In Memoriam Michaël Zeeman
De Nederlandse dichter, schrijver, journalist en literair criticus Michaël Zeeman is maandagavond op 50-jarige leeftijd overleden aan een hersentumor. Zie ook mijn blog van 18 september 2008. Voor een uitgebreid herdenkingsartikel zie de Volkskrant.
Halverwege, de dood
Tot gisteren waren wij even oud, zij en ik.
Nu sta ik hier en ligt zij daar, koud, zij –
en ik bezweet van zomer, haast en gêne.
Zij lijkt een beetje op een zonnebloem:
gebruind gezicht, blonde haren,
nog lang niet uitgebloeid, toch geknakt.
Zij ligt voor schut; slaap noch diepe rust.
Niet stuk, niet beschadigd, niet ziek:
kan nog heel goed bloeien in een vaas.
Bij alle zinnen moet nu nagedacht, de tijd
verspringt een klinker. Ik ben al uren ouder.
Halverwege, de dood
Er verstreek geen week of wij spraken
de doodstille nacht aan, vonden blindelings
code en toon. Ik sprak over lezen en leven,
ik hoorde van het verre voortbestaan –
’t was avond, ’t was laat, een zacht zoemen
opende verten, kamers die ik kende, een stoel
waarin ik zat, een glas waaruit ik dronk,
al in geen honderd jaar is afstand een bezwaar.
Mijn lieve kalme vriend, wie heeft dat ene wel
heel onbenullige adertje in jouw nog lang niet grijze kop
kapot geprikt, die dunne wand gescheurd en al dat
doodgemoedereerde bloed door jouw hersens
heen gejaagd, je liefde en je kalmte verzopen
tot een hopeloze black pudding, die had ik niet besteld?
Een man stierf op een donderdag in mei,
rond middernacht. Zijn lijk lag onderaan
de trap en lag daar al toen ik die nacht
mijn laptop afsloot en mijn glas vol schonk.
Het duurde maanden. Omstreeks dat trouwe uur
klonk in zijn lege almaar kouder wordend huis
dat vriendelijke en uitnodigende, nieuwsgierig makende –
want geen zee en geen hemel, geen dalen nabij.
Ik wil een toestel in zijn graf, dat bel ik dan,
zodat, al kan hij niet meer spreken, hij weet
dat ik hem spreken moet. De wormen die hem slopen
een maal per dag aan het schrikken maken kan.
Michaël Zeeman (18 september 1958 – 27 juli 2009)