Antoine Wauters, Maud Vanhauwaert, Tsjêbbe Hettinga, F. Springer, Etty Hillesum, Osip Mandelstam, Mihai Eminescu, Molière, Philip Snijder

De Belgische dichter en schrijver Antoine Wauters werd op 15 januari 1981 geboren in Luik. Zie ook alle tags voor Antoine Wauters op dit blog.

Uit: Moi, Marthe et les autres

« 1. Nous arpentons le boulevard SainGerm et inspectons les restes des combats de nuit. Nous regardons devant nous, nous agenouillons, Josh dit: y a que des macchabées par ici, Hardy, que de la chair carbonisée. Il prend ma main et nous nous en allons, empruntant les petites rues et le funicul nous menant en droite ligne chez nous.

2. Je n’aime pas quand Josh s’approche trop quand il parle. Une odeur de charogne, Josh, à chaque fois qu’il s’approche trop près. Le monde est un lieu terrible, dis-je à Ossip en me collant à lui de retour dans la grotte, mais la bouche de Josh est encore plus infecte. Ossip sourit et me prend dans ses bras: t’es bête, Hardy. On s’endort en fixant la lune. La lune est bleue.

3. Nous fouillons les poubelles. Entrons dans de vieux magasins. Marthe nous devance, obsédée à l’idée de trouver du lait pour nourrissons. Ça sert à rien, Marthe, on lui dit. Tu le sais bien. Mais nos petits vont mourir si les choses continuent! hurle-t-elle. Et elle verse des larmes à peine perceptibles, que nous ne regardons pas, que nous ne regardons plus: nous avançons

4. Ce qu’il y a de comestible, nous le mettons dans des sacs. Ce qu’il y a de pourri, nous n’y touchons pas. S’il y a le moindre doute, nous l’écartons aussi. Ainsi des vieux oignons, des œufs, de la farine. Nous épargnons les pâtes, le riz, quelques graines dont on ignore le nom. Nous emportons les sacs dans nos réserves mais n’informons personne de l’endroit où se trouvent exactement celles-ci.

5. Tiens, j’ai encore perdu une dent, dit Ossip en me la montrant. Une nouvelle dent. Puis il sort abattre un poulet, plaçant le cou en équilibre sur le tronchet, mais frappant avec un gourdin. La tête du poulet pend. Qu’y a-t-il en ce monde qui puisse être épargné? demande Begraaf. Et il sourit comme seuls sourient les gens qui ont beaucoup perdu. »

 

 
Antoine Wauters (Luik, 15 januari 1981)

 

De Vlaamse dichteres en schrijfster Maud Vanhauwaert werd op 15 januari 1984 geboren in Veurne. Zie ook alle tags voor Maud Vanhauwaert op dit blog.

 

*

De jongen met droge lippen. Een maïsvliesje
het gat in zijn hoofd opgevuld met donkerpaars rubber maïsvliesje

overdag plastificeert hij uw documenten wijdbeens
in een steegje een afbladderende raffinaderij
maïsvliesje maïsvliesje

daarlangs rekt een accordeon zich uit
slomer past zich aan aan de sirene
maïsvliesje: plaveisel van de zomer

voor je het weet stookt hij met een dame tussen zijn tanden
smaakt de wijn hem ’s avonds naar een pasgeteerd scheepsdek
trekken ze maïsvliesjes

over hun hoofden schommelend
met verlamde benen, nagellak op droge lippen, plakt
aan hun zolen een verbolgen kwal

 

[het eerste gedicht gaat over]

het eerste gedicht gaat over

het uitspansel dat in een zalfje
in onze oren kleeft

dijbenen zoals ‘rose’ wanneer
uitgesproken in Marseille
wijde dijen. wij zijn speels

kletsen een opgerolde theedoek
tegen bovenarmen, zwellen

als stervende sterren op

 

[het tweede gedicht gaat over]

het tweede gedicht gaat over

het haar dat je in een klitje
uit de borstel trekt

voorzichtig op de kale legt
tevreden, zolang je de borelingen
maar stevig schudt en niet

zoals wij, huiswaarts
de geschoten schaapjes slap

over de schouder hangt

 

 
Maud Vanhauwaert (Veurne, 15 januari 1984)

 

De Friese dichter en vertaler Tsjêbbe Piter Hettinga werd geboren in Burgwerd op 15 januari 1949. Zie ook alle tags voor Tsjêbbe Hettinga op dit blog.

 

Het wagenhuis (Fragment)

Achttien jaar (nee, ouder hoef je ook niet te worden), ronde ziel
En gevangen in een hart van vijftien – haar scherp gescheiden, ernstig
Bloed, verrukt van wilde krullen, milde ogen, de dichte poort
Van het wagenhuis der genaaste liefde, waar schaamte nog wangen
Heeft, kleren vol dieselolie die nooit meer uit worden gedaan
Nadien, dochter van een boer die geld en dagen telt, van een zomer
Die vlamt in twee vulkanen, van gloeiendhete klei en lava,
Zwem (en ze zwemt) aan de lijn van de stroom, in ploegend trekkerbloed, nu,
In de delta van blauw geweld en zeezilveren scharen, zwem,
Zuster, van een broer die Zondag heet, en van een voorjaar verrezen
Onder twee opgaande manen, van nacht, vleermuis, konijnevacht,
Eet (en ze eet) de dromen van pijn en de vleesgeworden hostie
In de slangekuil van de wellust, jouw innemendheid, eet ze;
Het wagenhuis, bevrijd van de hoeve vol ogen en zwepen, slaat
Van zijn ankers: wagen, bokkig gevoerd, van huis met houten kruis
En gouden lichtvenster, met zijn inhoud, liggend op de bodem, van
Krullen, ogen, aanvalligheid, stort monddood in, ver loeiend vee;
Bloed en afgewerkte olie kruipen naar kuilen in de aarde,
Die het zomers stof draagt, geur van instinct en gasolie, gemengd.
Vanaf de brug (de vaart ruikt naar grond en modderpaling) zie ik hoe
De vlammen in de natte spiegel doven, hoor, de deur van een
Bergschuur piept in de buurtschap het roestig scharnier van de zomer dicht;
Een vrachtwagen boordevol bieten schakelt voor de brug over
De Bottevaart terug; warme dieselwalm kruipt in een winterjas.

 

 
Tsjêbbe Hettinga (15 januari 1949 – 7 maart 2013)

 

De Nederlandse schrijver en diplomaat F. Springer (eig. Carel Jan Schneider) werd geboren in Batavia op 15 januari 1932. Zie ook alle tags voor F. Springer op dit blog.

Uit: Teheran, een zwanezang

“Yvonne en ik hadden hem natuurlijk niet gezien, wij gingen op in elkaar. Iedere paar meter had ik iets grappigs gezegd waar zij om moest schateren, dus hem hadden we niet gezien. Nu wist hij voor eens en altijd… ‘Ach nee, Alfred, verkeerde droom, zo’n komiek ben ik niet.’ Maar hij knikte heel beslist. Ik bewonderde zijn gave om steeds weer nieuwe, nog martelender details voor onze openingsdialoog te bedenken. Zonder verdere omhaal begon hij vervolgens te vertellen over zijn oudste zoon, kei op school, en over de gezinsvakantie op ‘het fascinerende eiland Madagascar’, en over de moeilijke opdracht die hij in Brussel te vervullen had. Bij het bestuderen van de financiële stukken was hij op onregelmatigheden gestuit. Hij had weinig zin in de klus. Misschien moest hij wel tot faillissement adviseren. ‘Je zult het vast heel goed en diplomatiek afwikkelen,’ zei ik. (Voor zo’n delicaat karwei had hij precies de juiste, vertrouwen inboezemende, discrete, Zwitserse stem.) ‘En jij?’ vroeg hij terwijl we ons vastgespten. ‘Ze hebben zich thuis rot gelachen om je laatste boekje waarin je ons onder meer Nietzsche voorschotelt, met dat dolle paard in Turijn, 1889, alsof je er zelf bij was dat wel, maar volgens mijn jongens klopt er geen fluit van je story.’ Schor lachje. ‘Geeft niks, Alfred, je kent mijn handelsmerk. Ik besprenkel bekende historische feiten met een fantasierijk lawaaisausje. Die bekende boekjes zijn niet voor slimme Zwitserse klokkenmakertjes bedoeld. Ik schrijf voor nitwits. Populair en geïllustreerd. Niets is zo gemakkelijk als geschiedschrijving.’ ‘Geschiedschrijving is wel een erg groot woord voor Toby Harrison’s Illustrated Mirror of History & Culture,’ zei hij droog. ‘Je heb me trouwens nooit verteld hoe je aan dat pseudoniem komt.’ ‘Verzonnen door derden. Wat ik je allang had willen zeggen, ik wens ook door jou niet anders meer genoemd te worden.’ `Ik ken je al honderd jaar, man! Doe niet zo gek. Je denkt toch niet dat ik opeens Toby tegen je kan zeggen? Toby Toby, dat krijg ik niet uit mijn bek.’ ‘Ik luister niet meer naar andere namen. Toby Harrison is ongemerkt wereldberoemd aan het worden. Vooral zijn biografieën van levende en dode personen van vorstelijken bloede doen het heel goed. Die Nietzsche met dat paard was een filosofisch tussendoortje.’ Na een kwartier vliegen was hij bereid mij voortaan Tobias te noemen. Een vrij stijve naam die meer bij hem dan bij mij hoorde. ‘Als jij vindt dat een schuilnaam bevorderlijk is voor de verkoop van je eh… geschiedenisboekjes wil ik geen spelbreker zijn. Dat is de enige reden waarom ik dan maar in godsnaam eh… Tobias zeg, maar Toby, dat nooit.’

 

 
F. Springer (15 januari 1932 – 7 november 2011)
Cover

 

De Nederlandse schrijfster Etty Hillesum werd geboren in Middelburg op 15 januari 1914. Zie ook alle tags voor Etty Hillesum op dit blog.

