Tom Lanoye, Guillaume Apollinaire

De Belgische dichter, schrijver en vertaler Tom Lanoye werd geboren te Sint-Niklaas op 27 augustus 1958. Zie ook alle tags voor Tom Lanoye op dit blog.

Uit: Het goddelijke monster

Katrien Deschryver schoot haar man dood. Per ongeluk. Ze wist dat geen mens haar zou geloven maar het wás een malheur — dom, abrupt en onherroepelijk. Typisch iets voor jou, zou haar man hebben gebruld. Indien hij nog had kunnen brullen. Ze was verraden door haar noodlot, eens te meer. Vanaf haar jeugd was het zo gegaan. Men noemde haar aantrekkelijk, intelligent en elegant tot ze het zelf geloofde. En hoe meer ze het geloofde, hoe meer ze veranderde in wat men haar toedichtte. Tot, op een lelijke dag, haar masker viel en iedereen met open mond staarde naar wat ze werkelijk was. Een doodgewoon meisje, een vrouw uit de honderdduizend. Een plastic spiegeltje waarin de wereld zichzelf had gezien en verliefd was geworden.
Haar heldere kant laat zich vlot beschrijven. Als kleuter al koket, was ze verzot op vormen, op verpakking: nieuwe kleertjes. Ze paradeerde erin rond alsof ze, met elke stap, een nog mooier rokje moest verdienen. Elke woensdagmiddag danste ze op de catwalk van het lage salontafeltje heen en weer, haar spulletjes tonend aan haar drie kinderloze tantes. Die klapten verrukt in de handen en kochten als beloning voor haar een grotere garderobe bijeen dan ze zelf bezaten. De zondvloed van afdragertjes ging naar Gudrun, Katriens enige en jongere zus. Rond Gudruns lijfje leken jurken en bloesjes de glans te verliezen die ze hadden bezeten rond het lichaam van Katrien. Toch haatte Gudrun haar zus niet, integendeel. Ze dweepte met haar zoals alleen een jongere zus dat kan en was trots op haar als had ze zelf meegewerkt aan ieder van haar verschijningen. Als plechtige communicant betrad Katrien de kathedraal in een miniatuur trouwjurk, inclusief boeketje. Ze werd omkranst door wierook en orgelmuziek. Alle hoofden draaiden zich om naar háár, kindvrouwtje uit een Parijs’ modeblad, geschminkt door Moeder Natuur —wangen geblanket door de zenuwen, ogen donker van de angst, lipjes gestift door de opwinding. Ze schreed naar een altaar dat glom van goud en heiligheid en lelies die verwelkten. Kinderen zagen een engel, klaar om de vleugels te ontvouwen. Vrouwen zagen een icoon van zuiverheid, op de drempel der ontmaagding. Mannen zagen een belofte van wellust, op dezelfde drempel. En van alle communicantjes die de kardinaal die dag met zalvende duim een kruisje op het voorhoofd mocht strelen, zou ’s avonds alleen haar gelaatje hem bijblijven. Kwijnend van godsvrucht maar bizar zuchtend onder zijn duim. En de drie tantes? Die zaten gelukzalig te grienen op de eerste rij, fantaserend over de echtgenoot die zij nooit hadden ontmoet maar die, in luttele jaren slechts, hun troetelnicht ten deel zou vallen.”

 

Tom Lanoye (Sint-Niklaas, 27 augustus 1958)

 

De Franstalige schrijver en dichter Guillaume Apollinaire werd in Parijs geboren op 26 augustus 1880. Zie ook alle tags voor Guillaume Apollinaire op dit blog.

 

Rijnlied in de herfst

De kinderen der gestorvenen komen spelen
Op het kerkhofgras
Martin Gertrude Hans en Henri
Geen haan heeft vandaag aan kraaien gedaan
Kikiriki

De oude vrouwen
Schuiven en huilen huilen
De brave ezels de grauwe
Balken ia en beginnen te schransen
Van de kerkhofkransen

’t Is de dag van de doden en al hun zielen
De kinderen en de oudjes knielen
En steken flakkerende kaarsen aan
Waar een katholiek in een graf is gedaan
De sluiers der ouden
De wolken dik
Hebben de kleur van een geitensik

De lucht beeft zacht van vlammen en gebeden

Het kerkhof is een mooie tuin een plein
Vol met grijze zuilen en vol roosmarijn
Ge treft er uw oude vrienden aan
O wat ligt ge op dit kerkhof welgedaan
Gij bedelaars in bier verdronken
Gij blinden ach zo moest het zijn
En gij kinderen onder het bidden gestorven

O wat ligt ge op dit kerkhof welgekozen
Gij burgemeesters en gij matrozen
Gij advocaten van de stad
Ook gij zigeuners zonder namen
Het leven gaf u zorgen zat
Het kruis moet ons vaak beschamen

De koelte van de Rijn komt zoeken naar de uilen
En dooft de kaarsen die de kinderen weer ontsteken
En de blaren de dode
Laten de doden schuilen

