In Memoriam Gerrit Krol
De Nederlandse dichter en schrijver Gerrit Krol is zondag in zijn woonplaats Groningen op 79-jarige leeftijd overleden. Zie ook mijn blog van 1 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Gerrit Krol op dit blog.
Uit het tekenboek van Rauh
Voorop de vleermuis die in vallende staat
het verstand doorsteekt met een speld
en de bedoelingen van ons hart
met een potlood uit elkaar legt.
Dan Jonas, die met schubjes op zijn rug
– etiketten waar hij is geweest –
zoekt langs het water naar een brug
die hem verbinden moet met Kanaän
dat hij niet mag betreden.
Er staat dat hij op het einde nog
in laatste tweespraak met het Kruis
zijn ziel beveelt in handen van de Geest –
het kruis dat diep beneden hem
rechtop gezet is in een kluitje klei,
het kruis, in dierbare verhoudingen
gesneden, maar in een kluit. Een traan
zakt van zijn oog af op het hout
als hij zijn offer brengt: een kleine bips en koud.
Hij schreit en houdt in vlinderslag
zich aan de takken vast.
Het blinde echtpaar waarvan de man
in het vuur zijn handen houdt
dat knettert en als radium straalt,
terwijl zijn vrouw een beeltenis,
een foto rondgeknipt als medaillon,
van liefde heeft in haar oog gespeld –
zij wachten zij aan zij,
totdat Hij, die ons allen bijhoudt,
naderkomt met geheven handen
en helpt ze pijnloos uit hun vel.
De dieren zoeken in volle draf het licht,
het schijnsel dat de mensen dragen:
er zit een oude man gehurkt
met op zijn hoofd een druppel vet
waarin een kaarsje is gezet.
Hij kijkt verbeten over ’t veld
of het in deze omstandigheden geldt.
De hond schuift in het rond; de mug
die trillend heeft verdeeld de lucht
gaat onder, en nog kleinere dieren.
Nauwkeurig heb ik de plaat bekeken
waarop, volgens de tekst door anderen geschreven
en doorgestreept maar geschreven dus toch,
de monsters zich een einde bereiden,
zich in het leven snijden op de elleboog –
zo een die tussen de benen met een zaag omhoog
als brood zijn eigen zak te snijden staat.
Tevergeefs kruipt op de einder toe
een vrouw van wie de geitjes drinken.
Waarom, als haar die functie is gegeven,
waarom dan niet en wél het stukje deeg
dat eeuwen hangt reeds eeuwen
boven een bek die niet meer leeft?
En die grote troela dan
die, boeketten bloemen wringend,
denkt dat nu alles voorbij is?
De Christus hangt in donkere nacht
in stukken aan het kruis; zijn macht
is afgevallen als een kleed,
maar zolang Hij onder een theemuts
bijeenhoudt wat ons allen aangaat,
te Zijner tijd onthuld,
zolang zwemt er een vis
voor het wachthuis heen en weer.
Aan het einde van zijn leven,
innig vergroeid met boom en struik,
zo deelt de tekenaar ons mede,
heeft de oude man de kracht,
in afwachting van de dood,
nog een vogel op zijn hoofd te laten nestelen.
Zo ijlt dan door de ruimte een holle scherf
voort naar de snelheid van het licht,
het duizendjarig rijk der doden,
waar vrede is en dunne bomen
op een middag als het lente is,
het uur waarop bezoekers komen.
Gerrit Krol (1 augustus 1934 – 24 november 2013)