Uit: Het verstoorde leven

“Zondag, 9 maart [1941].
(…)

“Zoals ook bij het geslachtelijke verkeer de laatste bevrijdende schreeuw altijd schuw in de borst blijft steken. Erotisch ben ik geraffineerd en ik zou haast zeggen doorgewinterd genoeg om tot de goede minnaressen te behoren en de liefde lijkt dan ook volmaakt, maar toch blijft het Spielerei om het essentiële heen, er blijft diep in me iets gevangen. En zo is het ook met de rest. Intellectueel ben ik zo geoefend dat ik alles kan peilen, alles kan aanroeren met heldere formules, ik lijk zeer überlegen in vele problemen des levens, maar toch, daar heel diep zit een samengebalde kluwen, er houdt me iets vast in de greep en ik ben af en toe toch maar een angstige stakkerd, ondanks het heldere denken.
Laat ik het moment van vanochtend even vasthouden, hoewel het me nu al bijna weer ontglipt is. Door helder denkwerk had ik S. voor een ogenblik overwonnen. Zijn doorzichtige, reine ogen, zijn zware zinnelijke mond; zijn stierachtige, zware gestalte, en de vederlichte, bevrijde bewegingen. De strijd tussen stof en geest, die bij deze 54-jarige man nog in volle gang is. En het lijkt of ik verpletterd word onder het gewicht van die strijd. Ik word bedolven onder die persoonlijkheid en kan er niet onder uitkomen; mijn eigen problemen, die ik ongeveer als van dezelfde aard aanvoel, liggen daar maar wat te spartelen. Het is natuurlijk toch heel anders en het kan niet precies gezegd worden, de eerlijkheid is misschien nog niet onbarmhartig genoeg bij mij en om met woorden tot de bodem der dingen door te dringen valt ook niet mee.
Eerste indruk van enige minuten: geen zinnelijk gezicht, on-Hollands, type dat me toch ergens vertrouwd was, deed denken aan Abrascha, was me toch niet helemaal sympathiek.
Tweede indruk: verstandige, ongelofelijk verstandige, stokoude, grauwe ogen, die de aandacht van de zware mond voor korte tijd wisten af te leiden, maar toch niet helemaal. Zeer geïmponeerd door zijn werk: het peilen van mijn diepste conflicten door het lezen in mijn tweede gezicht: de handen. Ergens ook even heel onaangenaam getroffen: toen ik even niet oplette en dacht dat hij het over mijn ouders had: Nein, das alles sind Sie, philosophisch, intuitiv begabt en nog wat van die heerlijkheden, das alles sind Sie. Hij zei het op de manier zoals je een klein kind een koekje in de hand duwt. Ben je nou niet blij? Ja, al die mooie eigenschappen hebt u nou, bent u nou niet blij? Toen een kort moment van afkeer, ergens vernederd, misschien ook alleen maar geraakt in m’n esthetische gevoel, in ieder geval vond ik hem toen vrij misselijk.”

 

 
Etty Hillesum (15 januari 1914 – 30 november 1943)

 

De Russische dichter Osip Mandelstam werd geboren op 15 januari 1891 in Warschau. Zie ook alle tags voor Osip Mandelstam op dit blog.

 

Only to read childrens’ books

Only to read childrens’ books,
only to love childish things,
throwing away adult things,
rising from saddest looks.

I am wearied to death with life.
There’s nothing it has that I want,
but I celebrate my naked earth,
there’s no other world to descant.

A plain swing of wood;
the dark, of the high fir-tree,
in the far-off garden, swinging;
remembered by feverish blood.

 

A speechless sadness

A speechless sadness
opened two huge eyes.
A vase of flowers woke:
splashing crystal surprise.

The whole room filled,
with languor – sweet potion!
Such a tiny kingdom
to swallow sleep’s ocean.

Wine’s slight redness,
May’s slight sunlight –
fingers, slender, and white,
breaking wafer-fragments.

 

Silentium

She has not yet been born:
she is music and word,
and therefore the un-torn,
fabric of what is stirred.

Silent the ocean breathes.
Madly day’s glitter roams.
Spray of pale lilac foams,
in a bowl of grey-blue leaves.

May my lips rehearse
the primordial silence,
like a note of crystal clearness,
sounding, pure from birth!

Stay as foam Aphrodite – Art –
and return, Word, where music begins:
and, fused with life’s origins,
be ashamed heart, of heart!

 

Vertaald door A. S. Kline

 

 
Osip Mandelstam (15 januari 1891 – 27 december 1938)
Portret door Alexander Osmerkin.

 

De Roemeense dichter Mihai Eminescu (eigenlijk Mihail Eminovici) werd geboren op 15 januari 1850 in Botoşani bij Czernowitz. Zie ook alle tags voor Mihai Eminescu op dit blog.

 

Lucifer (Fragment)

Until one night with shower of rays
He slips into her room,
As though a strange and silver haze
Did round about her loom.  

And when at last the child to rest
Upon her sofa lies,
He iays her arms across her breast
And closes her soft eyes.  

While where his ray on mirror lands
And is upon her couch redrifted,
It falls upon her throat and hands
And on her face uplifted.  

A smile is on her lips it seems ;
He in the mirror trembles,
For smooth his ray glides midst her dreams
And round her soul assembles.  

And while she is in slumber gone
She murmurs through her sighs :
“Come down to me beloved one,
Fair prince of the clear skies.  

Come down, good Lucifer and kind ,
O lord of my aspire,
And flood my chamber and my mind
With your sweetest fire !”  

And Lucifer beams still more bright
To hear her word’s emotion ;
Then like a comet in its flight
Dives down into the ocean.  

 

 
Mihai Eminescu (15 januari 1850 – 15 juni 1889)
Scene uit de Roemeense film “A Clod of Clay (Un bulgare de huma)” met Dorel Visan als Ion Creanga en Adrian Pintea als Mihai Eminescu uit 1989

 

De Franse toneelschrijver en acteur Molière (pseudoniem van Jean-Baptiste Poquelin) werd geboren in Parijs op 15 januari 1622. Zie ook alle tags voor Molière op dit blog.

Uit:  Le Misanthrope

« ALCESTE.
Non, elle est générale, et je hais tous les hommes:
Les uiis, parce qu’ils sont méchans et malfaisans;
Et les autres, pour être aux méchans complaisans,
Et n’avoir pas pour eux ces haines vigoureuses
Que doit donner le vice aux ames vertueuses.’
De cette complaisance on voit l’injuste excès
Pour le franc scélérat avec qui j’ai procès.
Au travers de son masque on voit à plein le traître:
Partout il est connu pour tout ce qu’il peut être;.
Et ses roulemens d’yeux et son ton radouci
N’imposent qu’à des gens qui ne sont point d’ici;
On sait que ce pied-plat, digne qu’on le confonde,
Par de sales emplois s’est poussé dans le monde,
Et que par eux son sort, de splendeur revêtu,
Fait gronder le mérite et rougir la vertu;
Quelques titres honteux qu’en tous lieux on lui donne,
Son misérable honneur ne voit pour lui personne:
Nommez-le fourbe, infâme, et scélérat maudit,
Tout le monde en convient, et nul n’y contredit.
Cependant sa grimace est partout bien venue,
On l’accueille, on lui rit, partout il s’insinue;
Et, s’il est, par la brigue, un rang à disputer,
Sur le plus honnête homme on le voit l’emporter.
Tétebleu! ce me sont de mortelles blessures
De voir qu’avec le vice on garde des mesures;
Et parfois il me prend des mouvemens soudains
De fur dans un désert l’approche des humains.!
PHILINTE.
Mon Dieu! des moeurs du temps mettons-nous moins en peine ,
Et faisons un peu grace à la nature humaine;
Ne l’examinons point dans la grande rigueur,
Et voyons ses défauts avec quelque douceur.
Il faut parmi le monde une vertu traitable;
A force de sagesse on peut être blâmable :
La parfaite raison fuit toute extrémité,
Et veut que l’on soit sage avec sobriété?
Cette grande roideur des vertus des vieux âges… »

 

 
Molière (15 januari 1622 – 17 februari 1673)
Scene uit een opvoering in Avignon, 2014

 

Onafhankelijk van geboortedata:

De Nederlandse schrijver Philip Snijder werd geboren in Amsterdam in 1956. Zie ook alle tags voor Philip Snijder op dit blog.

Uit: Zondagsgeld

“De dag dat ik als eerste op een dempie in de Bickersgracht stond, moet een dag in de late herfst of winter zijn geweest, want mijn opa lag in bed. Al speelt dit vele jaren geleden, ik herinner me met zekerheid dat het een van de dagen was waarop ik mijn vier sneetjes witbrood moest zien weg te krijgen in de walm van zijn ongewassen berenlijf, en dat ik krampachtig probeerde niet naar hem te kijken. Als ik keek, zou hij zijn gele tanden bloot grijnzen en mij tussen de klamme, vettige lakens bij zich noden. (`Kom lekker bij opa, pik…’) Dan zou hij een arm om me heen slaan, me genoeglijk tegen zijn zweterige ondergoed trekken en mij laten mee-eten van de stukken brood die hij eerst diep in een klotsend bord jus doopte. Deze ontvangsten in bed waren zijn vertoon van grootvaderlijke tederheid, waarmee hij op quasi zachtmoedige momenten graag zijn publiek imponeerde. Maar als ik oogappel van dienst moest zijn, zou ik niet op tijd wegkomen om nog vóór het begin van de schoolmiddag met twee benen op het nieuwe dempie bij de Stenen Brug te staan. En als ik daar als eerste wilde zijn, was verder uitstel echt onmogelijk. Zeker nu ik had gezien dat er sinds een paar dagen een niet-lekke plastic bal op lag, die niemand nog had durven terug te halen. De hele winter hield mijn opa het bed. Niet dat hij ziek of invalide was. Tegen het eind van het najaar stapte hij op een ochtend gewoon niet meer uit het verzakte opklapbed dat een groot deel van het bedompte huiskamertje in beslag nam. Met de slappe kussens omhooggewerkt lag hij dan maandenlang tussen groezelige lakens en dekens het kamertje te vullen met de slaaplucht van zijn enorme lijf. Als een levend opgebaarde, misnoegde observator van zijn eigen wake. Van ’s morgens tot ’s avonds laat waren er, behalve mijn opa en opoe zelf, vele gasten in dat kamertje aanwezig. Zoons, dochters, kleinkinderen, buurvrouwen met tante-status, ze stroomden samen uit alle hoeken van het Bickerseiland om onderuitgezakt, gapend en zich krabbend, bij mijn opa en opoe hun dagen uit te zitten. Alle stoelen en leuningen waren continu bezet met hangend mensenvlees. Voor dit bezoek was geen andere aanleiding dan het instinctief zoeken van geruststellende broeierigheid. Als een nest bij elkaar wegschuilende muizen voelde deze permanente visite zich warm en veilig. De donderende scheldtirades waarmee mijn opa zich nu en dan over de bezoekers heen tot zijn vrouw richtte, brachten de schemertoestand in het kamertje niet in gevaar.”