Soms praten dode kinderen met hun moeder
Soms willen doden de weg terug weer zoeken

Ik wilde niet dat gij mij achterliet
De herfst is vol van afgehakte handen
Neen neen het zijn de blaren de dode
Het zijn de handen der lieve doden
Het zijn uw eigen handen

Wij hebben te veel gehuild vandaag
Met de doden hun kinderen de oude vrouwen
Onder de hemel grauw en laag
Op het kerkhof vol van flambouwen

Nu keren wij terug in de wind de wind

Kastanjes vallen voor onze voeten
De bolsters scheuren
Als het treurende hart der Lieve Vrouw
Wellicht heeft ook haar huid de kleuren
Van kastanjes in het najaar

 

Vertaald door Gabriël Smit

 

Guillaume Apollinaire (26 augustus 1880 – 9 november 1918)
Portret door Jean Metzinger, 1908

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 27e augustus ook mijn blog van 27 augustus 2023 en ook mijn blog van 27 augustus 2019 en ook mijn blog van 27 augustus 2018 en ook mijn blog van 27 augustus 2017 deel 1 en eveneens deel 2.

Paula Hawkins, Guillaume Apollinaire

De Britse schrijfster Paula Hawkins werd geboren op 26 augustus 1972 en groeide op in Salisbury (het huidige Harare in Zimbabwe) in Rhodesië. Zie ook alle tags voor Paula Hawkins op dit blog.

Uit:  Het meisje in de trein (Vertaald doorMiebeth van Horn)

“Vrijdag 5 juli 2013
Ochtend
Er ligt een stapel kleren naast het spoor. Lichtblauwe stof – misschien een shirt – op een hoop gegooid met iets vuil wits. Waarschijnlijk afval, deel van een lading die stiekem in het miezerige bosje naast het spoor is gedumpt. Het kan zijn achtergelaten door de baanwerkers die aan dit deel van het
spoor werken, die zijn hier vaak genoeg. Of het is iets anders.
Mijn moeder zei vroeger altijd dat ik een veel te levendige fantasie had; Tom zei dat ook. Ik kan het niet helpen: zodra ik die weggegooide vodden zie, een smerig T-shirt of een eenzame schoen, kan ik aan niets anders denken dan aan die andere schoen, aan de voeten die in die schoenen pasten.
De trein komt schokkend, schrapend en piepend weer in beweging, het hoopje kleren verdwijnt uit zicht en met het vaartje van iemand die stevig hardloopt rollen we verder richting Londen. Iemand op de stoel achter me slaakt een zucht van onbeholpen irritatie; de stoptrein van 8.04 uur van
Ashbury naar Euston kan het geduld van zelfs de meest ervaren forens behoorlijk op de proef stellen. De reis wordt geacht 54 minuten te duren, maar dat is zelden het geval: dit deel van de spoorbaan is oeroud, versleten, er zijn voortdurend problemen met de seinen en er wordt onophoudelijk aan de
rails gewerkt.
De trein kruipt verder; hij schommelt langs pakhuizen en watertorens, bruggen en loodsen, voorbij eenvoudige victoriaanse huizen, die het spoor nadrukkelijk hun rug toekeren.
Met mijn hoofd tegen het raampje geleund kijk ik hoe deze huizen langs me heen schuiven als een tracking shot in een
film. Ik zie ze zoals niemand anders ze ziet; zelfs hun eigenaars zien ze waarschijnlijk niet vanuit dit perspectief. Twee maal per dag krijg ik heel even een inkijkje aangeboden in andermans leven. Het heeft iets troostends om onbekenden veilig thuis te zien zitten.
Iemands telefoon gaat over, een uit de toon vallend vrolijk, opgewekt melodietje. Er wordt niet snel opgenomen en het blijft maar om me heen rinkelen. Ik voel hoe mijn medereizigers op hun plaats zitten te schuiven, met hun krant ritselen, op hun laptop tikken. De trein schokt en waggelt de bocht
om, gaat langzamer rijden voor een rood sein. Ik probeer niet op te kijken, ik probeer door te lezen in de gratis krant die ik bij binnenkomst op het station uitgereikt heb gekregen, maar de woorden vervagen voor mijn ogen en niets kan mijn aandacht vasthouden. In gedachten zie ik nog steeds dat eenzame hoopje kleren naast de spoorbaan liggen.”

 

Paula Hawkins (Salisbury, 26 augustus 1972)

 

De Franse schrijver en dichter Guillaume Apollinaire werd in Parijs geboren op 26 augustus 1880. Zie ook alle tags voor Guillaume Apollinaire op dit blog.

