Frans Kellendonk, Reginald Gibbons, Dionne Brand, Sofi Oksanen, Henk van Zuiden, Shobhaa Dé

De Nederlandse schrijver en vertaler Frans Kellendonk werd geboren in Nijmegen op 7 januari 1951. Zie ook alle tags voor Frans Kellendonk op dit blog.

Uit: De brieven

“’Aan A. F. Th. Van der Heijden, 14 oktober 1980

Beste Adri,
Het moment waarop ik jouw brief las was één van die momenten dat ik dacht: Waar doe ik het eigenlijk voor, allemaal…
Misschien is het waar, berust deze briefwisseling op een misverstand mijnerzijds, misschien ben ik echt dom en kan ik niet lezen. In dat geval moet je mijn mening wel erg oninteressant vinden. Toch heb je er in zoverre wat aan, dat andere mensen nog veel dommer zijn dan ik -je weet dus al zo’n beetje wat je te wachten staat. Godallemachtig! Dit is geen polemiek. Ik heb je alleen over mijn bedenkingen geschreven in de hoop óf door jou op het rechte spoor gezet te worden óf je te wijzen op iets dat jouzelf wellicht ontgaan was. Dat tweede kattebelletje was een haastige reactie op jouw brief. Ik wil best toegeven dat gelijkhebberigheid er niet vreemd aan was, maar ik was nog niet overtuigd en ik hoef niet coúte que coúte gelijk te krijgen. Als ik jouw woorden heb verdraaid, dan toch niet met kwade opzet. De woorden van mij die jij verdraait in je laatste – ! Maar goed, jij hebt het excuus van je boosheid. Nogmaals, ik stuur mijn briefjes niet naar de krant. Gooi ze weg, verbrand ze, dit blijft onder ons, dus zet alsjeblieft niet zo’n hoge borst op – er is verder niemand die het ziet. En gelukkig maar.
Wat ik je gezegd heb, heb ik gezegd uit collegialiteit, vriendschap, een diepe sympathie voor jou en je werk. Laat dit maar even flink galmen. Ik sta vierkant achter de inhoud van De Revisor, anders zou ik geen redakteur blijven van dat blad. Maar ik verdom het om er een vereniging tot wederzijdse bewondering van te maken; daarmee zou het bestaansrecht van zo’n podium verdwijnen. Ik snap heus wel dat jij, op jouw beurt, voor een nieuw verhaal staat als een leeuw. Wil dan ook snappen dat ik zulks van jou snap, dan kunnen we tenminste weer praten van mens tot mens. Ik weet nu niet of ik je ooit weer mijn mening over werk van jou wil geven. Niet wanneer het nog zo vers is, denk ik; wanneer het betijd is, en zo jij er nog prijs op stelt, misschien wel.
Wat je schrijft over integriteit laat ik maar voor wat het is: geraaskal.
Als ik een schurk was, dan was ik niet in het oudpapier-liefdewerk gegaan. Met iets minder integriteit had ik al hoogleraar kunnen zijn. En nee, we hebben geen kopijnood, dank je; en nee, we deinzen er niet voor terug om iemand die we niet meer zien zitten aan de kant te zetten. En iemand in wie we wel geloven mag alles in het blad uitproberen, want daar is het voor.
Het zal je niet verbazen dat ik, ook al heb je er niet om gevraagd, toch op je brief gereageerd heb – en niet om het laatste woord te hebben, neem dat alsjeblieft van me aan. Ik zou, wat deze kwestie betreft, een laatste woord van jouw kant, al was het er maar eentje, zelfs erg op prijs stellen.
Bedroefd,
Frans”

 

 
Frans Kellendonk (7 januari 1951 – 15 februari 1990) 
Cover

 

De Amerikaanse dichter, redacteur en hoogleraar Reginald Gibbons werd geboren in Houston op 7 januari 1947. Zie ook alle tags voor Reginald Gibbons op dit blog.

 

Confession

Down in the blue-green water
       at nightfall some selving shapes
float fluorescing, trance-dancing,
       trembling to the rhythm of
theodoxical marching-
       music that they hear over
the mere noise of the breaking
       tide. Above, stars in certain
places; along the shore roads,
       cars carrying people on
uncertain errands, sordid
       and sacred and all the kinds
in between. Halogen-lit,
       a woman gets down from her
all-wheel-drive velocipede,
       enters through an obeying
door a cyclopean store
       to buy unintelligent
fresh fish and other objects
       whether formerly alive
or formerly dead, she comes
       out again, a poor man calls
to her, selling his no-news-
       paper; the disastrous head-
lines smile and nod, they announce
       the plans of steel patriots
and undertakers, ad-men
       and fallen vice-generals,
doping their stolen crusades.
       But the woman has learned, as
I have learned, as all of us
       must keep learning if we are
to be good subjects, how to
       make of a newspaper the
mask of a locust, calmly
       put it on, and begin once
more to eat everything up.

