De Duitse schrijver Alfred Neumann werd geboren op 15 oktober 1895 in Lautenburg als zoon van een joodse houtindustrieel en bracht zijn jeugd door in Berlijn, Rostock en Franstalig Zwitserland. Vanaf 1913 studeerde hij kunstgeschiedenis en na WO I promoveerde hij. In München werkte hij eerst als lector bij een uitgeverij, van 1918 tot 1920 als dramaturg van de Kammerspiele en als freelance schrijver. Neumann emigreerde in 1933, woonde tot 1938 in Fiesole, toen in Nice en vanaf 1941 in Los Angeles, waar hij Amerikaans staatsburger werd. In 1949 keerde hij terug naar Europa en vestigde zich in Florence. De vroege novelle “Lehrer Taussig” is nog schatplichtig aan het expressionisme, maar al gauw kwam hij in de verleiding om het beeldende ruimtegevoel van de barok stilistisch om te zetten in de taal van de kunst. Het historische onderwerp, waar hij zich op richtte bood hem altijd een gelegenheid om de diepten van de menselijke ziel te verkennen. De schelmenroman “Narrenspiegel” gaat over het avontuurlijke leven van de eeuwig failliete hertog vab Liegnitz Heinrich, die ooit het Hugenotleger aanvoerde en bijna koning van Polen werd. De roman “Der Patriot” speelt zich af voor de historische achtergrond van de moord op tsaar Paul I en werd in 1928 succesvol verfilmd met Emil Jannings in de hoofdrol. Tijdens zijn tijd in Californië schreef hij de roman “Der Pakt” over de Amerikaanse kolonel William Walker, die in de 19de eeuw tot president van Nicaragua werd gekozen, maar het land in een dictatuur veranderde.
Uit: Strange Conquest (Der Pakt, vertaald door Ransom T. Taylor)
“They pushed through the roadblock and ran along the houses in two columns without losing a single man. They received fire, but it was irregular, inaccurate, and seemingly hesitant. Two men were lost at the next roadblock and here it became apparent that the enemy took poor aim, fired too high, and couldn’t face a frontal attack, especially when the attackers yelled. The Falange got through.
But then there was yelling behind them in their own tongue, terrible in its agony. Now they knew that one of the two who had gone down before the roadblock had not been dead, but would be soon. They wanted to go back.
“Keep going!” roared Kewen, brandishing his pistol.
They got a few paces further, then drew fire from every window, and behind them the road block closed like a cattle gate.
“Keep going!” Kewen yelled, and they snarled at him like angry dogs. He dropped his pistol, stunned by their mutiny.
They crawled into the two nearest houses on their right and left and, roaring with rage, cleaned them of five snipers each. They cleaned them out with their bayonets.
They didn’t budge from those holes. Five of them now lay outside, between the two houses, and two lay back by the roadblock. That made seven. Jonny Felice lay in the outskirts of the town. That made eight. In Tola under the rattling coconuts lay Crocker. That made nine.
Achilles Kewen was still around. He popped back and forth between the two houses, made speeches, insulted the troops, wasted his luxuriant stock of Kentucky curses on them. They didn”t budge from their holes. Every time he skipped across the street, he was fired on, and finally it got too much for him, or he lost his head. He planted himself in the middle of the street and yelled: “You yellow bastards! You yellow bastards!” He yelled it only twice. Then he ripped his mouth wide open as for a huge laugh, and only when he pitched forward did anyone see the hole in his forehead. Now there were ten gone.”
Alfred Neumann (15 oktober 1895 – 3 oktober 1952)