 

MAANDAG CHRISTINASTRAAT

De moeder van de beheerster en de beheerster laten iedereen door
Ben je een echte man dan kom je mee vanavond
’t is voldoende als er eentje de wagenpoort bewaakt
Terwijl de ander naar boven gaat

Drie brandende gaslampen
De bedrijfsleidster is teringlijdster
Wanneer je zo klaar bent dan spelen we een partijtje backgammon
Een orkestleider die pijn heeft aan zijn keel
Wanneer je naar Tunis komt dan laat ik je hash roken

Dat lijkt te rijmen

Stapels schoteltjes bloemen een kalender
Ram bam bim
Mijn huisbazin moet nog bijna 300 franc van me
Ik verwond nog liever me kont dan dat haar te geven

Om drie voor half negen moet ik weg
Zes spiegels staren elkaar altijd aan
Ik denk dat we nog verder verstrikt zullen raken
Mijn allerbeste
U bent een heer die maar half presteert
Die dame heeft een neus die lijkt op een lintworm
Louise heeft haar bontjas vergeten
Ik heb geeneens een bontjas en ik heb ’t niet koud
De Deen rookt een sigaret en leest de dienstregeling
De zwarte kat doorkruist de brasserie

Die flensjes waren heerlijk
De fontein stroomt
Jurk zwart als haar nagels
Dat is volkomen onmogelijk
Kijkt u meneer
De ring met malachiet
De vloer is bestrooid met zaagsel
Het is dus waar
Een boekhandelaar nam het rossige dienstertje mee

Een journalist die ik voor de rest heel vaag ken

Luister Jacques het is ernstig wat ik je ga zeggen

Gemengde Scheepvaart-Maatschappij

Hij zei me meneer wilt u zien welke etsen en schilderijen ik kan maken
Ik heb alleen een dagmeisje

Na de lunch café du Luxembourg
Eenmaal daar stelt hij me aan een dikkerd voor
Die me zegt
Luister ’t is leuk
In Smyrna in Napels in Tunesië
Maar waar is het in godsnaam
De laatste keer dat ik in China was
Is acht of negen jaar geleden
De eerbaarheid hangt vaak af van welk uur het heit
Het spel is uit

 

Vertaald door Wouter van der Land

 

Guillaume Apollinaire (26 augustus 1880 – 9 november 1918)
Portret door Maurice de Vlaminck, ca. 1905

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 26e augustus ook mijn blog van 26 augustus 2023 en ook mijn blog van 26 augustus 2021 en ook mijn blog van 26 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 26 augustus 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Martin Amis, Charles Wright

De Engelse schrijver Martin Amis werd geboren op 25 augustus 1949 in Cardiff, South Wales. Zie ook alle tags voor Martin Amis op dit blog.

Uit: Het interessegebied (Vertaald door Janneke van der Meulen)

“Liefde?”
“Ik zei: het léék liefde. Kijk niet zo geschrokken. Het léék liefde. Een gevoel van onvermijdelijkheid. Je weet wel. Als het begin van een langdurige, heerlijke romance. Romantische liefde”.
“Déjà vu en de hele santenkraam? Ga door. Help mijn geheugen een handje”.
“Tja. Pijnlijke bewondering. Pijnlijk, ja. En gevoelens van nederigheid en onwaardigheid. Zoals jij met Esther”.
“Dat is iets heel anders”, zei hij en priemde met een vinger naar me. “Dat is puur vaderlijk. Je snapt het wel als je haar ziet”.
“Hoe dan ook. Toen was het voorbij en ik… En ik vroeg me gewoon af hoe ze eruit zou zien zonder kleren aan”.
Zie je nou wel? Ik vraag me nooit af hoe Esther eruit zou zien zonder kleren aan. Als het gebeurde, zou ik ontzet zijn. Ik zou mijn ogen afwenden”.
“En zou jij je ogen afwenden, Boris, van Hannah Doll?”
“Hmm. Wie had gedacht dat de Ouwe Zuiplap zo’n mooie vrouw zou hebben”.
“Ik weet het. Niet te geloven”.
“Die Ouwe Zuiplap. Maar even serieus. Ik weet zeker dat hij altijd al een zuiplap was. Maar hij is niet altijd oud geweest”.
Ik zei: “De meisjes zijn wat? Twaalf, dertien? Dus zij is van onze leeftijd. Of iets jonger”.
“En de Ouwe Zuiplap bezwangerde haar toen ze wat – achttien was?”
“Toen hij van onze leeftijd was”.
“Goed dan. Dat ze met hem getrouwd is, moeten we haar dus maar vergeven; zei Boris. “Achttien. Maar ze is niet bij hem weggegaan, hé. Hoe wil je dat rechtbreien?”
“Weet ik. Het is moeilijk om..”’
“Mmm. Ze is te lang voor mij. En nu ik erbij stilsta, ze is ook te lang voor de Ouwe Zuiplap”.
En opnieuw stelden we elkaar de vraag: waarom zou iemand zijn vrouw en kinderen hierheen halen? Hierheen?
Ik zei: “Deze omgeving is meer geschikt voor mannen”.
“0, dat weet ik niet. Sommige vrouwen vinden het niet erg. Sommige vrouwen zijn net zoals de mannen. Jouw tante Gerda bijvoorbeeld. Die zou het hier uitstekend naar haar zin hebben”.
“Tante Gerda zou er geen principieel bezwaar tegen hebben”, zei ik. “Maar dat ze het hier naar haar zin zou hebben, nou nee”.
“Zal Hannah het hier naar haar zin krijgen?’
“Ze maakt niet de indruk”
“Nee, dat is waar. Maar ze is nog steeds de echtgenote van Paul Doll, vergeet dat niet”.