 

 
Philip Snijder (Amsterdam, 1956)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e januari ook mijn blog van 15 januari 2017 deel 2 en eveneens deel 3.

Antoine Wauters, Etty Hillesum, Tsjêbbe Hettinga, Maud Vanhauwaert, F. Springer, Osip Mandelstam, Mihai Eminescu, Molière, Philip Snijder

De Belgische dichter en schrijver Antoine Wauters werd op 15 januari 1981 geboren in Luik. Zie ook alle tags voor Antoine Wauters op dit blog.

 

Uit: Césarine de nuit (Fragment)

Et elle s’engouffre dans les couloirs, dans les
chambres vides, dans le grand réfectoire à peu
près aussi vide sauf le couvert dressé, vêtue
d’un linge ou d’un tricot, et sur le haut des
cuisses un petit short court de la taille
d’un mouchoir, une jupette aux cents plis. Tout le
monde dort, dit-elle, ou tout le monde est mort,
et maintenant son regard va d’un pan de mur
au verrou de la porte, du verrou de la porte à la
fenêtre de l’atelier, au carrelage étoilé où elle
gît.

Césarine des bassins, des machines, des
travaux de couture dont elle s’acquitte tout en
bruissements. Car c’est ainsi. On lui fait
accoucher chaque jour de petites filles et petits
garçons de coton, de bien légères pelotes à
tirettes et velcros. Le soir on lui réclame ses
marchandises, ces enfants de lycra bien serrés
et liés dans de minces sacs plastique qu’on
expédie ensuite par l’eau. À la ville. Aux
grandes villes d’ici et là-bas.
On ne vous dit pas où.

On l’attache aux anneaux, au métal d’aciérie.
Ses mains, dans le dos, fixées au crochet prévu
à cet effet, à un point à peine moins élevé que
la fenêtre et son verrou. On a le cordeau, la
chaînette, et des cartouches de rouge à lèvres
dont on lui lave les dents, les cris et la colère.
On vient à elle avec des lattes, nos petites
verges délicates et l’envie de la consoler.
L’entendre. La voir sourire.

 

 
Antoine Wauters (Luik, 15 januari 1981)

Lees verder “Antoine Wauters, Etty Hillesum, Tsjêbbe Hettinga, Maud Vanhauwaert, F. Springer, Osip Mandelstam, Mihai Eminescu, Molière, Philip Snijder”

Antoine Wauters, Etty Hillesum, Osip Mandelstam, F. Springer, Maud Vanhauwaert, Mihai Eminescu, Philip Snijder

De Belgische dichter en schrijver Antoine Wauters werd op 15 januari 1981 geboren in Luik. Zie ook alle tags voor Antoine Wauters op dit blog.

Uit:Nos Mères

“Elles nous demandent où nous vivons.
Tout haut, nous ne répondons rien.
Tout bas, nous répondons dans le plus grand et le plus beau lieu entouré de biefs, d’osselets, de cascades d’eau chaude et de fines pluies qui ne souillent pas. Sur une terre blanche. Dans un village de petite taille et de petite montagne que nous n’allons jamais quitter, dit-on.
Nous demeurons. Nous disons nous mordons, et nous mordons. Aveugles. Nos pieds nus caressés par les crocs de bêtes noires. Des araignées peut-être. Il y en a tant dans la région. Ou des cafards. Ils escaladent sur nous.
Nous portons des pelisses, des gilets de fine laine, mais le plus souvent nous allons nus.
Après journée, elles viennent nous chercher derrière les plantations de bananes, d’oranges et de mangues où nous vivons dans une abondance verte.
Nous mentons.
Nos mères nous fixent durement. Elles n’ont encore rien dit mais préparent des sermons, l’air mauvais et une verge à la main dont elles vont déchirer nos peaux, c’est sûr, afin de nous rendre moins fragiles garçons.
Elles nous aiment, c’est évident, simplement elles ne supportent plus grand-chose depuis qu’elles sont seules avec nous.
Pieds nus sur la terrasse, elles racontent l’épisode de la mort de l’homme de leur vie, mais entre leurs dents, tout bas, toujours entre leurs dents. Mort dans la boue des poussières d’obus disent-elles, et mort dans la poussière des tirs de Kalachnikov des milices adverses répétons-nous, entre nos dents aussi, tout bas, tâchant de ne pas les affoler.
Elles, elles voudraient que ce soit ça et rien d’autre : elles et nous, elles avec nous, et nous pour elles.
Elles tentent alors de nous capturer, des boucles terminant leurs mains. De nous garder. De nous couver si fort souvent et de nous punir de ce que nous sommes d’affreux gamins et galopins.”

 

 
Antoine Wauters (Luik, 15 januari 1981)

Lees verder “Antoine Wauters, Etty Hillesum, Osip Mandelstam, F. Springer, Maud Vanhauwaert, Mihai Eminescu, Philip Snijder”

Antoine Wauters, Etty Hillesum, Osip Mandelstam, F. Springer, Maud Vanhauwaert, Mihai Eminescu, Philip Snijder

De Belgische dichter en schrijver Antoine Wauters werd op 15 januari 1981 geboren in Luik. Zie ook alle tags voor Antoine Wauters op dit blog.

Uit: Sylvia

Maintenant que vous êtes nus, feu au feu,
en la cendre la cendre, tu me viens par
grâce, Sylvia. Arquée comme petite. Et tout
ce que tu parviens à saisir de moi, en moi,
ou à toucher entre les points jamais comblés
du corps, et que tu entends et qui s’écrit ou
même s’essouffle, considère-le comme la
plus mince parcelle encore, mon
bruissement, la poussière.

Maintenant je ne peux pas bouger, ni la
jambe, ni supporter ce qui a pris place de
souffle, toute lumière utile à vos vies. Qui a
pris, ou par le feu a rejoint la zone grise, ton
ventre, Armand, creusé et composté sous le
prunus, ton ventre, Charles, mort et mis à
brûler parmi les restes. Mais maintenir vos
yeux, comme clarté pure ou diffuse joie, en
les miens grands ouverts, je dois.

 

 
Antoine Wauters (Luik, 15 januari 1981)

Lees verder “Antoine Wauters, Etty Hillesum, Osip Mandelstam, F. Springer, Maud Vanhauwaert, Mihai Eminescu, Philip Snijder”

Osip Mandelstam, F. Springer, Mihai Eminescu, Johannes Beilharz, Molière, Franz Grillparzer

De Russische dichter Osip Mandelstam werd geboren op 15 januari 1891 in Warschau. Zie ook alle tags voor Osip Mandelstam op dit blog.

Bahnhofskonzert

Kein Atmen mehr. Das Firmament – voll Maden.
Verstummt die Sterne, keiner glüht,
Doch über uns, Gott siehts, Musik, dort oben −
Der Bahnhof bebt vom Aonidenlied,
Und wieder ist die Luft, zerrissen von Signalen,
Die Geigenluft, die ineinanderfließt.

Der Riesenpark. Die Bahnhofskugel, gläsern.
Die Eisenwelt – verzaubert, abermals.
Und feierlich, in Richtung Nebel-Eden,
Zu einem Klang-Gelage rollt die Bahn.
Ein Pfauenschrei, Klaviergetöse.
Ich kam zu spät. Ich träum ja. Mir ist bang.

Der Glaswald rings, ich habe ihn betreten.
Der Geigen-Bau – in Tränen, aufgewühlt.
Der Duft der Rosen in den Moder-Beeten;
Der Chor der Nacht, der anhebt, wild.
Der teure einst, der mitzog, er, der Schatten…
Sein Nachtquartier: ein gläsernees Gezelt…

Die Eisenwelt, sie schäumt, schäumt vor Musik −
Mir ist, als bebte sie am ganzen Leibe −
Ich steh im Glasflur, lehne mich zurück.
Wo willst du hin? Es ist die Totenfeier
Des Schattens, der dort ging. Noch einmal war Musik
.

 

Man gab mir einen Körper

Man gab mir einen Körper – wer
sagt mir, wozu? Er ist nur mein, nur er.

Die stille Freude: atmen dürfen, leben.
Wem sei der Dank dafür gegeben?

Ich soll der Gärtner, soll die Blume sein.
Im Kerker Welt, da bin ich nicht allein.

Das Glas der Ewigkeit – behaucht:
Mein Atem, meine Wärme drauf.

Die Zeichnung auf dem Glas, die Schrift:
Du liest sie nicht, erkennst sie nicht.

Die Trübung, mag sie bald vergehn.
Es bleibt die zarte Zeichnung stehn.

 

Vertaald door Paul Celan

 
Osip Mandelstam (15 januari 1891 – 27 december 1938)
Monument in Voronezj, Rusland

Lees verder “Osip Mandelstam, F. Springer, Mihai Eminescu, Johannes Beilharz, Molière, Franz Grillparzer”

F. Springer, Osip Mandelstam, Mihai Eminescu, Johannes Beilharz, Molière, Franz Grillparzer

De Nederlandse schrijver en diplomaat F. Springer (eig. Carel Jan Schneider) werd geboren in Batavia op 15 januari 1932. Zie ook alle tags voor F. Springer op dit blog.