 

 
Reginald Gibbons (Houston, 7 januari 1947)

 

De Canadese dichteres en schrijfster Dionne Brand werd geboren op 7 januari 1953 op Trinidad. Zie ook alle tags voor Dionne Brand op dit blog.

Uit:In Another Place, Not Here

“Grace is Grace, yes. And I take it, quiet, quiet, like thiefing sugar. From the word she speak to me and the sweat running down she in that sun, one afternoon as I look up saying to myself, how many more days these poor feet of mine can take this field, these blades of cane like razor, this sun like coal pot. Long as you have to eat, girl. I look up. That woman like a drink of cool water. The four o’clock light thinning she dress, she back good and strong, the sweat raining off in that moment when I look and she snap she head around, that wide mouth blowing a wave of tiredness away, pulling in one big breath of air, them big white teeth, she, falling to the work again, she, falling into the four o’clock sunlight. I see she. Hot, cool and wet. I sink the machete in my foot, careless, blood blooming in the stalks of cane, a sweet ripe smell wash me faint. With pain. Wash the field, spinning green mile after green mile around she. See she sweat, sweet like sugar.
I never wanted nothing big from the world. Who is me to want anything big or small. Who is me to think I is something. I born to clean Isaiah’ house and work cane since I was a child and say what you want Isaiah feed me and all I have to do is lay down under him in the night and work the cane in the day. It have plenty woman waiting their whole blessed life for that and what make me turn woman and leave it I don’t know, but it come. Bad spirit they say, bad spirit or blessed, it come, what make me notice Verlia’ face spraying sweat in the four o’clock heat.
Because you see I know I was going to lose something, because Verl was surer than anything I see before, surer than the day I get born, because nothing ever happen to me until Verl come along and when Verl come along I see my chance out of what ordinary, out of the plenty day when all it have for a woman to do is lie down and let a man beat against she body, and work cane and chop up she foot and make children and choke on the dryness in she chest and have only one road in and the same road out and know that she tied to the ground and can never lift up.”

 

 
Dionne Brand (Trinidad, 7 januari 1953)

 

De Finse schrijfster Sofi Oksanen werd geboren in Jyväskylä op 7 januari 1977. Zie ook alle tags voor Sofi Oksanen op dit blog.

Uit: Norma (Vertaald door Sophie Kuiper)

“Na de begrafenis was niets meer hetzelfde, hoe graag Norma ook had willen geloven dat dat nog mogelijk was toen ze afzakte naar de staart van de stoet en het pad naar de poort van de begraafplaats op sloop. Haar moeder zou het haar niet kwalijk nemen dat ze nu al een taxi belde, de rest interesseerde Norma niet: familieleden die ze nauwelijks kende, het gekonkel van de erfgenamen en het lot van het huis van de Naakka’s, dat vroeg of laat tussen de Karelische pasteitjes en de boterhamtaarten door ter sprake zou komen, gelardeerd met hersenspinsels uit het broze geheugen van oma. Die farce liet ze nu achter zich, ze zou haar leven van alledag weer oppakken en de confrontatie met alles rond haar moeders dood aangaan, ze moest ophouden de plaatsen te mijden die haar herinnerden aan haar moeder. Ze zou niet meer te laat op haar werk verschijnen, geen taxi meer nemen in plaats van de metro en niet meer ’s ochtends in huilen uitbarsten wanneer ze de stalen kam door haar haar trok. Ze zou niet vergeten genoeg te eten en drinken en ze zou haar gewone leven, dat zij en haar moeder met pijn en moeite hadden opgebouwd, niet definitief laten instorten. De volgende morgen zou ze zich net als altijd klaarmaken voor de werkdag: de pluisjes van de rug van haar bloes plukken, een fles babyolie in haar handtas stoppen om haar krullen te temmen, diazepam en postafene om lichaam en geest te kalmeren, en onderin een bus Elnett in reisformaat. Dat rook naar gewone werkdag, dat gebruikten vrouwen die hun leven op orde hadden, en zo’n vrouw zou zij zijn. Als ze zich had geharnast voor de aanstaande dag zou ze naar het metrostation van Sörnäinen gaan, opgaan in de stromende mensenmassa en zich door de roltrap naar het perron laten brengen, naar het gat van de metro, als op elke andere dag. De luchtstroom zou rokken doen opwaaien, mensen zouden zijn verzonken in hun telefoons en gratis kranten en niemand zou zich de tragedie herinneren die zich op hetzelfde perron had afgespeeld; alleen zij zou eraan denken en zich voorbereiden op de gespannen sfeer op haar werk, waar al maanden een reorganisatie aan de gang was, en inzien dat alles in haar leven was doorgegaan, behalve het leven van haar moeder.”

