AKO Literatuurprijs 2009 voor Erwin Mortier

De Vlaamse schrijver Erwin Mortier heeft de AKO Literatuurprijs 2009 gewonnen met zijn roman Godenslaap. Dat maakte de organisatie dinsdagavond bekend. Mortier ontvangt een sculptuur van Eugène Peters en een cheque ter waarde van 50.000 euro. Erwin Mortier werd geboren in Nevele op 28 november 1965. Zie ook mijn blog van 28 november 2006 en mijn blog van 28 november 2007 en ook mijn blog van 28 november 2008.

Uit: Godenslaap

‘Ik volg de cadans van mijn handschrift en zoek naar de in letters gestolde, kwezelachtige wellust van het meisje dat ik ooit geweest moet zijn, het wicht dat op de drempel van haar adolescentie haar schriftuur even strak aantrok als de dunne lederen veters waarmee ze haar laarsjes dichtreeg – hoe ze het vlees van het woord in de baleinen van de zinsbouw dwong, tot haar eigen lijf vol striemen stond en ze naar uitbraak verlangde.’

(…)

 

‘Jaloers op de schilders, op hun woordenschat van coloriet. Jaloers omdat ik de taal niet kan fijnstampen in een mortier en naar goeddunken vloeiend of pasteus kan maken door er olie doorheen te mengen, noch een nieuwe kleur kan scheppen door wat poeder van het ene woord aan wat poeder van het andere toe te voegen. Jaloers ook, omdat er geen taal bestaat waarmee je eerst een ondergrond kunt aanbrengen, die door het kleurenweefsel dat je erboven legt heen blijft schemeren. Jaloers omdat ik een taal zou willen die geen betekenis draagt, maar bovenal intensiteit, een betekenis die aan betekenis ontstijgt, en die je hier niet zozeer zou moeten lezen, als wel bezien, met de geletterdheid van het oog, de eruditie van het netvlies’

(…)

 

‘Alleen dieren konden de middag recht in de ogen zien, blind voor zijn smeltgloed, doof voor het doodstille tumult der dingen dat het midden van het etmaal ontketende en dat in mijn oren luider klonk dan het kanongebulder aan de horizon, dat we steeds vaker pas hoorden wanneer het luwde. De middag legde van de wereld de naaktheid bloot, hij liet zijn gat zien, de obscene – het woord blijft me bespoken – grimlach van zijn botte onverschilligheid. Hij tikte in de voegen van de stenen, ritselde op hagedissenpoten over de ranken van klimop tegen de zijgevel van het huis achter mijn rug..’

(…)

 

‘Een deur ging open, van de speelzaal die ik me vaag herinnerde uit vroeger jaren. Het rook er beslapen. De hoge ramen wierpen schuine balken van maanlicht op de vloeren, haalden uit de duisternis het plooienspel van dekens, een mouw, een hand, een hoofd tevoorschijn. Her en der lagen soldaten te slapen, alleen of tegen elkaar aan gekropen. Uit hun schoeisel, dat tegen de speeltafels aan lag waarop hun rugzakken rustten, steeg de lucht op van aarde, zomerse aarde, van tentzeil, geolied staan en gras op naar de zoldering met haar frivole stucwerk, dat sureëel boven de slapende gestalten hing.’

 

mortier

Erwin Mortier (Nevele, 28 november 1965)