 

Uit: Over Tarzan, Flash Gordon en andere vroege helden

“In 1942 veegden de Japanse legers hardhandig en in de tijd gemeten in een vloek en een zucht de trotse maar ook gezapige kolonie Nederlands-Indië van de kaart. Wij woonden in Bandoeng, toen nog op oudvaderlandse wijze met oe geschreven. Mijn vader was leraar aan het Christelijk Lyceum in die stad. Hij gaf Duits, maar die taal werd op de scholen in Indië al snel na 10 mei 1940 taboe verklaard. Hoewel ook de taal van Goethe en Thomas Mann, diens zelfverklaarde plaatsvervanger op aarde, was Duits voortaan in Indië alleen nog maar de taal van de vijand. Mijn vader werd bijkans van vandaag op morgen hulpdocent Nederlands en gelukkig voor hem was het Lyceum christelijk en hij zelf ook, dus kon hij met godsdienstonderwijs zijn verplicht aantal lesuren halen. Hij was toen 35. Natuurlijk werd hij ook landstormsoldaat – iedere Europese man die in Indië kon lopen en fietsen werd opgeroepen – en vlak voor de komst van de Japanse troepen bombardeerde men hem zelfs nog tot reserve tweede-luitenant van het Kon. Ned. Ind. Leger. Hoewel militaire organisaties waar het dienstplichtigen betreft, vaak uitmunten in het zetten van de verkeerde man op de verkeerde plaats, kreeg mijn vader warempel zinvol en nuttig werk, en wel bij de cryptologische afdeling van het geallieerde hoofdkwartier (Nederlands-Indisch, Brits, Australisch) toen dat, op de terugmars uit Azië – voortgebezemd door de Japanners – enige tijd op Bandoeng bivakkeerde, op nog geen tien minuten van onze straat verwijderd. Daar was mijn vader, samen met anderen, belast met het coderen en decoderen van geheime telegrammen die de geallieerde bevelhebbers ter zee, te land en in de lucht met elkaar wisselden in die eindfase van de strijd om Nederlands-Indië, ach, van de strijd om geheel koloniaal Azië. Ik was trots op mijn vader als ik hem ’s morgens op zijn fiets zag wegrijden, in zijn groene uniform, kakiputtees om de kuiten, soldatenkistjes aan de voeten, bivakmuts schuin op het hoofd, een revolver op zijn heup bungelend, en een pakje brood onder de snelbinder.”

 


F. Springer (15 januari 1932 – 7 november 2011)

Hier met Adriaan van Dis (l) op de Tokyo International Book Fair in 2000

Lees verder “F. Springer, Osip Mandelstam, Mihai Eminescu, Johannes Beilharz, Molière, Franz Grillparzer”

F. Springer, Osip Mandelstam, Mihai Eminescu, Johannes Beilharz, Molière, Franz Grillparzer

De Nederlandse schrijver en diplomaat F. Springer (eig. Carel Jan Schneider) werd geboren in Batavia op 15 januari 1932. Zie ook alle tags voor F. Springer op dit blog.

Uit: Bougainville

‘Je bevindt je samen uitgerekend in zo’n afgelegen pestland en dan gebeurt zoiets. Ik weet dat hij vaak aan mij dacht, en ik heb hem vaak in mijn verhaaltjes gebruikt, zijn uiterlijk, dingen die hij vroeger zei, een paar gemeenschappelijke avonturen… Als ik was meegegaan naar Cox’s Bazaar die dag, had ik hem misschien kunnen redden. Weet je, Madeleen, dat ik deze gedachte nog nooit tegenover iemand heb uitgesproken…’

Nu keek ze me aan. Ik pakte haar hand en zo zaten we heel lang en ze huilde geluidloos.

‘Je hoeft je zelf niets te verwijten, Bo.’ Een glimlach door tranen heen. Ik keek naar haar vingers. Heel lichtroze gelakte nagels, geen ringen. Roerloos lagen ze in mijn hand.

‘Niemand weet,’ zei ze, ‘niemand weet dat ik hem nog gezien heb. In Amsterdam. Hij moest naar Wenen, maar eerst waren we nog samen. Vierentwintig uur, Bo, vierentwintig hele uren, Bo! Moet je daarop teren voor de rest van je leven, op vierentwintig uren? Ik dacht, een nieuw begin, en hij ook. Of niet? We hebben die dingen niet besproken. We hebben die dingen vroeger ook nooit besproken. De volgende dag hield ik het thuis niet meer uit, ben in het vliegtuig naar Engeland gestapt. Eerst heb ik nog geprobeerd hem op te bellen in zijn hotel. Hij was er natuurlijk niet. Maar ach, wat gaf dat – ik was blij, Bo! Zo had ik mij nog nooit gevoeld. En wachten, wachten op zijn brieven. Niets niets helemaal niets, nooit meer iets gehoord. Ach, ik nam het hem niet kwalijk. Zo was hij vroeger ook, zei ik tegen me zelf. Wekenlang stond hij dagelijks op de stoep, dan opeens twee maanden zelfs geen groet, dan opeens Amerika. En waarom ook niet? Zo was het tussen ons. We hebben er ook vroeger nooit over gesproken hoe het verder moest, dan krijg je die misverstanden…’

Moest ik nu met opa’s oude kasboek op tafel komen? Nú moest ik toch zeggen dat ik alles wist, dat ze niet verder hoefde te gaan, dat Tommie vanuit Wenen had gebeld, elke avond – maar hoe had hij in godsnaam kunnen weten dat ze redeloos van geluk het vliegtuig naar Engeland had genomen, en had ze zélf niet kunnen schrijven? Had ik het recht haar nog verdrietiger te maken dan ze al was door haar erop te wijzen dat ze door die vliegreis alles, alles… Had hij mij die verdomde memoires maar nooit gestuurd.“

F. Springer (15 januari 1932 –7 november 2011)

Lees verder “F. Springer, Osip Mandelstam, Mihai Eminescu, Johannes Beilharz, Molière, Franz Grillparzer”

Osip Mandelstam, Mihai Eminescu, Johannes Beilharz, Molière, Franz Grillparzer

De Russische dichter Osip Mandelstam werd geboren op 15 januari 1891 in Warschau. Zie ook mijn blog van 15 januari 2007 en ook mijn blog van 15 januari 2008 en ook mijn blog van 15 januari 2009 en ook mijn blog van 15 januari 2010.

Zärtlicher als zärtlich 

Zärtlicher als zärtlich
Ist dein Gesicht,
Weißer als Weißes
Ist deine Hand,
Stets bliebst du fern
Der Welt, der gesamten,
Allem, was dein ist,
Niemand entkam.

All deiner Trauer
Niemand entkam,
Auch den nie erkaltenden
Fingern der Hand,
Auch dem nie verzagenden
Ruhigen Klang
Im Fernen
Der Reden
Und Augensterne.

 

Vertaald door Erich Boerner

 

A flame is in my blood

A flame is in my blood
burning dry life, to the bone.
I do not sing of stone,
now, I sing of wood.

It is light and coarse:
made of a single spar,
the oak’s deep heart,
and the fisherman’s oar.

Drive them deep, the piles:
hammer them in tight,
around wooden Paradise,
where everything is light.

 

Vertaald door A. S. Kline

 

Osip Mandelstam (15 januari 1891 – 27 december 1938)

 

Lees verder “Osip Mandelstam, Mihai Eminescu, Johannes Beilharz, Molière, Franz Grillparzer”

Osip Mandelstam, Mihai Eminescu, Johannes Beilharz, Molière, Franz Grillparzer, Willem de Clercq, Louis Guilloux

De Russische dichter Osip Mandelstam werd geboren op 15 januari 1891 in Warschau. Zie ook mijn blog van 15 januari 2007 en ook mijn blog van 15 januari 2008 en ook mijn blog van 15 januari 2009.

 

 

So wie Rauschgoldengel glühn

Tief im Wald die Weihnachtsbäume;

Im Gebüsch: der Spielzeugwölfe

Wilde Schreckensaugen schieln.

 

Meine Trauer ist so alt

Wie der Freiheit leises Rufen;

Unbelebter Himmelskuppel

Ewig lächelnder Kristall!

 

 

* * *

 

 

Nur noch Kinderbücher zu lesen,

Nur noch Kindergedanken zu hegen,

Alles Große ganz weit zu verwehen,

Aus tiefem Kummer stets aufzuerstehn.

 

Ich bin vom Leben so tödlich geschafft,

Dass ich von ihm nichts mehr annehmen werde,

Ich liebe jedoch diese kärgliche Erde,

Weil ich noch nie eine andere sah.

 

Ich schaukelte in einem Garten, weit fort,

Auf einer einfachen, hölzernen Schaukel.

Hohe Tannen am dunklen Ort

Sah ich, erinnernd, durch Traumnebel gaukeln.

 

 

Vertaald door Erich Boerner

 

 

Brothers, let us glorify freedom’s twilight 

 

Brothers, let us glorify freedom’s twilight –

the great, darkening year.

Into the seething waters of the night

heavy forests of nets disappear.

O Sun, judge, people, your light

is rising over sombre years

 

Let us glorify the deadly weight

the people’s leader lifts with tears.

Let us glorify the dark burden of fate,

power’s unbearable yoke of fears.

How your ship is sinking, straight,

he who has a heart, Time, hears.

 

We have bound swallows

into battle legions – and we,

we cannot see the sun: nature’s boughs

are living, twittering, moving, totally:

through the nets –the thick twilight – now

we cannot see the sun, and Earth floats free.

 

Let’s try: a huge, clumsy, turn then

of the creaking helm, and, see –

Earth floats free. Take heart, O men.

Slicing like a plough through the sea,

Earth, to us, we know, even in Lethe’s icy fen,

has been worth a dozen heavens’ eternity.

 

Vertaald door A. S. Kline

 

mandelstam_osip

Osip Mandelstam (15 januari 1891 – 27 december 1938)

 

De Roemeense dichter Mihai Eminescu (eigenlijk Mihail Eminovici) werd geboren op 15 januari 1850 in Botoşani bij Czernowitz. Zie ook mijn blog van 15 januari 2007 en ook mijn blog van 15 januari 2009.

