Dolce far niente
Le Grand Cafe door Peter Graham, 2011
Op het terras
Op het terras. Verschijnt een hagedis in het gras?
En weg! Ze wil niet weten welke soort
Iedere vorm van kennis scoort laag vandaag
Schaamte voor het verlangen naar anonieme
schoonheid een naakte man in de branding
Morgen verlaat ze dit eiland. Wat zij wilden
is voorbij. Duinen geven geen antwoord
het strand stuift, er staat een grijze zee
Over de boeg van de hoop. Ze vraagt benauwd:
hopen waarop? Dat de woorden niet liegen?
Minnaars elkaar niet bedriegen? Zelfmoord
en dood tot hetzelfde taalspel behoren?
De hoop dat het helder wordt zegt hij
Liever filmt ze een sneeuwjacht waarin
een man buiten adem voortgaat, duin op
duin af. Een hagedis in het gras. Is. Was.
Anton Ent (Rotterdam, 20 januari 1939)
Rotterdam, Oude Haven
Tweehonderd Jaar Emily Brontë
De Engelse dichteres en schrijfster Emily Brontë werd geboren in Thornton in Yorkshire op 30 juli 1818. Dat is vandaag precies 200 jaar geleden. Zie ook alle tags voor Emily Brontë op dit blog.
Why Ask To Know The Date—The Clime? (Fragment)
Why ask to know the date—the clime?
More then mere words they cannot be:
Men knelt to God and worshipped crime,
And crushed the helpless even as we.
But, they had learnt from length of strife—
Of civil war and anarchy
To laugh at death and look on life
With somewhat lighter sympathy.
It was the autumn of the year;
The time to labouring peasants, dear:
Week after week, from noon to noon,
September shone as bright as June.
Still, never hand a sickle held;
The crops were garnered in the field—
Trod out, and ground by horses feet
While every ear was milky sweet;
And kneaded on the threshing floor
With mire of tears and human gore.
Some said, they thought that heaven’s pure rain
Would hardly bless those fields again.
Not so—the all-benignant skies
Rebuked that fear of famished eyes—
July passed on with showers and dew
And August glowed in showerless blue;
No harvest time could be more fair
Had harvest fruits but ripened there.
And I confess that hate of rest,
And thirst for things abandoned now,
Had weaned me from my country’s breast
And brought me to that land of woe.
Enthusiast—in a name delighting,
My alien sword I drew to free
One race, beneath two standards fighting,
For loyalty, and liberty.
Geef dat ik slapen mag
Geef dat ik slapen mag en geen
bewustzijn mij meer plaagt,
dat sneeuw zich legt over mij heen
of regen langs mij vlaagt –
Het is de hemel niet, die het heet
verlangen in mij stilt,
het helse vuur, bij wat ik deed,
bij wat ik wil, wordt mild!
Dit heb ik eens gezegd, dit blijf
ik zeggen, altijd weer:
drie goden, in dit tenger lijf,
gaan dag en nacht tekeer –
Al is de hemel voor hen te klein,
ik draag hen in mij om
en weet: zij zullen in mij zijn
tot ik voorgoed verstom!
Geef dat van hun verwoed tumult
ik eens zal zijn bevrijd,
dat ik door stilte wordt omhuld
en nooit meer, nooit meer lijd!
Vertaald door A. Marja
Emily Brontë (30 juli 1818 – 19 december 1848)
Cover
De Franse schrijver Patrick Modiano werd geboren in Boulogne-Billancourt op 30 juli 1945. Zie ook alle tags voor Patrick Mondiano op dit blog.
