Johann Wolfgang von Goethe, A. Moonen, Maria Barnas

De Duitse dichter en schrijver Johann Wolfgang von Goethe werd geboren op 28 augustus 1749 in Frankfurt am Main. Zie ook mijn blog van 28 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Johann Wolfgang von Goethe op dit blog.

 

Erlkönig

Wer reitet so spät durch Nacht und Wind?
Es ist der Vater mit seinem Kind;
Er hat den Knaben wohl in dem Arm,
Er faßt ihn sicher, er hält ihn warm.

Mein Sohn, was birgst du so bang dein Gesicht? –
Siehst Vater, du den Erlkönig nicht?
Den Erlenkönig mit Kron und Schweif? –
Mein Sohn, es ist ein Nebelstreif. –

»Du liebes Kind, komm, geh mit mir!
Gar schöne Spiele spiel ich mit dir;
Manch bunte Blumen sind an dem Strand,
Meine Mutter hat manch gülden Gewand.«

Mein Vater, mein Vater, und hörest du nicht,
Was Erlenkönig mir leise verspricht? –
Sei ruhig, bleibe ruhig, mein Kind;
In dürren Blättern säuselt der Wind. –

»Willst, feiner Knabe, du mit mir gehn?
Meine Töchter sollen dich warten schön;
Meine Töchter führen den nächtlichen Reihn
Und wiegen und tanzen und singen dich ein.«

Mein Vater, mein Vater, und siehst du nicht dort
Erlkönigs Töchter am düstern Ort? –
Mein Sohn, mein Sohn, ich seh es genau:
Es scheinen die alten Weiden so grau. –

»Ich liebe dich, mich reizt deine schöne Gestalt;
Und bist du nicht willig, so brauch ich Gewalt.«
Mein Vater, mein Vater, jetzt faßt er mich an!
Erlkönig hat mir ein Leids getan! –

Dem Vater grauset’s, er reitet geschwind,
Er hält in den Armen das ächzende Kind,
Erreicht den Hof mit Mühe und Not;
In seinen Armen das Kind war tot.

 

An den Mond

Füllest wieder Busch und Tal
Still mit Nebelglanz,
Lösest endlich auch einmal
Meine Seele ganz;

Breitest über mein Gefild
Lindernd deinen Blick,
Wie des Freundes Auge mild
Über mein Geschick.

Jeden Nachklang fühlt mein Herz
Froh und trüber Zeit
Wandle zwischen Freud und Schmerz
In der Einsamkeit.

Fließe, fließe, lieber Fluß!
Nimmer werd ich froh,
So verrauschte Scherz und Kuß,
Und die Treue so.

Ich besaß es doch einmal,
Was so köstlich ist!
Daß man doch zu seiner Qual
Nimmer es vergißt!

Rausche, Fluß, das Tal entlang,
Ohne Rast und Ruh,
Rausche, flüstre meinem Sang
Melodien zu.

Wenn du in der Winternacht
Wütend überschwillst,
Oder um die Frühlingspracht
Junger Knospen quillst.

Selig, wer sich vor der Welt
Ohne Haß verschließt,
Einen Freund am Busen hält
Und mit dem genießt

Was, von Menschen nicht gewußt
Oder nicht bedacht,
Durch das Labyrinth der Brust
Wandelt in der Nacht.

 

Wandrers Nachtlied

Über allen Gipfeln
Ist Ruh,
In allen Wipfeln
Spürest du
Kaum einen Hauch;
Die Vögelein schweigen im Walde.
Warte nur, balde
Ruhest du auch.

Johann Wolfgang von Goethe (28 augustus 1749 – 22 maart 1832)

Monument in Chigaco: “To Goethe, the mastermind of the German people”

 

De Nederlandse schrijver A. Moonen, (spreek uit: ‘a-punt-moonen’) werd geboren in Rotterdam op 28 augustus 1937. Zie ook mijn blog van 28 augustus 2010 en eveneens alle tags voor A. Moonen op dit blog.