 

Zum Stern

 

Zum Stern, der gerade aufgetaucht,

Der Weg ist lang und seicht,

Es viele tausend Jahre braucht

Bis uns sein Licht erreicht.

 

Vielleicht erlosch schon längst sein Schein

Durch blaue leuchtend’ Sterne,

Nur noch sein Strahl so schön und rein

Flimmert jetzt aus der Ferne.

 

Des toten Sternes Bild so nah

Erklimmt des Himmels Licht

Er war, als man ihn noch nicht sah,

Heut’ sehn wir ihn… ist nicht.

 

Gleich unsrer Wehmut, wie ein Dieb,

Verschwand im dunklen Glimmer

Das Licht der uns erloschnen Lieb,

Verfolgt uns heut noch immer.

 

 

Oh, Mutter…

 

Oh, Mutter, liebste Mutter, aus Nebeldunkelheit

Durch Blätterrauschen rufst mich in deine Ewigkeit;

Über die dunklen Schatten der heilig kalten Gruft

Schütteln Akazien Blätter gedrängt von Herbst und Luft,

Die Zweige rauschen leise, als sprächen sie dein Wort…

Sie ewig werden rauschen, du ewig ruhest dort.

 

Und wenn ich sterb’, Geliebte, so weine nicht um mich;

Den Zweig von unsrer Linde mit zartem Finger brich,

An meinem Haupt mit Sorgfalt den Zweig sollst du begraben

Und deine feuchten Tränen lass’ auf ihn runterfallen;

Ich werde seinen Schatten empfinden immerfort…

Und ewig wächst der Schatten, ich ruh’ an diesem Ort.

 

Doch wenn das Schicksal möchte, dass wir gemeinsam sterben,

Soll man uns nicht begraben in düstren Friedhofserden,

Das Grabe man uns schaufle am Bachesufer Rande

In einen Sarg, Geliebte, uns bette dort im Sande;

An meiner Brust für ewig wirst sein und immerfort…  

Der Bach wird uns beweinen, wir ruh’n an diesem Ort.

Vertaald door Christian W. Schenk

 

eminescu

Mihai Eminescu (15 januari 1850 – 15 juni 1889)
Borstbeeld in Boekarest

 

De Duitse dichter, schrijver, vertaler en schilder Johannes Beilharz werd geboren op 15 januari 1956 in Oberndorf am Neckar. Zie ook mijn blog van 15 januari 2009.

 

Wer interessiert sich für mich?

                                      Gewidmet allen Poeten mit mehr Poeten als Publikum

 

Nach einem solchen Titel muss jetzt etwas vollkommen Unerwartetes kommen,
zum Beispiel etwas über die Binder grober Besen aus Birkenreisig.

 

Oder über die Wahr- oder Unwahrscheinlichkeit eines Krieges,
oder etwas über die Wahrheit, ihre Findung oder Verhüllung,

 

oder etwas über Gynäkologie, die immer desolater werdende Situation
der Reformhäuser in Deutschland (diese Altersmüdigkeit, diese

 

Verfehlung einst hehrer Ziele) oder den Verfall eines bestimmten
Mietshauses mit langweilig-klobigen Linien, gebaut in den

 

Neunzehnhundertsechzigern, zu finden östlich des Wagenburg-
tunnels in Stuttgart Ost. Sonne, auch heute bist du aufgegangen.

 

Beilharz

Johannes Beilharz (Oberndorf am Neckar, 15 januari 1956)

 

De Franse toneelschrijver en acteur Molière (pseudoniem van Jean-Baptiste Poquelin) werd geboren in Parijs op 15 januari 1622. Zie ook mijn blog van 15 januari 2007  en ook mijn blog van 15 januari 2008 en ook mijn blog van 15 januari 2009.

 

Uit:  Le Tartuffe, ou l’Imposteur

ACTE I, Scène première

 

MADAME PERNELLE

Allons, Flipote, allons, que d’eux je me délivre.

ELMIRE

Vous marchez d’un tel pas qu’on a peine à vous suivre.

MADAME PERNELLE

Laissez, ma bru, laissez, ne venez pas plus loin:

Ce sont toutes façons dont je n’ai pas besoin.

ELMIRE

De ce que l’on vous doit envers vous on s’acquitte.

Mais, ma mère, d’où vient que vous sortez si vite?

MADAME PERNELLE

C’est que je ne puis voir tout ce ménage-ci,

Et que de me complaire on ne prend nul souci.

Oui, je sors de chez vous fort mal édifiée:

Dans toutes mes leçons j’y suis contrariée,

On n’y respecte rien, chacun y parle haut,

Et c’est tout justement la cour du roi Pétaut.

DORINE

Si…

MADAME PERNELLE

Vous êtes, mamie, une fille suivante

Un peu trop forte en gueule, et fort impertinente:

Vous vous mêlez sur tout de dire votre avis.

DAMIS

Mais…

MADAME PERNELLE

Vous êtes un sot en trois lettres, mon fils.

C’est moi qui vous le dis, qui suis votre grand’mère;

Et j’ai prédit cent fois à mon fils, votre père,

Que vous preniez tout l’air d’un méchant garnement,

Et ne lui donneriez jamais que du tourment.

 

OrangeOperaMoliere1_WEB

Molière (15 januari 1622 – 17 februari 1673)
Borstbeeld bij de Opera van Orange

 

De Oostenrijkse dichter en schrijver Franz Grillparzer werd geboren in Wenen op 15 januari 1791. Zie ook mijn blog van 15 januari 2007 en ook mijn blog van 15 januari 2009.

 

Uit: Tagebuch auf der Reise nach Deutschland

 

Komisch war anzusehen, wie eine Station vor Iglau der Schmied des Ortes den Kondukteur auf den Bruch der Achse aufmerksam machte. Der Mann hatte auf eine fast unbegreifliche Weise das am unteren Teile der Achse befindliche Gebrechen im Vorbeigehen sogleich bemerkt. Kaum aber hatte er es ausgesprochen, als alles über ihn herfiel, ihn mit Schimpfworten überhäufte, seine angebotenen Dienste zurückwies, und doch war die Achse wirklich gebrochen und wir waren ihm eher Dank schuldig. Ich erkundigte mich und erfuhr nun, daß der Mann, wie gesagt, Schmied des Ortes, und wohl oft ohne Arbeit, sich ein eigenes Geschäft daraus mache, den ankommenden Wagen aufzulauern und den Leuten die gute Laune durch Entdeckung eines Gebrechens an denselben zu verleiden. Daher ist der Mann bekannt und verhaßt. Niemand läßt etwas bei ihm reparieren, sondern man fährt aus Abgunst lieber mit Gefahr eine Station weiter, und doch set
zt der Schmied sein odiöses Geschäft immer fort.

Ich bewunderte, wie ruhig er fortging, wie er auf alle Schmähungen nicht ein Wort erwiderte, als ob die anderen ein Recht hätten, sie ihm zu sagen. Er souteniert wenigstens seinen Charakter,

In Iglau zwei Stunden, während der Wiederherstellung der Achse herumgeschlendert. Die Stadt nicht übel, der Menschenschlag hübsch. Ein Haus nahe dem Thor von oben bis unten mit beinahe ganz geschwärzten Malereien bedeckt. Oben und unten biblische Geschichten, in der mittleren Reihe den Einzug eines großen Herrn darstellend, Karls V., wie man mir sagte. Das ganze recht gut gemalt; besonders scheinen in dem Festzuge die Gesichter all dieser Ritter und Herren meist mehr Ausgedrücktes und Bezeichnendes gehabt zu haben, als von einer solchen Schilderei zu erwarten ist.

 

Franz_Grillparzer_Aquarell

Franz Grillparzer (15 januari 1791 – 21 januari 1872)
Aquarel van M.M. Daffinger, 1827

 

De Nederlandse dicher en (dagboek)schrijver Willem de Clercq werd geboren in Amsterdam op 15 januari 1795. Zie ook mijn blog van 15 januari 2009.

 

Uit: Dagboek van Willem de Clercq 1811-1830

 

Woensdag 8 Juny 1814

Afreis Eindelijk weder op reis. Dus sprak ik in mij- zelven toen ik de eerste voetstap buiten de Haarlemmerpoort deed. Het weder was gunstig alles was bekoorlijk. Na een vrij levendig discours in de trekschuit met een ex garde d’honneur en een geangliseerde hollander bereikte ik Kenaus wallen. Eene visite bij den heer Walré afleggende geraakte ik met zijn E. in zulk een langdurig letterkundig gesprek dat ik na meer dan twee uren onderhoud mij eindelijk los moest rukken. Toen stapte ik met de stok in de hand de poort uit en deed met het uiterste genoegen de wandeling na Leyden over Hillegom Lis en Sassenheim. In de eersten herinnerde mij nog ieder plekje aan genotene genoegens. Overheerlijk is deze weg tot zulk een togt geschikt. Schone lustplaatsen bomen in ’t kort steeds

afwisseling. Voorbij Sassenheim sloeg ik den weg naar Warmond in en deze beviel mij uitstekend. Een brede zandweg door buitenplaatsen omzoomd door schone bomen beschaduwd voerde mij door het aangename Warmond tot aan een brug over de vaart gelegen waarvan het gezigt treffend is.

Eindelijk genaakte ik Leyden en het gelukte mij het huis van den Heer Kemper op te sporen. Hetzelve is overheerlijk gelegen op die statige Breestraat zeker een der schoonste straten van ons land en vlak tegenover het stadhuis een ouderwetsch gebouw met torens en klokkespel. De professor ontving mij met open armen. De goede man was overstroomd met werk en verzoekschriften van amptbegerige supplianten.

Wij zagen in schemeravond eene boekenverkoping die juist al weinig te betekenen had. Hij maakte mij burger in zijne uitgebreide bibliotheek en hiermede was ook het werk van dien dag geeindigd.“

 

Willem_de_Clercq_door_HW_Couwenberg

Willem de Clercq (15 januari 1795 – 4 februari 1844)
Portret door HW Couwenbergh

 

De Franse schrijver Louis Guilloux werd geboren op 15 januari 1899 in Saint-Brieuc. Zie ook mijn blog van 15 januari 2009.