 

Martin Amis (25 augustus 1949 – 19 mei 2023)

 

De Amerikaanse dichter Charles Wright werd geboren op 25 augustus 1935 in Pickwick Dam, Tennessee. Zie ook alle tags voor Charles Wright op dit blog.

 

Stone Canyon Nocturne

Oude van Dagen, oude vriend, niemand gelooft dat je terugkomt.
Niemand gelooft nog in zijn eigen leven.
De maan, als een dood hart, koud en onstartbaar, hangt aan een zijden draadje
Aan de rand van de aarde,
Eindelijk ontrouw, de varens en de roze struiken bevlekkend.
In de andere wereld maken kinderen de knopen in hun telkoorden los.
Ze zingen liedjes en hun vingers worden bleek.
En hier, waar de zwaan neuriet in zijn holte, waar bloedwortel
En belladonna aandringen op onze troost,
Waar de vos in de kloofwand onze handen leegt, extatisch voor meer,
Wentelt als een parel heldere olie de Genezer door de nachtwind,
Deels oog, deels traan, niet bereid ons te herkennen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Charles Wright (Pickwick Dam, 25 augustus 1935)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 25e augustus ook mijn blog van 25 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 25 augustus 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Malcolm Cowley

De Amerikaanse dichter en schrijver Malcolm Cowley werd geboren op 24 augustus 1898 in Belsano, Pennsylvania. Hij werd bekend als kroniekschrijver van de Amerikaanse moderniteit, in het bijzonder als auteur van “Exile’s Return” (1934), een ontnuchterende inventarisatie van de toestand van de ‘Lost Generation’ na hun terugkeer uit Europa. Cowley studeerde vanaf 1915 aan de Harvard University, waar hij onder meer lezingen volgde van de dichteres Amy Lowell. Toen de Verenigde Staten in 1917 aan de Eerste Wereldoorlog deelnamen, onderbrak hij zijn studie en sloot zich aan bij de American Field Service; hij werkte als ambulancechauffeur in Frankrijk. Gedurende deze tijd schreef hij oorlogsrapporten voor de Pittsburgh Gazette. In 1918 keerde hij terug en trouwde met de kunstenaar Peggy Baird. In 1920 voltooide hij zijn studie aan Harvard en verhuisde terug naar Frankrijk, waar hij zijn studie voortzette in Montpellier. In Europa sloot Cowley vriendschap met andere Amerikaanse expats, waaronder literaire grootheden uit die tijd als Gertrude Stein, Ernest Hemingway, Ezra Pound en TS Eliot. In 1923 vestigde hij zich in Greenwich Village in New York en werd zo niet alleen een getuige van de Parijse Lost Generation, maar ook van de New York Jazz Age. In die tijd had hij vooral een hechte vriendschap met de dichter Hart Crane. Hij verdiende onder meer de kost door boekrecensies te schrijven voor het tijdschrift The Dial; Zijn eerste dichtbundel verscheen in 1929. Cowley’s huwelijk eindigde in een scheiding in 1931 en zijn ex-vrouw woonde bij Hart Crane totdat hij in april 1932 zelfmoord pleegde. Kort daarna trouwde Cowley voor de tweede keer met Muriel Maurer. Van 1929 tot 1944 was hij mederedacteur van The New Republic, een van de meest invloedrijke kranten van Amerikaans links. Zoals veel Amerikaanse intellectuelen uit die tijd raakte hij in de jaren dertig actief betrokken bij het politieke leven en werd hij steeds radicaler onder invloed van Theodore Dreiser; In 1935 was hij een van de oprichters van de linkse schrijversvereniging League of American Writers, waaruit hij in 1940 vertrok vanwege haar communistische oriëntatie. In 1937 verdedigde Cowley de Moskouse processen in de Nieuwe Republiek. In 1941, tijdens de Tweede Wereldoorlog, werd Cowley de plaatsvervanger van Archibald MacLeish bij het Office of Facts and Figures, een agentschap van de regering-Roosevelt. Door tussenkomst van J. Edgar Hoover en rechtse journalisten werd hij echter al na een jaar ontslagen vanwege zijn politieke opvattingen. In 1949 werden ze opnieuw een probleem toen hij getuigde in het proces tegen Alger Hiss en de belangrijkste getuige van de aanklager, Whittaker Chambers, tegensprak. In de jaren vijftig werd Cowley medewerker van Viking Press, waarvoor hij edities van Amerikaanse klassiekers redigeerde. Cowley overleed op 27 maart 1989 in New Milford, Connecticut.

