De Russische dichter Osip Mandelstam werd geboren op 15 januari 1891 in Warschau. Zie ook alle tags voor Osip Mandelstam op dit blog.
Bahnhofskonzert
Kein Atmen mehr. Das Firmament – voll Maden.
Verstummt die Sterne, keiner glüht,
Doch über uns, Gott siehts, Musik, dort oben −
Der Bahnhof bebt vom Aonidenlied,
Und wieder ist die Luft, zerrissen von Signalen,
Die Geigenluft, die ineinanderfließt.
Der Riesenpark. Die Bahnhofskugel, gläsern.
Die Eisenwelt – verzaubert, abermals.
Und feierlich, in Richtung Nebel-Eden,
Zu einem Klang-Gelage rollt die Bahn.
Ein Pfauenschrei, Klaviergetöse.
Ich kam zu spät. Ich träum ja. Mir ist bang.
Der Glaswald rings, ich habe ihn betreten.
Der Geigen-Bau – in Tränen, aufgewühlt.
Der Duft der Rosen in den Moder-Beeten;
Der Chor der Nacht, der anhebt, wild.
Der teure einst, der mitzog, er, der Schatten…
Sein Nachtquartier: ein gläsernees Gezelt…
Die Eisenwelt, sie schäumt, schäumt vor Musik −
Mir ist, als bebte sie am ganzen Leibe −
Ich steh im Glasflur, lehne mich zurück.
Wo willst du hin? Es ist die Totenfeier
Des Schattens, der dort ging. Noch einmal war Musik.
Man gab mir einen Körper
Man gab mir einen Körper – wer
sagt mir, wozu? Er ist nur mein, nur er.
Die stille Freude: atmen dürfen, leben.
Wem sei der Dank dafür gegeben?
Ich soll der Gärtner, soll die Blume sein.
Im Kerker Welt, da bin ich nicht allein.
Das Glas der Ewigkeit – behaucht:
Mein Atem, meine Wärme drauf.
Die Zeichnung auf dem Glas, die Schrift:
Du liest sie nicht, erkennst sie nicht.
Die Trübung, mag sie bald vergehn.
Es bleibt die zarte Zeichnung stehn.
Vertaald door Paul Celan
Osip Mandelstam (15 januari 1891 – 27 december 1938)
Monument in Voronezj, Rusland
De Nederlandse schrijver en diplomaat F. Springer (eig. Carel Jan Schneider) werd geboren in Batavia op 15 januari 1932. Zie ook alle tags voor F. Springer op dit blog.
Uit: Over Tarzan, Flash Gordon en andere vroege helden
“Wanneer hij thuiskwam, was hij heel moe en somber en gaf geen antwoord op onze vragen en die van nieuwsgierige en angstige buren. Allemaal wilden wij weten hoe beroerd onze zaak er vandaag weer voorstond – en als één dat wist, was dat natuurlijk de man die als eerste de telegrammen van de Nederlandse, Engelse en Australische generaals en admiraals te lezen kreeg. Hij mocht niets zeggen, alles zeer zeer geheim, en hij zei niets, maar aan zijn gezicht zagen wij dat het snel slechter ging en dat de geruchten over vijandelijke landingen op eilanden van onze Archipel helemaal geen geruchten wáren. Ik zie de kring dames en heren uit onze straat nog om hem heen zitten, op onze veranda, januari-februari 1942; ik was net tien geworden, een potje met grote oren, en ik zat op de leuning van mijn vaders stoel, een arm om zijn schouder. De oude meneer van nummer 14, tegenover ons, kwam altijd in gestreepte pyama aansloffen, net uit zijn rustuur verrezen. Maar vader zei niets tegen ons. De anderen analyseerden dan druk en nerveus de toestand, af en toe even snel naar hem kijkend of hij misschien iets wilde beamen of ontkennen. Maar hij liet niets los, want hij stond onder ede, zei hij steeds weer. Die eed gold niet in de echtelijke slaapkamer, merkte ik. ’s Avonds laat als mijn broertjes en ik geacht werden allang te slapen, luisterde ik stiekem aan hun deur en hoorde mijn vader dan heel indringend fluisteren en een paar keer hoorde ik mijn moeder zacht huilen.
