De AKO Literatuurprijs 2012 is toegekend aan Peter Terrin voor zijn boek ‘Post Mortem’. Hij ontving de prijs uit handen van Jozias van Aartsen, voorzitter van de jury. Het was de 26e maal dat de AKO Literatuurprijs werd uitgereikt. De feestelijke uitreiking vond plaats in de Centrale Bibliotheek van Den Haag en de winnaar werd bekendgemaakt in een rechtstreekse uitzending van het actualiteitenprogramma Nieuwsuur. Zie ook alle tags voor Peter Terrin op dit blog.
Uit: Post Mortem
“Op het schort van Arlette, de overbuurvrouw, rankten getekende bloemen, die hij niet kon thuisbrengen. Hij had alle tijd om ernaar te kijken. Voluptueuze kelken met dramatische bloembladen en uit de kluiten gewassen meeldraden. Allicht een vrije impressie. Het schort hing aan een enkel plastic haakje, voor de rest was de enige muur in de serre witgeverfd en leeg. In zijn roman zou Arlette elke dag de bloemen dragen, ook als er bezoek was, of onder haar jas in de supermarkt.
Ze was nergens te bekennen, ze moest op de bovenverdieping met iets bezig zijn dat ze niet kon laten vallen. François had al twee keer haar naam geroepen in de trapgang, en zonder antwoord af te wachten, want zijn vrouw was thuis, dat wist hij zeker, de deur weer dichtgedaan en zich naar het bezoek in de serre gehaast. “Ze komt.”
De man was voor in de zeventig en hoorde bij het straatbeeld zoals Lodewijk dat deed, de andere overbuur. Zodra het weer het toeliet, leefde hij buiten, in de omgeving van het huis. Zijn vrouw daarentegen verliet de woning, bij Steegmans weten, nooit. Anders dan Lodewijk was François geen bezielde tuinier. Hij leek er het geduld niet voor te hebben.
Hij tuinierde niet, hij wérkte in de tuin. Of anders was hij in de weer met een hamer of een boormachine, of besteeg hij de ladder nog eens en zwaaide hij balancerend in de dakgoot of schrijlings op de nok gezeten gedag. Wanneer er niets meer te klussen viel, ook niet bij de overbuurvrouw, een weduwe, vouwde hij de tuinstoel open voor de garage, die in de tuin stond, en ging met de ledematen wijd, de voeten bloot en de ogen devoot gesloten de zon aanbidden.
Zo kwam het dat hij vroeg in de lente in een groen Adidasbroekje uit de jaren zeventig en een paar teenslippers, gebronsd als een Spanjaard, in de beschaduwde serre zat, waar het volgens de digitale
kleefthermometer op het oude buitenraam van het huis 15,8 graden Celsius was, met een luchtvochtigheidsgraad van 78%. Waar Steegman ook keek, de verharde, maar vooral langwerpige tepels die bij elke beweging van François als lusteloze slurfjes aan zijn stoere borst bengelden, kreeg hij niet uit zijn hoofd. Hij hield zich klaar om Renée ogenblikkelijk af te leiden, voor ze iets in de gaten kreeg en vragen kon stellen.”
Peter Terrin (Tielt, 3 oktober 1968)