 

Uit: Waakvlamseks

„Tegen vitrage- en gordijnloze tuinkamerruit met erachter de overwegend zwarte avond heb ik rechts de knaapjeskontfoto en links de door een kennis enige tijd terug gekiekt achterwerk van ogenschijnlijk een jongeman geplaatst, pervers zo bestringslipt (lichtblauw), dus minder gaaf-stevig, weliswaar zonder verzakking doch wel enkele plooien onderaan zitvlees. Maar ik weet zeker dat het een begin-zestiger betreft, want ben ’t zelf die binnen kokende huiskamer langdurig heeft geposeerd in een roes van voordegekhouwerij mezelf als topnaaktmodel presenterend aan de arbeidende fotograaf, iemand die net nog iets gekker dan ik blijkt te zijn, maar even gedreven vakkundig minstens.

Toch kreeg ik ondanks de gruwelijke hitte van augustus de kans om aan het familiegraf bospolder te ontkomen voor een tijdje. Goed, ik kijk vaak op mijn horloge en veelvuldig in de spiegel naar tweede nog jeugdige gezicht, doch ’t meest controleer ik de thermometer. Zodra het boven de 25 graden Celcius wordt, pas ik voor alles. Dan ben ik ’t liefst dood. Maar de zesde augustus telefoneerde Vallentgoed: of ik op de amsterdamse Parade in een woonwagen wou voorlezen. De volgende dag reisde ik af naar Leiden om de boel nader te regelen met de literaire baron. De vijf tropische dagen achtereen moesten nog volgen, maar het bleek al tamelijk warm. De bolle rekende voor wat de handel kon opleveren. Wij moesten het van de recette hebben. Hij zou als spreekstalmeester het publiek binnenlullen. Van de negende tot de zestiende augustus moest de bradende pret gaan duren.

De onverwachte uithuizigheid beviel mij best. Smiddags rond vier uur die zaterdag waren wij per taxi vanaf spoorstation Rai na een voorspoedige treinreis ter plekke. Ik snoof zowel gras als circusgeur op. De kermisklanten dienden zo vroeg al aanwezig te zijn, waar er nog heel wat te regelen was. Dat kon ik gerust aan de ander overlaten trouwens. Daar gingen we dan om acht uur van start. Achterin de woonwagen zat ik op een verhoginkje gereed voor de eerste beurt, in minirok en hoogbehakt. De in tropenkostuum geklede Vallentgoed deed zijn best, maar er kwam niemand naar binnen. Om negen uur zouden wij het opnieuw proberen. De verdere twee voorstellingen konden wij totaal op twintig bezoekers rekenen. Ik meen dat Vallentgoed een dertigtal klapstoeltjes had geplaatst in de woonwagen. We zouden het de volgende dag nogmaals proberen. Dat werd dus zondag de tiende augustus.“

 

A. Moonen (28 augustus 1937 – 24 januari 2007)

 

De Nederlandse schrijfster, dichter en beeldend kunstenaar Maria Barnas werd geboren in Hoorn op 28 augustus 1973. Zie ook mijn blog van 28 augustus 2010 en ook mijn blog van 28 augustus 2011.

 

Mannen

Ik denk aan de man die ik liefhad.
Heb ik hem lief?
Hoeveel angsten zijn dat?

Onze borden raakten leger
En aan de rand ligt een bloem. gesneden
uit radijsjes. Een klein uitbundig leven.

Niet om te eten, weet hij.

 

Een ogenblik, een man slaapt

Het opstaan, het baden en voortdurend
het gaan van jou. Het is laat
en ik zeg dat ik plaats maak,
er is geen tijd om te rekken

als tijd. Met lange nagels
kras ik zigzag over de lakens
en een ooglid trilt. Er is een ogenblik.
De man ontwaakt. Hoe val ik

in het licht? Je draait me in de leegte
van een bed. Terwijl: binnen de randen
van een ronde handspiegel zoek

ik de meest gunstige uitsnede
van mijn met vlees gewatteerde,
droge huid. Zo zag ik eruit.

Maria Barnas (Hoorn, 28 augustus 1973)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 28e augustus ook mijn blog van 28 augustus 2011 deel 1 en eveneens deel 2.