 

 
Sofi Oksanen (Jyväskylä, 7 januari 1977)

 

De Nederlandse dichter, bloemlezer Henk van Zuiden werd geboren in Apeldoorn op 7 januari 1951. Zie ook alle tags voor Henk van Zuiden op dit blog.

 

Naar een tuin

Ook mijn dorp verzet zich niet tegen de avond.
De meeste mensen zijn huiswaarts gekeerd,
lummelen binnen wat, zetten thee en koffie.
Drinken dit al dan niet keuvelend of nuilend,
kijken voor zich uit, letten amper op de hemel.
Ik ben daar weinig bij.
Ga graag naar een tuin die ergens vergeten is,
geen geheime tuin, ook al voelt dat zo wel.
Het schemerlicht verandert er vormen en kleuren
bij bloemen en planten. Uit bomen valt geritsel
van vogels die zich verzitten. Klaar voor de nacht.
Op een stenen mosbank ga ik liggen.
Nooit met de ogen dicht. Anders zou ik ze niet
zien: geliefden die al zijn gevlogen.
Alleen als je alleen bent, zie je het aan de wolken.
Ze omhullen een man en een vrouw, een jongen en
een man. Allen dansen. Iets later komen er wolken
met vrouwen die zingen over een meisje met haren
die gedoopt zijn in de regenboog. En kijk, daar
fietsen twee broers. In de wielen zitten vast
geen spaken, ze kunnen hun voeten zonder gevaar
alle kanten op slingeren. Dan heb ik genoeg gezien.
De hemel kleurt zich met nog meer en dieper blauw.
Sterren vertellen een heel ander verhaal.

 

 
Henk van Zuiden (Apeldoorn, 7 januari 1951)

 

De Indiase schrijfster en columniste Shobhaa Dé werd geboren op 7 januari 1947 in Maharashtra. Zie ook alle tags voor Shobhaa Dé op dit blog.

Uit:Sethji

“Seeing the party workers who had arrived to escort her father-in-law, Amrita hastily covered her head with the edge of her starched sari pallu. She knew it was going to be a particularly rough meeting. She hoped Sethji would calm down sufficiently en route to the distant venue. He needed to remain cool while the party leadership decided his political future.
A major news channel had done a report on Sethji’s ‘extremely’ close ties with industrialists and how he had compromised his position as Minister of Road Transport. Ten years ago, news like this barely mattered and Sethji could have brushed away his party’s concerns like swatting off flies. But not now. Cleaning up politics was the flavour of the month, championed in the party inevitably by Kavita Saxena who had been gunning for his position for years and who (he knew) had been responsible for delivering the anonymous file to the media house that made the links between him and his industrialist friends.
Kavitaji was known for the prominent ribbon of bright red sindoor she plastered into the parting of her jet-black hair. Critics referred to it as “Kavitaji’s airstrip”. Her admirers liked her tenacious personality. “Kavitaji ke saath takkar mat lo, bhaiyya,” they’d half-joke. She was a seasoned political creature who had inherited her father’s passion for netagiri. When he died, she took over, bullying her way into local politics, supported by her meek husband and a daughter who wore a permanently distraught expression, especially in her loud, domineering mother’s presence. Kavitaji projected the picture of the perfect ‘Bharatiya naari’—the idealised Indian woman, modestly attired, a loyal wife and caring mother. But those who knew her well insisted there was another side to her—a demanding, aggressive sexual side that was carefully kept under wraps. Her affairs were conducted during her constant travels.“

 

 
Shobhaa Dé (Maharashtra, 7 januari 1947)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e januari ook mijn twee vorige blogs van vandaag.