 

Boy in Sunlight

The boy having fished alone
down Empfield Run from where it started on stony ground,
in oak and chestnut timber,
then crossed the Nicktown Road into a stand
of bare-trunked beeches ghostly white in the noon twilight-

having reached a place of sunlight
that used to be hemlock woods on the slope of a broad valley,
the woods cut twenty years ago for tanbark
and then burned over, so the great charred trunks
lay crisscross, wreathed in briars, grey in the sunlight,
black in the shadow of saplings grown
scarcely to fishing-pole size: black birch and yellow birch,
black cherry and fire cherry-

having caught four little trout that float, white bellies up,
in a lard bucket half-full of lukewarm water-
having unwrapped a sweat-damp cloth from a slap of pone
to eat with dewberries picked from the heavy vine-
now sprawls above the brook on a high stone,
his bare scratched knees in the sun, his fishing pole beside him,
not sleeping but dozing awake like a snake on the stone.
Waterskaters dance on the pool beneath the stone.

A bullfrog goes silently back to his post among the weeds.
A dragonfly hovers and darts above the water.
The boy does not glance down at them
or up at the hawk now standing still in the pale-blue mountain sky,
and yet he feels them, insect, hawk, and sky,
much as he feels warm sandstone under his back,
or smells the punk-dry hemlock wood,
or hears the secret voice of water trickling under stone.
The land absorbs him into itself,
as he absorbs the land, the ravaged woods, the pale sky,
not to be seen, but as a way of seeing;
not to be judged, but as a way of judgment;
not even to remember, but stamped in the bone.
“Mine,” screams the hawk, “Mine,” hums the dragonfly,
and “Mine,” the boy whispers to the empty land
that folds him in, half-animal, half-grown,
still as the sunlight, still as the hawk in the sky,
still and relaxed and watchful as a trout under the stone.

 

POVERTY HOLLOW

Here in a mountain valley
we worked our fields till even the bottom land
was ribbed and gaunt as the horses, as the men.
This year our corn is blighted.
The valley is too narrow, and we have driven
our plows against the bony shanks of a hill.

Now rest, my brothers,
lie down together in a furrow. Rest,
and some day when the mineral earth has grown
cold as the moon’s craters, when the sun
fades in perpetual starlight, then our hills
will fold like wrinkles in a forehead, press
the valley out between than like slow fingers
against a bone-hard thumb, and so provide
for us magnificent burial, my kin.

Cold hills already lie
staring down at our cornfields hungrily.

 

Malcolm Cowley (24 augustus 1898 – 27 maart 1989)

Stephen Fry, Charles Wright

De Engelse komiek, schrijver, acteur en presentator Stephen John Fry werd geboren in Londen op 24 augustus 1957. Zie ook alle tags voor Stephen Fry op dit blog.

Uit: Speelbal van de goden (Vertaald door Paul van den Hout)

“Plough Lane 41, Hampstead, Londen N W3
maandag, 2 juni 1980

Liefste Ned,
Het spijt me van het luchtje. Ik hoop dat je deze brief ergens hebt opengemaakt waar je helemaal alleen bent. Anders pesten ze je dood. Het heet Rive Gauche, dus ik voel me een beetje als Simone de Beauvoir en ik hoop dat jij je voelt als Jean-Paul Sartre. Eigenlijk hoop ik van niet, want als je het mij vraagt heeft hij zich tegenover haar nogal achterlijk gedragen. Ik schrijf dit boven na een ruzie met Pete en Hillary. Ha, ha, ha! Pete en Hillary, Pete en Pete en Hillary. Je vindt het vreselijk hè, als ik ze zo noem? & hou ontzettend veel van je. Als je mijn dagboek zag, zou je het bestérven. Ik heb vanochtend twee hele bladzijden geschreven. Ik heb een lijst opgesteld van alles wat heerlijk en fantastisch aan je is en op een dag als we voor altijd bij elkaar zijn laat ik het je misschien wel lezen en dan besterf je het wéér. Ik heb je geschreven dat je ouderwets bent. Punt één: de eerste keer dat we elkaar zagen stond jij op toen ik binnenkwam, wat lief was, maar het was in het Hard Rock Café binnenkwam, wat lief was, maar het was in het Hard Rock Café en ik kwam uit de keuken om je bestelling op te nemen. Punt twee: telkens als ik pap en mam Pete en Hillary noem, krijg je een rooie kop en knijp je je lippen samen. Punt drie: toen je voor het eerst met Pete en — oké, jij je zin —toen je voor het eerst met pap en mam sprak, heb je ze door laten bazelen over particulier onderwijs en de gezondheidszorg en hoe vreselijk het daarmee is gesteld en wat een ramp de regering is en je hebt geen w66rd gezegd. Dat je vader voor de Conservatieven in het Lagerhuis zit, bedoel ik. Je hebt heel leuk over het weer zitten praten en onbegrijpelijk over cricket. Maar je hebt niks laten merken. En daar ging die ruzie vandaag nou juist over. Je vader was tussen de middag op Weekend World, je hebt hem schijnwaarlijk wel gezien. (Trouwens, ik hou van je, jezus, ik hou van je.) ‘Waar halen ze die lui vandáán? blafte Pete, terwijl hij naar de televisie wees. ‘Waar halen ze die lui in hémelsnaam vandaan? ‘Welke lui?’ vroeg ik kil terwijl ik me voorbereidde op een ruzie. ‘Lieden,’ zei Hillaty. ‘Die levende anachronismen met hun tweed jasjes,’ zei Pete. ‘Moet je die ouwe zak zien. Wat voor recht heeft hij om het over de mijnwerkers te hebben? Hij zou nog geen brok steenkool herkennen als het in zijn bord ossenstaartsoep viel.’ ‘Herinner je je die jongen nog waar ik vorige week mee thuiskwam? vroeg ik, met wat neutrale waarnemers vast en zeker een ijzige kalmte zouden hebben genoemd. ‘Werkgelegenheid, zegt-ie!’ schreeuwde Pete tegen het scherm. ‘Wanneer heb jij je ooit druk hoeven maken over werkgelegenheid, meneer Eton-en-Oxbridge? Toen keek hij mij aan. `Huh? Wat voor jongen? Wanneer? Dat doet hij altijd als je hem iets vraagt — eerst zegt hij iets anders, wat er helemaal niets mee te maken heeft, en dan beantwoordt hij je vraag met een wedervraag. Of twee wedervragen. Ik word er gék van. (Ook van jou, liefste Neddy. Maar gek van tomeloze liefde.)”