Maar de volgende ochtend was ze opgewekt als altijd en dan zei ze tegen ons, kinderen: Kom, jongens, we gaan zwemmen, of: laten we naar de dierentuin gaan, of: laten we naar het IJzermanpark gaan waar jullie kikkervisjes kunnen vangen – want de scholen waren allemaal gesloten en wij en onze vriendjes hoopten dat ze nooit meer open zouden gaan, maar soms verveelden wij ons wel. Ook de in de achtertuin aangelegde schuilkelder – een eenvoudige kuil onder een dak van zandzakken, zoals vrijwel iedereen in de buurt die had voor het geval dat Japanse jachtvliegtuigen onze wijk zouden komen mitrailleren – ook die schuilkelder was geen leuk rovershol meer of een fort in de Far West (gezien in de bioscoop), want er stond al gauw een halve meter modderig grondwater in.”
F. Springer (15 januari 1932 – 7 november 2011)
In 1948
De Roemeense dichter Mihai Eminescu (eigenlijk Mihail Eminovici) werd geboren op 15 januari 1850 in Botoşani bij Czernowitz. Zie ook alle tags voor Mihai Eminescu op dit blog.
Schlummermate Vögel
Schlummermatte Vögel fliegen
In die Nester, wo sie sacht
Sich im Laubverstecke schmiegen –
Gute Nacht!
Quellen seufzen im Gesteine,
Schweigen deckt die Wälder zu;
All die Blumen ruhn im Haine –
Schlaf auch Du!
Schwäne, die den Teich durchgleiten,
Suchen Rast am Ufersaum,
Mögen Engel Dir bereiten
Süßen Traum!
Sieh, der Vollmond steigt nach oben,
Strahlend hell in Märchenpracht;
Traum und Einklang sind verwoben –
Gute Nacht!
Vertaald door Zoltan Franyo
Sonette II
Schon manches Jahr begann und musste enden
Seit unserer Begegnung heiliger Stunde,
Doch jetzt noch leuchtet aus der Zeiten Grunde
Mir gross dein Auge, Fee mit kuehlen Haenden.
O, komm zurueck! Dass ich an dir gesunde,
Lass deinen Blick zu mir sich wieder wenden,
Lass seinen Strahl mein Auge wieder blenden,
Und suesse Worte leihe meinem Munde.
Ach wuesstest du, wie schoene Naehe
Allein schon meines Herzens Sehnen schwichtet,
Als ob am Himmel still ein Stern aufgehe;
Der Aufruhr eines Lebens ist geschlichtet,
Wenn ich dich einmal kindlich lachen sehe,
Die Seele weit mir und der Blick gelichtet.
Vertaald door Dieter Roth
Mihai Eminescu (15 januari 1850 – 15 juni 1889)
Borstbeeld in Vevey, Zwitserland
De Duitse dichter, schrijver, vertaler en schilder Johannes Beilharz werd geboren op 15 januari 1956 in Oberndorf am Neckar. Zie ook alle tags voor Johannes Beilharz op dit blog.
Viola Tricolor
Klangvolle Titel, schon
Vorgefühl: Waldwinkel,
Viola Tricolor, Immensee.
Drei Bände Storm, die ich
mit vierzehn / fünfzehn las,
dreimal Halbleinen,
billiges, vergilbtes
Kriegspapier. Traurige Liebes-
geschichten, kein
Happy-End. Nebel,
Entsagung, Waldwinkel,
Regen, Flut, klamme
Feuchtigkeit. Unglückliche
Frauen, schon im kurzen Glück
Vorahnung von langem Unglück.
Hat mich stark geprägt.
Johannes Beilharz (Oberndorf am Neckar, 15 januari 1956)
De Franse toneelschrijver en acteur Molière (pseudoniem van Jean-Baptiste Poquelin) werd geboren in Parijs op 15 januari 1622. Zie ook alle tags voor Molière op dit blog.