Uit: Honeymoon (Voyage deNoce, vertaald door Barbara Wright)
« At Juan-les-Pins, people behaved as if the war didn’t exist. The men wore beach trousers and the women light-coloured pareus. All these people were some twenty years older than Ingrid and Rigaud, but this was barely noticeable. Owing to their suntanned skin and their athletic gait, they still looked young and falsely carefree. They didn’t know the way things would go when the summer was over. At aperitif time, they exchanged addresses. Would they be able to get rooms at Megève this winter? Some preferred the Val-d’Isère, and were already getting ready to book accommodation at the Col de l’Iseran. Others had no intention of leaving the Côte d’Azur. It was possible that they were going to reopen the Altitude 43 in Saint-Tropez, that white hotel which looks like a liner grounded among the pines above the Plage de la Bouillabaisse. They would be safe there. Fleeting signs of anguish could be read on their faces under the suntan: to think that they were going to have to be permanently on the move, searching for a place that the war had spared, and that these oases were going to become rare all the time . . . Rationing was beginning on the Côte. You mustn’t think about anything, so as not to undermine your morale. These idle days sometimes gave you a feeling of being under house arrest. You had to create a vacuum in your head. Let yourself be gently numbed by the sun and the swaying of the palm trees in the breeze . . . Shut your eyes. Ingrid and Rigaud lived the same sort of life as these people who were forgetting the war, but they kept out of their way and avoided speaking to them. At first, everyone had been astonished by their youth. Were they waiting for their parents? Were they on holiday? Rigaud had replied that Ingrid and he “were on honeymoon,” quite simply. And this reply, far from surprising them, had reassured the guests at the Provençal. If young people still went on honeymoon, it meant that the situation wasn’t so tragic as all that and that the earth was still going round.”
Patrick Modiano (Boulogne-Billancourt, 30 juli 1945)
Cover audio boek
De Noorse schrijfster en scenariste Maja Lunde werd geboren in Oslo op 30 juli 1975. Zie ook alle tags voor Maja Lunde op dit blog. Zie ook alle tags voor Maja Lunde op dit blog.
Uit: The History of Bees (Vertaald door Diane Oatley)
“I was assigned to Field 748 today. Out of how many? I didn’t know. My group was one of hundreds. In our beige work uniforms we were just as anonymous as the trees. And just as close together as the flowers. Never alone, always together in a flock, up here in the trees, or wandering down the tire ruts from one field to the next. Only behind the walls of our own small flats could we be alone, a few short hours a day. Our whole lives were out here.
It was quiet. We weren’t allowed to speak while we worked. The only sound to be heard was that of our careful movements in the trees, a faint clearing of the throat, some yawns and the material of our uniforms against the tree trunks. And sometimes the sound we had all learned to dislike—a branch creaking and in the worst case breaking. A broken branch meant less fruit, and yet another reason to dock our pay.
Otherwise only the wind was audible, passing through branches, brushing across the blossoms, slipping through the grass on the ground.
A fly buzzed through the air, a rare sight. It had been several days since I had seen a bird, there were fewer of them as well. They hunted the few insects to be found, and starved, like the rest of the world.
But then an earsplitting sound broke the silence. It was the whistle from the management’s barracks, the signal for the second and final break of the day. I noticed immediately how parched my tongue was.
I climbed down with awkward caution. My workmates and I crept down from the trees to the ground. The other women had already begun chatting, as if their cacophonic prattle was flipped on like a switch the split second they knew that they could.
I said nothing, concentrating on getting down without breaking a branch. I managed it. Pure luck. I was infinitely clumsy, had been working out here long enough to know that I would never be really good at the job.
On the ground beside the tree was a beat-up metal water bottle. I grabbed it and drank quickly. The water was lukewarm and tasted of aluminum, the taste made me drink less than I needed.
Two young boys dressed in white from the Trade Commission rapidly distributed the reusable tin boxes containing the second meal of the day. I sat down by myself with my back against the tree trunk and opened mine. The rice was mixed with corn today. I ate quickly. As usual, a bit too salty, and seasoned with artificially manufactured chili pepper and soy. It had been a long time since I had tasted meat. Animal feed required too much arable land. And a lot of the traditional animal feed required pollination. The animals weren’t worth our painstaking handiwork.”