 

Stephen Fry (Londen, 24 augustus 1957)

 

De Amerikaanse dichter Charles Wright werd geboren op 25 augustus 1935 in Pickwick Dam, Tennessee. Zie ook alle tags voor Charles Wright op dit blog.

 

LEVENS VAN DE HEILIGEN

Een losse knoop in een kort touw,
Mijn leven blijft onder me vandaan glijden, intact maar
Aflopend,
…………….Het patroon wordt patroonloos,
De blauwe afgrond van alledaagse lucht
inademend en uitademend,
…………………………………in kleine wolkjes als rook,
In kleine windslierten en draden.

Alles wat het potlood zegt is uitwisbaar,
In tegenstelling tot onze stemmen, waarvan de woorden zwart en permanent zijn,
Ons leven besmeurend als kolenstof,
………………………………………………in tegenstelling tot onze herinneringen,
Geëtst als een skyline tegen de geest,
In tegenstelling tot onze onherstelbare daden .. .
Het potlood morst alles, en neemt dan alles terug.

Bijvoorbeeld, hier ben ik op Hollywood Boulevard en Vine,
Bijna 60, kerstavond, de vlees-flitsers en pooiers
En onvermoeibare Walk of Famers
……………………………………………die hun joints uitdrukken,
In de hoop dat er iets niet al te vreselijks gebeurt aan de overkant van de straat.
De regenbui is opgezogen en weggevaagd,
De palmbladeren bungelen spiegelglad.
…………………………………………………Het leven, zeggen ze, is mooi.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Charles Wright (Pickwick Dam, 25 augustus 1935)

 

Zie voor de schrijvers van de 24e augustus ook mijn blog van 24 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 24 augustus 2019 en ook mijn blog van 24 augustus 2018.

Koos Dijksterhuis, Serhiy Zhadan

De Nederlandse schrijver, journalist en dichter Koos Dijksterhuis werd geboren op 23 augustus 1962 in Amersfoort. Zie ook alle tags voor Koos Dijksterhuis op dit blog.

 

Klimaatvakantie

De leiders komen samen in Egypte
Het is daar lekker zonnig en nog warm
Dus allen in de chartervlucht naar Sharm
El Sheikh, met een excursie naar de crypten

Voorzichtig met die sla – pas op voor darm-
Problemen, en wie gister te veel nipte
Van arak, of wie op z’n ego tripte
Denkt katerig: klimaat? Da’s loos alarm

Zodat men, trots de dreigende gevaren
Door zon gestoofd en rood- of bruinverbrand
De aanpak uitstelt met een aantal jaren

Maar nu ligt dat niet aan het onverstand
Het ligt ook niet aan praktische bezwaren
Want dit keer ligt het lekker aan het strand

 

Verelendung

Ik kende Marx, ik kende mijn klassieken
de vakbond heb ik jarenlang versterkt
(ik was modelarbeider in fabrieken)
Als staker heb ik duidelijk gemerkt:
actief noemt men degene die niet werkt

 

De man van mijn buurvrouw

Haar echtgenoot heeft een te korte lont
Mijn buurvrouw wordt frequent door hem geslagen
Men noemt zoiets wel huiselijk geweld

Ik hoor haar gillen, bijna alle dagen
Wat mij na zoveel jaar niet minder kwelt
Kon zij maar als geliefde tot mij komen!

