünen, grünen Wald;
Valleri, vallera,
Und juchheirassa,
Bester Schatz, bester Schatz,
Denn du weißt es weißt es ja.
Ei du Hübsche, ei du Feine,
Ei du Bild, wie Milch und Blut,
Uns’re Herzen woll’n wir tauschen,
Denn du glaubst nicht, wie das tut;
Valleri, vallera,
Und juchheirassa,
Bester Schatz, bester Schatz,
Denn du weißt es weißt es ja.
Es blühen die Rosen
Es blühen die Rosen
die Nachtigall singt
mein Herz ist voll Freude
voll Freude es springt
Ein Reiter zu Pferde
so reit’ ich durch´s Land
für Kaiser und König
und Vaterland
Im Wirtshaus am Wege
da kehren wir ein
und trinken ein Gläschen
vom funkelnden Wein
Ei, du Hübsche, du Feine
komm setz´ dich zu mir
ein Ringlein von Golde,
das schenk´ ich dir
Und ist sie geschlagen
die blutige Schlacht
und haben wir Frieden
mit Frankreich gemacht
dann bind´ ich den Schimmel
wieder hier an
denn treu ist, ja treu ist
der Reitersmann
Hermann Löns (29 augustus 1866 – 26 september 1914)
Standbeeld in Walsrode