 

Uit: Le sang noir

 

“Il avait traîné jusqu’à la porte ses pas entravés et souriait vaguement, debout sur le seuil, géant difforme à la tête trop petite, aux bras et aux jambes trop longs. Un vieux veston de chasseur en velours marron, criblé de taches d’encre et de graisse, auquel manquaient plus de la moitié des boutons. Autour de son cou s’enroulait un cache-nez rouge dont il avait rejeté un pan sur l’épaule, comme le pan d’hermine de sa robe d’agrégé, les jours de distribution solennelle des prix, ou quand on enterrait un collègue. Au bout d’une ficelle pendait sur sa poitrine un petit sifflet d’un sou qui lui servait pour rappeler sa chienne Mireille qui aimait tant courir au loin, sauter, bondir, au risque de se faire mordre par un chien enragé ou couvrir par un bâtard. Son pantalon gris, ravaudé, mal retenu par une ceinture en cuir, s’affaissait sur ses pantoufles. Et sous le veston, un petit gilet noir et démodé s’ouvrait, montrant une chemise que les puces avaient abondamment tachée.”

(…)

 

” Son petit chapeau de toile rabattu sur l’œil, sa peau de bique flottante, sa canne tenue comme une épée, et cet effort si pénible à chaque pas pour arracher comme d’une boue gluante ses longs pieds de gugusse, (il) avait l’air dans la rue d’un somnolent danseur de corde. Sa myopie accusait le côté ahuri de son visage, donnait à ses gestes un caractère ralenti, vacillant, d’ivrogne ou de joueur à colin-maillard. Il avait toujours l’air de lutter contre un coup de vent et, sur le trottoir, il avançait en rasant les murs, le menton pointé comme un éperon, fouettant l’air derrière lui avec sa canne comme pour chasser d’invisibles monstres acharnés à ses trousses. Ses lèvres remuaient comme celles de qui récite des prières, peut-être des exorcismes. Et sous son coude, il serrait une serviette noire, sa vieille serviette d’étudiant devenue sa serviette de professeur…”

 

Guilloux

Louis Guilloux (15 januari 1899 – 14 oktober 1980)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e januari 2009 ook mijn vorige blog van vandaag.

Osip Mandelstam, Mihai Eminescu, Johannes Beilharz, Molière, Franz Grillparzer, Willem de Clercq, Louis Guilloux, Franz Fühmann, Martha Saalfeld, Xu Zhimo, Walter Serner, Alexander Moszkowski, Aleksandr Gribojedov, Sidonia Zäunemann, Peter Christen Asbjør

De Russische dichter Osip Mandelstam werd geboren op 15 januari 1891 in Warschau. Zie ook mijn blog van 15 januari 2007 en ook mijn blog van 15 januari 2008.

De Wolf

 

Terwille van de luidruchtige faam van toekomstige eeuwen,
Terwille van het verheven mensdom
Ben ik beroofd van mijn beker aan de dis der vaderen,
Van mijn levensvreugde en mijn eer.

 

Ik word besprongen door een wolfshond – mijn tijd,
Maar ik heb niet het bloed van een wolf;
Stop mij maar liever als een bontmuts in een mouw
Van de warme bontjas van de Siberische steppen,

 

Zodat ik geen lafaards hoef te zien, geen weke vuiligheid
En geen bloederige botten in het rad,
Maar lichtblauwe poolvossen, die de hele nacht
Schitteren in hun ongerepte schoonheid.

 

Voer mij weg naar de nacht waar de Enisej stroomt
En de sparren tot de sterren reiken,
Omdat ik niet het bloed van een wolf heb
En alleen een gelijke mij zal doden.

 

 

 

What shall I do with this body they gave me

What shall I do with this body they gave me,
so much my own, so intimate with me?

For being alive, for the joy of calm breath,
tell me, who should I bless?

I am the flower, and the gardener as well,
and am not solitary, in earth’s cell.

My living warmth, exhaled, you can see,
on the clear glass of eternity.

A pattern set down,
until now, unknown.

Breath evaporates without trace,
but form no one can deface.

 

 Rome

Rome is but nature’s twin, which has reflected Rome.
We see its civic might, the signs of its decorum
In the transparent air, the firmament’s blue dome,
The colonnades of groves and in the meadow’s forum. 

osip_mandelstam

Osip Mandelstam (15 januari 1891 – 27 december 1938)

 

De Roemeense dichter Mihai Eminescu (eigenlijk Mihail Eminovici) werd geboren op 15 januari 1850 in Botoşani bij Czernowitz. Zie ook mijn blog van 15 januari 2007.

 

Sonette I

Es herbstet schon. Die welken Blaetter wehen,
Und schwere Tropfen prallen an die Scheiben;
Du liest in alten, laengst vergilbten Schreiben
Und suchst den Sinn des Lebens zu verstehen.

Mit teuerem Kleinkram sich die Zeit vertreiben
Und klopft es an die Tuer, nicht oeffnen gehen;
Liegt dann auch schon Morast auf den Allen,
Ist’s schoener noch, am Offen traeumen bleiben.

So sitz auch ich, und die Gedanken schweifen
Zur schoenen Fee ins alte Land Legende,
Und Nebel wachsen um mich, Reif um Reifen;

Auf einmal ist’s als teilten sich die Waende,
Ich hoere einen Saum den Boden streifen…
Und meine Augen schliessen kuehle Haende.

 

Vertaald door Dieter Roth

Mihai_Eminescu

Mihai Eminescu (15 januari 1850 – 15 juni 1889)
Brons, door Lazar Dubinovschi

 

De Duitse dichter, schrijver, vertaler en schilder Johannes Beilharz werd geboren op 15 januari 1956 in Oberndorf am Neckar. Hij studeerde Engels en Romaanse talen in Regensburg en vanaf 1977 Engelse literatuur en Creative Writing aan de University of Colorado in Boulder, Colorado. Tot 1985 woonde hij in de VS.  Sinds 1978 publiceert hij gedichten en verhalen. Daarnaast vertaalde hij gedichten van o.a John Ashbery, Barbara Guest, Derek Walcott, Christine Lavant, Ingeborg Bachmann, Hugo von Hofmannsthal en Erwin Einzinger.

 

Tiefgekühlt

 

Mit derartigen Augen, ausdruckslos wie ein irdener Topf,
einer dieser grauen mit grober Haut,
werde ich immer angeschaut.

 

Ein runder schwarzer Punkt, unbewegt, sicher mit
meinem Spiegelbild drin, aber so nahe komme
ich nicht.

 

“Man tut sich immer alles selbst an,” hast du mir
einmal gesagt, doch dann gleich wieder negiert:
“man kennt nur die eigene Grube, bei anderen

 

vermutet man meist die falsche Tiefe.”
Aufgelöst und dann doch auch wieder konzentriert
habe ich diesen Abend mit dir verbracht.

 

beilharz2

Johannes Beilharz (Oberndorf am Neckar, 15 januari 1956)

 

De Franse toneelschrijver en acteur Molière (pseudoniem van Jean-Baptiste Poquelin) werd geboren in Parijs op 15 januari 1622. Zie ook mijn blog van 15 januari 2007  en ook mijn blog van 15 januari 2008.

 

Uit: L’ÉCOLE DES FEMMES

 

CHRYSALDE

  Vous venez, dites-vous, pour lui donner la main?

 

ARNOLPHE

  Oui, je veux terminer la chose dans demain.

 

CHRYSALDE

  Nous sommes ici seuls, et l’on peut, ce me semble,

Sans craindre d’être ouïs, y discourir ensemble.

  Voulez-vous qu’en ami je vous ouvre mon cœur?

Votre dessein, pour vous, me fait trembler de peur;

Et de quelque façon que vous tourniez l’affaire,

Prendre femme, est à vous un coup bien téméraire.

 

ARNOLPHE

  Il est vrai, notre ami. Peut-être que chez vous

  Vous trouvez des sujets de craindre pour chez nous;

Et votre front, je crois, veut que du mariage,

Les cornes soient partout l’infaillible apanage.

 

CHRYSALDE

  Ce sont coups du hasard, dont on n’est point garant;

Et bien sot, ce me semble, est le soin qu’on en prend.

Mais quand je crains pour vous, c’est cette raillerie

  Dont cent pauvres maris ont souffert la furie:

Car enfin vous savez, qu’il n’est grands, ni petits,

Que de votre critique on ait vus garantis;

Que vos plus grands plaisirs sont, partout où vous êtes,

  De faire cent éclats des intrigues secrètes…

 

Moliere

Molière (15 januari 1622 – 17 februari 1673)

 

De Oostenrijkse dichter en schrijver Franz Grillparzer werd geboren in Wenen op 15 januari 1791. Zie ook mijn blog van 15 januari 2007.

 

Uit: Ein treuer Diener seines Herrn

 

Erster Diener.
Ach Herr, mein Herr!
Sie werfen Sand und Steine nach dem Fenster!

Bancbanus.
So mach es auf; die Scheiben kosten Geld;
Sind sie geöffnet, schaden keine Würfe.
Den Kalpak reiche du, ich muß aufs Schloß.
Der König will mit Tagesanbruch fort.
Was ist die Glocke?

Zweiter Diener.
Vier Uhr!

Bancbanus.
Hohe Zeit.
Sieh du nach meiner Frau.

Erster Diener(am Fenster).
Dort stehen sie!

Bancbanus.
Laß stehn! laß stehn!

Erster Diener.
Der Prinz inmitten drin.

Bancbanus.
Was Prinz?

Erster Diener.
Ich hab’s gesehn!

Bancbanus(mit halb gezücktem Säbel).
Gesehen, Schuft?
Hätt’ ich’s gesehn mit diesen meinen Augen,
Weit eher glaubt’ ich, daß ich wachend träume,
Als Übles von dem Schwager meines Herrn!
Geh fort! – Muß ich hier toben wie ein Fant,
Scheltwort’ ausstoßen – und – bei toll und unklug! –
Ein Rat des Königs! – Nu, ein feiner Rat!
Ei wollt’ ich doch, du wärst auf Farkahegy.
Zwölf Steine über dir! – Ei, dies und das!
Geh sag ich, geh! Ich will nicht weiter sprechen.