Ik heb haar dat natuurlijk nooit verteld
Maar neem haar in mijn armen, in mijn dromen
Zij sluit haar ogen, opent loom haar mond

Wat zou ik graag privé haar gadeslaan
Ik moest misschien toch eens haar gade slaan

 

Koos Dijksterhuis (Amersfoort, 23 augustus 1962)

 

De Oekraïense dichter, romanschrijver, essayist en vertaler Serhiy Viktorovych Zhadan werd geboren op 23 augustus 1974 in in Starobilsk, in het gebied Loehansk. Zie ook alle tags voor Serhiy Zhadan op dit blog.

 

PAPRIKA

Achter een groene opflakkering van groenten,
achter twee tieners die elkaars hand vasthouden,
loop je ’s avonds te midden van de supermarkt.
Het meisje kiest citroenen en zoete peper,
laat die door haar vriendje vastnemen en legt ze lachend terug.
Tien minuten voor tien, lang hiervoor
hebben ze ruzie gemaakt, zij wou van hem weggaan, hij overtuigde haar te blijven;
hun zakken vol groene dingen,
gouden Assyrische munten, pijnstillers,
zoete liefde, betoverde paprika.

draag weg, toe, draag hiervandaan onze vochtige ziel, elke gestorven vrucht en het bloed van aardbeien, vissen gedood in zuidelijke staten door schroeven van oude stoomboten, vissen gevuld met oorbellen en Britse punkernaalden, kreunen van de cafeïne in hun kieuwen, van zwarte ziekten en groen licht, alsof ze smeken

draag weg, toe draag ons hiervandaan, naar de dichtstbijzijnde parkeerplaats, de dichtstbijzijnde garage, de dichtstbijzijnde koude oceaan, zo lijken ze te tonen, met hun kromme rug, met hun vochtige zielen, terwijl de schroeven in de hemel boven de supermarkt ’s avonds de sappige lucht ontwrichten, terwijl cafeïne onder je nagels koekt

draag weg, toe vooruit, verstop in jullie zakken de warme groene opflakkeringen, leg zilveren en gouden munten onder jullie tong, tot aan de dichtstbijzijnde schuilplaats, het dichtstbijzijnde stadion, bloed om bloed, de heer roept ons, hij beroert onze vinnen

Omdat zoals hij haar vasthoudt, ik nooit
iemand ooit vast kan houden, ga ik niet onaangedaan
voorbij aan dit dode weefsel, ik aarzelde zo al te lang,
zonder kracht om te bewegen, zodat ik hen nu wel moet volgen.

Je weet toch wat hen te wachten staat, niet? Daar waar je nu staat, waar je
toevallig bent, kan je hun alles voorspellen: nog twee-drie jaar ademloos gouden
tienergeluk in gras van augustus, verspillen van munten aan allerlei
gif, en gedaan – herinnering vult de ruimte in jou waar vroeger tederheid was.

Omdat zoals zij om hem bevreesd is, ik nooit
om iemand bevreesd kan zijn, omdat met de lichtheid
waarmee zij die warme citroenen in zijn handen legt, ik nooit
iemand ook maar iets kan geven;
zal ik hen verder volgen,
in het lange slopende schemerdonker van de supermarkt,
met geel gras onder de voeten,
met een dode vis in de handen
terwijl ik het vissenhart verwarm
met mijn adem,
terwijl ik mijn adem
verwarm met dat hart.

 

Vertaald door Eric Metz

 

Serhiy Zhadan (Starobilsk, 23 augustus 1974)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 23e augustus ook mijn blog van 23 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 23 augustus 2018 en ook mijn blog van 23 augustus 2016 en ook mijn blog van 23 augustus 2015 deel 2.

Griet Op de Beeck, Dorothy Parker

De Vlaamse schrijfster en columniste Griet Op de Beeck werd geboren in Turnhout op 22 augustus 1973. Zie ook alle tags voor Griet Op de Beeck op dit blog.

