‘Tempora mutantur, et nos mutamur in illis’ denk je wel wanneer je onderstaand gedicht van Mischa de Vreede vergelijkt met dat van Gezelle gisteren.
Pasen 2000
gedroomd dat er een soort kar voorbij kwam
met mensen die eieren bij zich hadden
hun handen eromheen
boers gedoe
ze riepen me toe dat het gewoonte was
in de plaats waar ik woon
– Camperduin –
om met Pasen een ei neer te leggen
daar waar je een dier had begraven
in de tuin dus
ik zag het voor me:
onder het prille groen van de vlier
bij het houten kruis van de poes
waarop in plakletters staat te lezen:
Jantje 17 jaar lief
en ook voor het huis
tussen de hemelse scylla’s
waar Engel ligt:
een 6 jaar jonge teckel
geveld door hernia
hier en daar zo’n volmaakt gaaf gegeven
schijnbaar verloren in rommelig gras
wakker geworden
verbaasd
aan Grieks gedacht
bloedrode eieren op de zerken
‘Christus is waarlijk opgestaan’
ei is ding dus dood
maar wat eruit komt piepen
beweegt
van levendigheid
nog verder denkend
half alweer dromend
zag ik ze staan
Engel en Jantje
leurend aan de keukendeur
deerlijk bemodderd
verwijtend hun blik:
Waar was je nou
in dat voortdurende donker?
Waar bleef je nou
in dat verschrikkelijke niks?
ik moest hun bekennen
dat ik
die over hun welzijn beschikt had
ook degeen was geweest
die hen ‘inslapen’ liet
snikkend niet kijkend
maar toch
het deerde hun niet
en ik liet hen binnen
hun eten schrokten ze op
ik streelde hun holle flanken
wist me vergeven
en voelde me God
Uit: ‘Zeestenen’, De Prom, Baarn 2001
Mischa de Vreede (Batavia, 17 september 1936)
In 1959
Gerard Reve
Erwin Mortier heeft zaterdag bij de uitvaart van Gerard Reve een schitterende grafrede gehouden. Die wou ik hier toch niet onvermeld laten.