(Dienerin kommt mit einem Becher.)

Was bringst nun du?

Dienerin.
Den Frühtrunk, gnäd’ger Herr!

Franz_Grillparzer_Aquarell

Franz Grillparzer (15 januari 1791 – 21 januari 1872)

 

De Nederlandse dicher en (dagboek)schrijver Willem de Clercq werd geboren in Amsterdam op 15 januari 1795. Hij was secretaris en later directeur (vanaf 1831) van de in 1824 opgerichte Nederlandsche Handel-Maatschappij (NHM), de voorganger in rechte lijn van de Algemene Bank Nederland. Daarnaast is hij bekend als voorman van het protestantse Réveil in Nederland. Reeds in 1801 begon hij aantekeningen te maken die resulteren in een dagboek van 36.000 bladzijden dichtbeschreven papier. Aanvankelijk was het de bedoeling dat hij tot predikant zou worden opgeleid, maar hij werd opgenomen in de zaak, en leerde daarvoor Duits, Frans en Grieks.  In 1816 reisde hij per koets naar Sint-Petersburg en deed verslag van het landschap en het sociale en culturele leven in de Noord-Duitse en Baltische havensteden, enkele jaren nadat Napoleon was verslagen en verre reizen weer mogelijk waren geworden. Na het plotselinge overlijden van zijn vader Gerrit de Clercq kwam hij in 1817 aan de leiding te staan van het familiebedrijf. Juist in die tijd kwam De Clercq in contact met de tot het christendom bekeerde joodse dichter Isaäc da Costa. Er groeide tussen hen een innige vriendschap en onder invloed van Da Costa bekeerde De Clercq zich tot het orthodoxe calvinisme.

Uit: Naar zijn dagboek

9 october 1833

Tegen den avond met Laatsman bij Karel Westendorp had ik ontzettend opgezien, en zie ook hier werden de bergen vlak gemaakt. Toen ik om acht uur kwam, vond ik Laatsman reeds met da Costa in gesprek…. Ik vond het eerst zooals gewoonlijk bij dergelijke vereenigingen, vrij stijf. Een woord over
den zegen, dat Bilderlijks laatste geschriften door velen gelezen werden, bracht da Costa op eens op zijn paardje, dat nu ten volle draafde, ten voordeele van land en Oranje, en tegen hetgeen dat Laatsman gisteren bij hem had gezegd, dat de vromen niet meer voor het land konden bidden. Da Costa sprak zoo krachtig, zoo welsprekend, dat Laatsman, hoe knap hij is, er maar geen woord tegen in kon brengen, en maar zeggen moest, dat het eene partikuliere overtuiging van da Costa was, waarvoor hij eerbied had. Nu werd Laatsman verzocht eene preek voor te lezen. Hij las die van Ruth, die recht goed was, en waarop geen aasje aan te merken viel, zoodat da Costa hem met de grootste innigheid de hand drukte. Alles werd nu meer en meer open en de hand Gods was met ons, want ik gevoelde hoe innig lief ik hen had. Mochten wij elkander dragen in de liefde. Da Costa deed het gebed, waarin ik zoodanig mocht medegaan als dit in geen tijd het geval was geweest. En nu mocht ik ook nog improviseeren over Ruth met een overvloeiend harte. Gods werk was het, dat wij allen zoo mochten gevoelen op denzelfden grond te staan…. Zoo was ik in geen tijden ter ruste gegaan. ’s Middags gevoelde ik mij nog zwak, en zie, het geestelijke had ons genezen. Ik zag nu in Laatsman niet meer den reus van Rheede, gewapend met een zwaard om al hetgeen hier geestelijk door ons genoten wordt weg te maaien en af te kappen, maar den broeder in Kristus, die, al denken wij dan ook over de eene of andere zaak verschillend, in de eenigheid des geloofs met ons staat…. Gezegend is ook weder de afloop der koffijveiling geweest. Er zijn nu 10 millioen pond in 5 dagen verkocht, hetgeen inderdaad bij ons niet gehoord is. De Heer bevestige aan ons zijne zegeningen.’

DeQlercq

Willem de Clercq (15 januari 1795 – 4 februari 1844)

 

De Franse schrijver Louis Guilloux werd geboren op 15 januari 1899 in Saint-Brieuc. In de jaren dertig maakte hij furore als een proletarisch auteur die bevriend was met Gide (wiens metgezel hij was op zijn reis door de Sovjet Unie) en Malraux en zich afzette tegen de kleinburgers. In 1967 kreeg hij de le Grand Prix National des Lettres voor zijn hele œuvre. Van zijn roman Le sang noir verscheen in 2000 nog een Nederlandse vertaling door Mirjam de Veth.

 

Uit: Coco perdu

 

„Faut pas y penser
“C’est comme les fêtes. J’y pense jamais. Ca m’a valu des histoires avec Fafa, mais je m’en fous. Tiens ! Elle est peut être déjà arrivée à Paris ou pas loin d’arriver. Faut pas y penser. L’almanach ! Je serais même pas foutu de dire ce que représente l’image. C’est vrai que j’ai pas mis longtemps à le choisir. J’ai pris le premier venu et je lui ai donné ses mille balles, à Charlot. J’avais surtout envie qu’il soit plus là. Je l’aime pas c’gars-là. Il a une façon, ce salaud-là, quand il voit que je guette son passage devant ma porte de me crier :
– Zéro la barre! Ceinture, quoi !
Moi, je trouve pas ça drôle du tout. Mais c’est ma faute, aussi. Pourquoi je le guette ? Je reçois jamais de lettres. Ou bien c’est des prospectus. La publicité, quoi ! Une fois il m’a dit en partant :
-On veut pas d’vous!
Je sais bien.”

 

guilloux

Louis Guilloux (15 januari 1899 – 14 oktober 1980)

 

De Duitse dichter en schrijver Franz Fühmann werd geboren op 15 januari 1922 in Rochlitz (in het huidige Tsjechië) als zoon van een apotheker. Hij diende in de Wehrmacht, als krijgsgevangene bezocht hij een antifascistische school in Rusland en hij keerde als marxist naar Duitsland terug. In zijn gedichten uit de jaren vijftig verwerkte hij zijn ervaringen uit de oorlog en met het nationaalsocialisme. In de jaren zestig richtte hij zich meer op kinder- en jeugdboeken.  Na het neerslaan van de Praagse lente in 1968 begon hij, net als vele andere DDR schrijvers kritischer om te gaan met het „reële socialisme“.

 

Die Richtung der Märchen

 

Die Richtung der Märchen: tiefer, immer
zum
Grund zu, irdischer, näher der Wurzel der Dinge,
ins Wesen.

 

Wenn die Quelle im Brunnen nicht springt
und ratlos die Bürger sich stauen:
Held Hans hebt den Stein, der im Wasser liegt,
da hockt eine Kröte darunter,
die Kröte muß man töten,
dann springt der Quell wieder rein.

 

Die Spindel fiel in den Brunnen,
das Mädchen sprang in die Tiefe,
unten tat sich ein Pfad auf,
der führte zur weisen Frau,
die lohnte gerecht mit Gold und Pech
im Lande tief unter dem Brunnen.

 

Als er gegen den Drachen zog,
mußte der Held den Schacht hinab,
den Drachen in der Höhle zu treffen.

 

Er sagte: “Laßt mich hinunter, und wenn ich
vor Angst an den Strängen zerre, und je mehr ich zerr, desto
tiefer laßt mich hinunter.” Und
sie ließen ihn hinunter, und er zerrte, und sie ließen ihn
tiefer hinab,
und er kam, zerrend, in die Höhle,
und er besiegte den Drachen.

 

Dem Grund zu, die Richtung der Märchen,
dem Grund zu, wir zerrn an den Strängen,
dem Grund zu, wir zerrn an den Strängen,
dem Grund zu: Wir zerrn an den Strängen…

 

Fuehmann

Franz Fühmann (15 januari 1922 – 8 juli 1984)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Martha Saalfeld werd geboren op 15 januari 1898 in Landau. Tijdens WO I werkte zij als verpleegster in een veldhospitaal. In 1921 kon zij het gymnasium voltooien. Vervolgens studeerde zij filosofie en kunstgeschiedenis in Heidelberg. In 1931 publiceerde zij haar eerste dichtbundel. Een jaar later volgde de eerste opvoering van haar tragikomedie Beweis für Kleber.  Tijdens WO II kreeg zij een publicatieverbod. In 1948 verhuisde zij naar Bad Bergzabern. Daar volgde een zeer productieve tijd, waarin zij in rap tempo gedichten, verhalen en romans schreef. In 1994 stelde het land  Rheinland-Pfalz de Martha-Saalfeld-Förderpreises in.

 

O traurig ist der Sterbende…

 

O traurig ist der Sterbende und hart

Ist ihm das Blaue aufzugeben und

Die sanfte Birne, nahe seinem Mund,

Und ach den kleinen Schatz den er verscharrt. –

 

Doch Gott – der wartet schon; er braucht den Platz,

Er braucht die Leichen, denn sein Feld ist arm,

Sein Herz ist kalt und wird erst wieder warm

Wenn dieses innehält und ein Ersatz

 

Sich willig bietet: Gott ist überaus

Geschickt die Schmerzen zu begründen die

Er einem schafft, doch es gelingt ihm nie

Die Ärmsten zu getrösten bis nach Haus.

 

Sie sagen es ihm alle ins Gesicht –

Da aber ist er tot und hört sie nicht…..

 

saalfeld

Martha Saalfeld (15 januari 1898 – 14 maart 1976)

 

De Chinese dichter Xu Zhimo werd geboren op 15 januari 1897 in de provincie Zhejiang. Xu Zhimo is een van de belangrijkste Chinese dichters van deze eeuw. Tijdens zijn studies in Amerika en Engeland werd hij zwaar beïnvloed door de Europese romantiek. Bekendst is hij voor zijn korte liefdesgedichten.

