De Nederlandse schrijver en dichter Cornelis Bastiaan Vaandrager werd geboren in Rotterdam op 26 augustus 1935. Zijn vader was postbode, zijn moeder huisvrouw. Hij bleef enig kind. Na het gymnasium maakte Vaandrager met zijn schoolvriend Hans Sleutelaar deel uit van de redactie van het Rotterdamse literaire tijdschrift Proefschrift, dat halverwege de jaren vijftig verscheen. Later was Vaandrager met Sleutelaar, de dichter Hans Verhagen en schilder-dichter Armando redactielid van het Vlaams-Nederlandse literaire tijdschrift Gard Sivik en het tijdschrift De Nieuwe Stijl. In 1960 maakte Vaandrager zijn prozadebuut met de novelle “Leve Joop Massaker”, door critici vergeleken met romans van Gerard Reve en Hugo Claus. Een jaar later volgde zijn poëziedebuut “Met andere ogen”. Hiermee vestigde hij zijn naam als veelbelovend Rotterdams literair talent. Hij leek die faam te onderstrepen met de verhalenbundel “De avonturen van Cornelis Bastiaan Vaandrager” (1963), poëzie in “Gedichten” (1967) en de documentaire, sterk autobiografische romans “De reus van Rotterdam. Stadsgeheimen” (1971) en “De Hef” (1975). In de jaren zeventig ging het bergafwaarts met Vaandrager. Drugsgebruik begon zijn leven te beheersen. Hij verbleef met ernstige klinische depressies soms maanden achtereen in een psychiatrisch ziekenhuis. In 1981 werd hem de Anna Blaman Prijs van het Prins Bernhardfonds uitgereikt voor zijn gehele oeuvre. Daarna publiceerde hij nog slechts enkele dichtbundels, waaronder “Metalon” (1986) en “Sampleton” (1990). Vaandrager stierf vereenzaamd op 56-jarige leeftijd. In de 21e eeuw is de belangstelling voor Vaandrager enigszins opgeleefd. In 2005 verscheen de biografie “Vaan, Het bewogen bestaan van C.B. Vaandrager” van Menno Schenke. In 2008 volgde “Made in Rotterdam”, een uitgave van zijn verzamelde gedichten, bijeengebracht door Martin Bril en Hans Sleutelaar. Vier jaar daarna volgde de – postume – publicatie van de recent ontdekte, nooit eerder gepubliceerde novelle “Sleutels”.
Gelukkige dagen
Gisteravond naar Beckett geweest.
Dat gaf te denken..
Als je uren tot aan je oren
in een moeilijke materie zit,
is een pauze geen luxe.
Om kwart voor elf stonden we weer op straat.
Tot vier uur doorgezakt
en met een taxi naar huis.
A foggy day in Rotterdam
Je kent het wel: een middag wachten
tot het gaat misten. Wachten
tot het donker wordt. Of avond wordt. Hij
(ik heb het over hem) kijkt,
ziet lege bussen
die koppig starten, de stad in – op zoek naar meer mist?
Stemmen van mensen. Oproer? Bijval?
Hij herkent ze, de stemmen. De mensen
kent hij niet – nooit gekend.
Je kent het wel: pijnlijk nauwkeurig
kan hij je zeggen (maar hij doet het niet):
‘Nu gaat de telefoon.’
En dan gaat de telefoon. De angst
dit aan te voelen. En dan de angst (nog groter)
zich na tien, elf juiste voorspellingen te vergissen.
De mist is binnen.
Reeds zijn de radiatoren verkild.
Hij trekt zijn benen op. Wacht.
Het wordt donker. Of avond.
Hij trekt huiverend een haar uit zijn pols.
C. B. Vaandrager (26 augustus 1935 – 18 maart 1992)