Maja Lunde (Oslo, 30 juli 1975)
De Nederlandse dichteres Aly Freije werd geboren in Veelerveen op 30 juli 1944. Zie ook alle tags voor Aly Freije op dit blog/
Spiegels
I
Zij waren ongedurig, wilden helder krijgen
wat voortvluchtig was, de klank van schuren
de tinten geel van gerst
als jonge honden volgden ze een spoor
met kans op terugkaatsing
een paardenhok, het hek hangt los, drie kinderen
in een veenkanaal, een vrouwenroep verwaait
wind raast door halmen gras, slaat
bloempotten aan diggelen, rookpluimen stijgen
uit een veld, vol margrieten en bolderik
deuren sluiten, water stroomt
uit een plafond, de jongen klemt
een vogel in zijn hand, een man spreekt karig
een vrouw loopt achteruit
gesprekken vallen stil
wasem lost op
ze wijken voor de spiegel
de brekingshoek.
II
Ze zoeken opnieuw naar openingen, het hart
van een huis, ontsluiten blinden
in een fauteuil zit moeder, verplaatst
haar schaduw, wenkt hen naderbij
ze willen weer klein rond haar schoot
zij schetst hoefafdrukken, roestig pakdraad
-littekens maken sterk, breken
kun je het leven niet verwijten-
muziek stroomt een piano uit
woorden trekken zich terug, leeg is de stoel
ramen schuiven omhoog een terras verplaatst
hen in de zon, is dit hun plek?
Aly Freije (Veelerveen, 30 juli 1944)
Onafhankelijk van geboortedata
De Nederlandse schrijver Martijn Simons werd geboren in 1985 en groeide op in Woerden. Zie ook alle tags voor Marijn Simons op dit blog.
Uit: Ik heet Julius
“De dag nadat ik Campo Alegre was ontvlucht alsof de boel in lichterlaaie stond en ik het vermoeid en verdoofd op een lopen zette, belde David om me te vertellen dat mijn vader – ónze vader, de man aan wie ik alles te danken had en die het waarschijnlijk weg zou lachen als ik hem rechtstreeks zou confronteren met wat er gebeurd was – dat uitgerekend híj, het lichtend voorbeeld, de zelfbenoemde trots van het gezin Ruysbroek, een beroerte had gekregen in de polder bij Abcoude en nu op de afdeling Neurologie van het AMC plat op zijn rug lag, zijn armen stijf langs zijn lichaam, een slangetje in zijn neus, en dat wij niks anders konden dan afwachten hoe hij eruit zou komen. Als hij er al uit zou komen.
Dat alles wist ik nog niet toen ik wakker werd. Ik hield mijn ogen gesloten tegen de hoofdpijn die zou inslaan zodra ik het overdadige daglicht zou toelaten en wist nog van niks. Niet hoe laat het was, niet welke dag het was, niet waar het noorden zich bevond. Ik reconstrueerde dat ik op Curaçao was, en dat er iets in mijn oor kietelde. Alles om me heen stond stil, pauze, geen geluid, maar het was een beangstigende pauze, ik zweefde door de lucht en kon elk moment op de aarde te pletter storten.
Ik wist zeker dat ik vannacht alleen was thuisgekomen, buiten adem, en er lag niemand naast me toen ik – hoe lang was dat geleden? – trillend onder de plakkerige lakens schoof, bewegingloos op mijn rug lag, luisterend naar de geluiden buiten, het gescharrel van de nachtdieren, het geritsel van de wind door de struiken om het huis.
Mijn lijf was stram en ik probeerde me te herinneren of ik de afstand van het Campo over de onverharde paden naar huis blootsvoets had afgelegd, zo dik en pijnlijk waren mijn voeten. Ik werd door onzichtbare krachten in het matras geperst, mijn adem kon elk moment stokken, maar mijn hart ging tekeer als de snares in de opgefokte muziek die ik altijd hoorde op de autoradio, en mijn ogen waren nog wijd open en staarden in het donker, zochten een punt om zich aan te hechten, maar er was niks, alleen dat eindeloze donker. Uiteindelijk viel ik in slaap, en droomde ik dat wat ik had meegemaakt ook écht niets meer dan een droom was, met vreemde kleuren en figuren die groter werden als je dichterbij kwam, om plotseling te verdwijnen als je een arm naar ze uitstak.”
Martijn Simons (Woerden, 1985)
Zie voor meer schrijvers van de 30e juli ook mijn blog van 30 juli 2017 en ook mijn blog van 30 juli 2016 deel 1 en eveneens deel 2.