 

A Snowflake’s Happiness

 

If I were a snowflake,
Drifting suavely in mid-air,
I would recognize my direction —
Soaring, soaring, soaring —
The ground below holds my direction.

Avert the cold lonely valleys,
Evade the dreary mountains,
Elude the melancholic streets —
Soaring, soaring, soaring —
My destiny it shall be!

Dancing gracefully in mid-air,
Perceiving the enchanting dwelling.
Waiting for her arrival in the garden —
Soaring, soaring, soaring —
Sigh, her pleasant aroma fills the air!

Quietly, my buoyant body floats,
Landing on her with gentle care,
Sensing her love and passion —
Fading, fading, fading —
I fade into the warmth of her heart

 

Zhimo

Xu Zhimo (15 januari 1897 – 19 november 1931)

 

De Duitse schrijver Walter Serner werd op 15 januari 1886 als Walter Seligmann uit geassimileerde Joodse ouders geboren in de Tsjechische plaats Karlsbad(Bohemen) Zijn vader, eigenaar van een plaatselijk krant, stuurde hem naar de beste scholen van de stad. Met steun van zijn ouders ging hij daarna studeren in Wenen. Na een aantal semesters onderbrak hij zijn studie om door Duitsland te reizen. Zo leerde hij onder andere het nachtleven en de casino’s in München en Berlijn kennen en vond hij in de laatste stad aansluiting bij een groep jonge linkse intellectuelen. In het blad “Die Aktion” probeerde deze groep (waartoe o.a. Heinrich en Thomas Mann behoorden) alternatieven te bieden voor de in hun ogen “verpeste” gevestigde kunst die zich slechts bezighield met het bevestigen van de heersende status quo. Na het uitbreken van WO I trok hij naar Zürich, waar hij in contact kwam met de dada beweging rond Tristan Tzara. In 1918 schreef hij het dadaistische manifest Letzte Lockerung, maar toen het in 1920 werd gepubliceerd betitelde Tzara hem als een grootheidswaanzinnige buitenstaander en Serner keerde zich al snel van dada af.

 

Uit: Letzte Lockerung

 

„Andernfalls suche man sich eine stille Ecke in einem Café oder einer Bar und bestelle außerdem gleichzeitig einen Grand Marnier, Ruban rouge, und Cerises jubilé, die man so lange unberührt stehenlasse, bis das Zeichen zum Konsum gegeben wird. Hierauf entzünde man sich sein Lieblingsrauchwerk und beginne mit der Lektüre. Nach jedem Fragment pausiere man drei Minuten, trinke ein wenig und rauche. Nach jedem der sechs Abschnitte lege man das Buch fünf Minuten aus der Hand und blicke auf den Plafond.
Die Lektüre des ersten Teils dürfte nicht mehr als eine Stunde beanspruchen und einen Zustand außerordentlicher Unternehmungslust verursachen. Man folge dieser nur insoweit, als man das Lokal wechsle, und warte mit der Verwendung ihres wichtigeren Restes (Dame), bis das Zeichen dazu gegeben wird.
Jeder, der durch Eltern, Fibel, Bibel und Bonzen mühselig ist und mit Minusgefühlen beladen, deshalb nicht nur in hitzigen Nachtstunden davon träumt, jenes tyrannische Pack zu stäupen, sondern auch voll grimmiger Phantasien darin schwelgt, Glücksritter seines Leibes zu werden und des Lebens, spare monatelang, wenn es anderswie nicht zu erreichen sein sollte, um vor der Lektüre jenes Diner sich servieren lassen und, falls er über keine Dame gebietet, sich eine kaufen zu können. Wer dieser vorgeschriebenen Vorbereitung zuwiderhandelt, wird die Wirkung dieses Buches sich so schmälern, daß dessen Zweck, ihn für immer aufzulockern und zu dem zu machen, was er im Grunde ist, verfehlt werden dürfte.“

 

serner

Walter Serner (15 januari 1886 – augustus 1942)

 

De Duitse schrijver en satiricus Alexander Moszkowski werd geboren in Pilica, Polen, op 15 januari 1851. Hij groeide op in Breslau (toen tot Pruisen behorend). Later trok hij naar Berlijn, waar hij van 1877 tot 1886 werkte voor het satirische tijdschrift Berliner Wespen van Julius Stettenheim. Na onenigheid met Stettenheim begon hij zijn eigen tijdschrift Lustige Blätter“, dat in de republiek van Weimar een hoge oplage bereikte.

 

Der Lyriker und die Umsatzsteuer: 1 1/2 Prozent

 

Vorausgesetzt, er findet einen Verleger,

Vorausgesetzt, der Mann ist ganz integer,

Vorausgesetzt, besagter Lyrikus

Erhält ein Honorar beim Rechnungsschluß;

Vorausgesetzt, daß ihn die Muse heiligt

Mit lyrischem Gefühl, das in ihm brennt, — —

So ist der Fiskus auch daran beteiligt,

Und zwar genau mit 1 1/2 %.

 

Es stieg empor aus seiner Seelen Grüften

Ein Ahnen in beseligtem Moment,

Er sang von Rosen und von Frühlingsdüften,

Vom Duften zahlt er 1 1/2 %;

Er sah der Liebsten in die keusche Seele,

Die Nachtigall bewies ihr Tontalent,

Und die besagte holde Philomele

Wird eingeschätzt mit 1 1/2 %.

 

Er singt vom Zephyr und vom Sturmeswüten,

Vom Lotoskelch im fernen Orient,

Der Fiskus ist bei seinen Lotosblüten

Sein Sozius mit 1 1/2 %.

Er jauchzt, er weint, er schwelget in Genüssen,

Ein Freudenkuß hebt ihn zum Firmament,

Und jeder einzelne von den Küssen

Stellt dar pro fisco 1 1/2 %.

 

Wie schön, daß so die ganze deutsche Lyrik

Sich einheitlich zu dem Tarif bekennt;

Ist auch die Rechnung manchmal etwas schwierig,

Das Grundmaß bleibt doch 1 1/2 %;

 

Und ist trotz aller Kunst des Silbenfalles

Der lyrische Poet meist insolvent,

Der Staat beteiligt sich an seinem Dalles

Unweigerlich mit 1 1/2 %.

 

alexandermoszkowskismsm

Alexander Moszkowski (15 januari 1851 – 26 september 1934)

 

De Russische schrijver Aleksandr Sergejevitsj Gribojedov werd geboren in Moskou op 15 januari 1795. Gribojedov studeerde aan de Staatsuniversiteit van Moskou van 1810 tot 1812, toen hij werd opgenomen in een huzarenregiment. Hij verliet de dienst in 1816 om diplomaat te worden en hij werd in 1818 benoemd tot secretaris van de Russische ambassade in Perzië, die hem vervolgens een standplaats
in Georgië gaf. In 1823 keerde Gribojedov terug naar Sint-Petersburg om zijn meesterwerk Lijden door Verstand aan de censuur te onderwerpen. Toen zijn werk echter afgekeurd werd, keerde Gribojedov verbitterd terug naar Georgië. Gribojedov begon al vroeg met schrijven. Reeds in 1816 werd een toneelstuk (Jonge echtgenotes) opgevoerd in Moskou. Zijn meesterwerk is echter zonder twijfel Lijden door Verstand (Горе от ума), waarin Gribojedov via zijn hoofdpersoon Tsjatski een aanklacht laat horen tegen de Russische maatschappij. Het toneelstuk, dat volledig op rijm is gesteld, wordt nog regelmatig opgevoerd, en is het meest opgevoerde toneelstuk aller tijden in Rusland. Veel van de uitspraken zijn inmiddels een soort spreekwoord geworden in de Russische taal.

 

Uit: WOE FROM WIT (Lijden door verstand, vertaald door A.S.Vagapov)

 

A sitting room with a big clock in it, to the right is Sofia’s bedroom door, the sound of a piano and a flute come from Sofia’s room, and then the music ceases. Lizzie is asleep hanging down from the armchair (It is morning. The day is just about to break)

 

L i z i e (wakes up suddenly, raises from the chair, looks around)

It’s dawning ! . .. Oh! How fast

The night has passed !

They didn’t let me go to bed

‘In expectation of a friend’.

I had to be on the alert,

It’s only now that I could doze

Sitting like this, in such a pose !

I could have fallen from the chair !

It’s dawn . . . They must be unaware . . .

(knocks at Sofia’s door)

Sir ! Madame ! What a plight !

You have been chattering all night,

Sir, are you deaf ? Ma’am, do you hear ?

No, they do not seem to fear.

(walks away from the door)

Look out, uninvited guest !

The father may appear ! I serve a loving woman, yes !

( moves to the door again)

It’s time to part. Stop that conversation !

( S o f i a ‘ s v o i c e )

What time is it ?

L i z i e

The house is all in agitation.

S o f i a (from her room)

What is the time ?

L i z i e

It is about seven, eight or nine . . .

S o f i a (from the same place)

It isn’t true.

 

gribojedov

Aleksandr Gribojedov (15 januari 1795 – 11 februari 1829)

 

De Duitse dichteres Sidonia Hedwig Zäunemann werd geboren op 15 januari 1714 in Erfurt. Zij toonde al vroeg de neiging uit de toen gangbare rol voor vrouwen uit te breken. Zij leerde zich zelf Frans en Latijn en was een van de eerste vrouwen die ooit een mijn bezochten. In 1838 verleende de universiteit van Göttingen haar de titel kaiserlich gekrönte Dichterin.

 

Wer ruhig schlafen will, der muß die Sorgen meiden

 

Wer ruhig schlafen will, der muß die Sorgen meiden;

Wer frölich sterben will, der geb den eitlen Freuden

Und Sorgen dieser Welt bei Zeiten gute Nacht;

So schläft er sanfte ein, und einsten froh erwacht.

 

zaeuneman

Sidonia Zäunemann (15 januari 1714 – 11 december 1740)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 15 januari 2007.

 

De Noorse schrijver Peter Christen Asbjørnsen werd geboren op 15 jamuari 1812 in Kristiania, tegenwoordig Oslo.