Uit: Don Juan (Vertaald door M.J. Premsela)
“Don Juan:
Wat! Jij wilt dat iemand zich bindt aan de eerste de beste die hem het hoofd op hol brengt en dat hij om haar de hele wereld afzweert en nooit meer ogen heeft voor een ander? ’t Is fraai om prat te willen gaan op die zogenaamde eer van trouw te zijn en je voorgoed te begraven in een enkele hartstocht en vanaf je jongste jaren dood te wezen voor alle andere schoonheden die ons oog kunnen treffen! Nee, nee, trouw is goed voor dwazen; iedere schoonheid heeft het recht ons te bekoren. Het voorrecht ons als eerste tegen het lijf te zijn gelopen, mag niet de anderen beroven van hun gerechte aanspraken op ons hart. Wat mij betreft, schoonheid brengt mij in verrukking, waar en wanneer ik haar vind, en ik zwicht maar al te graag voor het zoet geweld waarmee ze aan ons trekt. Ook al ben ik verplicht aan een schone, de liefde die ik voor haar koester, verplicht mijn gemoed nog niet de anderen onrecht aan te doen: ik houd mijn ogen open voor iedere verdienst en breng aan elk van hen de tol en hulde waartoe de natuur ons verplicht. Gebeure wat wil, ik kan mijn hart niet weigeren aan wat ik aan lieftalligs zie. Wanneer een mooi gezichtje mij erom vraagt, al had ik tienduizend harten, ik zou ze allemaal verschenken. Wat gaat er van een opkomende verliefdheid niet een onverklaarbare bekoring uit, en alle liefdesplezier ligt in verandering van spijs. Wat een genot om met honderd-en-een complimenten het hart van een jonge schoonheid te vermurwen, van dag tot dag de kleine vorderingen te zien die je maakt, en door middel van gevoelsuitbarstingen, tranen, verzuchtingen strijd te leveren met de argeloze schuchterheid van een hartje dat nog aarzelt de wapens neer te leggen!”
Molière (15 januari 1622 – 17 februari 1673)
Scene uit een opvoering in The Old Globe Theatre in London, 2004
De Oostenrijkse dichter en schrijver Franz Grillparzer werd geboren in Wenen op 15 januari 1791. Zie ook alle tags voor Franz Grillparzer op dit blog.
Kuss
Auf die Hände küßt die Achtung,
Freundschaft auf die offne Stirne,
Auf die Wange Wohlgefallen,
Selge Liebe auf den Mund;
Aufs geschloßne Aug die Sehnsucht,
In die hohle Hand Verlangen,
Arm und Nacken die Begierde,
Überall sonst hin Raserei.
Entsagung
Eins ist, was altergraue Zeiten lehren,
Und lehrt die Sonne, die erst heut getagt:
Des Menschen ewges Los, es heißt: entbehren,
Und kein Besitz, als den du dir versagt.
Die Speise, so erquicklich deinem Munde,
Beim frohen Fest genippter Götterwein,
Des Teuren Kuß auf deinem heißen Munde,
Dein wärs? Sieh zu! ob du vielmehr nicht sein.
Denn, der Natur alther notwendge Mächte,
Sie hassen, was sich freie Bahnen zieht,
Als vorenthalten ihrem ewgen Rechte,
Und reißens lauernd in ihr Machtgebiet.
All, was du hältst, davon bist du gehalten,
Und wo du herrschest, bist du auch der Knecht,
Es sieht Genuß sich vom Bedarf gespalten,
Und eine Pflicht knüpft sich an jedes Recht.
Nur was du abweist, kann dir wieder kommen.
Was du verschmähst, naht ewig schmeichelnd sich,
Und in dem Abschied, vom Besitz genommen,
Erhältst du dir das einzig deine: Dich!
Epigramm
Eifersucht ist eine Leidenschaft,
Die mit Eifer sucht, was Leiden schafft.
Franz Grillparzer (15 januari 1791 – 21 januari 1872)
Monument in Wenen
Zie voor nog meer schrijvers van de 15e januari ook mijn blog van 15 januari 2011 deel 2 en eveneens deel 3.