Uit: Jij mag alles zijn

“Het is de eerste dag van de zomervakantie. Lexi zit thuis. Of beter, ze ligt. Omgekeerd, in de sofa, met haar benen recht omhoog tegen de leuning. Ondersteboven kan ze beter nadenken. En als je nadenkt, ben je je niet aan het vervelen, zegt oma. Het is hier stil. Stil zoals in winkels die gesloten zijn, of in lege straten waar de wind amper waait, of in bossen waar alle dieren slapen. Papa is op kantoor. Hij moet altijd hard werken om geld te verdienen voor hen. En Floortje is al op vakantie vertrokken. Ze blijft drie weken weg. Lexi zal blij zijn als ze terugkomt, want Floortje is haar beste vriendin. Ze kan haar oren bewegen zonder ze aan te raken, en ook heel mooi zingen en goed hardlopen. En als ze verliest met bijvoorbeeld vier op een rij, zegt ze dat ze blij is voor jou dat jij gewonnen hebt, en dat meent ze nog ook. Later gaan Lexi en Floortje samenwerken of samenwonen, dat moeten ze nog beslissen. Soms praat Lexi tegen Aap, maar die is er nu even niet. Ze vraagt zich af waar hij uithangt. Maar ze weet: als hij honger heeft, komt hij wel weer aanwaaien. Papa beweert dat dieren niet begrijpen wat je tegen ze zegt, maar Lexi denkt soms dat Aap dat wel kan. Want als Lexi bijvoorbeeld iets verdrietigs vertelt, dan kijkt hij haar aandachtig aan, en meestal komt hij daarna bij haar gekropen. Aap is trouwens geen aap, maar een kat. Lexi heeft de naam gekozen. Papa probeerde nog of ze Minoes niet leuker vond, of Simba, maar Lexi liet zich niet vermurwen. Het eerste wat Aap deed toen hij als klein poesje hun huis binnenkwam, was in de gordijnen slingeren en overal op klimmen. Als hij het had mogen beslissen, was hij vast een aap geweest. zoals Lexi liever iemand anders zou zijn. Maar zoiets kan je niet kiezen.
Het is 13.38 uur, zegt de klok. Misschien moet ze de tafel maar eens dekken. Lexi klautert op het aanrecht om bij de goede borden te kunnen. Ze legt bestek op tafel en zet zelfs schoteltjes onder de kopjes. ze haalt alles uit de koelkast wat er nog fris uitziet en schikt het keurig op plankjes. Ze heeft mama eens horen zeggen dat ze houdt van een mooi gedekte tafel. Lexi probeert altijd goed te onthouden wat mama zegt. Ze maakt ook nog een kopje koffie. Of ja, de espressomachine doet dat. En zij zet het op tafel. Als ze klaar is, inspecteert ze de boel nog een laatste keer. Ze heeft aan alles gedacht. Of nee. ze is nog iets vergeten. Vanmorgen heeft ze een kaart getekend.
En zij zet net op tafel. Als ze klaar is, inspecteert ze de boel nog een laatste keer. Ze heeft aan alles gedacht. Of nee, ze is nog iets vergeten. Vanmorgen heeft ze een kaart getekend, met blije mensen op een strand en een onstuimige zee op de achtergrond. Die moet er nog bij, als opvrolijking. Ze schrijft erin: voor de liefste mama, met drie kruisjes, een hartje en haar naam.”

 

Griet Op de Beeck (Turnhout, 22 augustus 1973)

 

De Amerikaanse dichteres en critica Dorothy Parker werd geboren in New York op 22 augustus 1893. Zie ook alle tags voor Dorothy Parker op dit blog.

 

Bohème

Schrijvers en dichters en lui aan ’t toneel,
Die weten van niks en die weten nooit veel,
Beeldhouwers, zangers, en meer van die klieren,
Ze praten alleen over wat ze versieren.
Dramaturgen en dichters en dergelijk geks,
Waar ze ook mee beginnen, het eindigt met seks.
Dagboekaniers, recensenten e.d.,
Ze zeggen nooit iets en ze zeggen nooit nee.
’t Is met dat Artiestenvolk altijd gezeur,
O God, doet u mij maar een assuradeur.

 

Vertaald door Peter Bergsma

 

Dorothy Parker (22 augustus 1893 – 7 juni 1967)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 22e augustus ook mijn blog van 22 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 22 augustus 2019 en ook mijn blog van 22 augustus 2016 en ook mijn blog van 22 augustus 2015 deel 1 en ook deel 2.

X. J. Kennedy, Aubrey Beardsley

De Amerikaanse dichter, schrijver, vertaler en bloemlezer X.J. Kennedy werd geboren in Dover, New Jersey op 21 augustus 1929. Zie ook alle tags voor X. J. Kennedy op dit blog.

 

NATIONAL SHRINE

Sanctioned by eagles, this house. Here they’d met,
Undone their sword belts, smoked a while and posed
Gazes that could not triumph or forget,
And held their jowls set till a shutter closed.

Kentucky rifle now, and Parrot gun
Cohabit under glass. Connecticut
And Alabama, waxed sleek in the sun,
Reflect like sisters in the parking lot.

Lee’s troops led home to gutted field and farm
Mules barely stumbling. Borne off in each car,
The wounded sun and instant Kodachromc
Render our truces brighter than they are.

 

PEACE AND PLENTY

Bound to the road by chains
Of motels, the great plains
Under the moon lie stunned.
An Adirondack stirs
Winds, groping for her firs.
Engines are gunned

And, not knowing which path to choose
Through the chemical plant, the river
Choked with refine Upturns a blithering stare
To the exhausted air.
Crows hover.

Let the new fallen snow
Before she change her mind
Lay bare her body to the Presto-Blo,
The drooped rose her
Quietus find
Head down inside the in-sink waste-disposer.

 

ON BEING ACCUSED OF WIT

No, I am witless. Always in despair
At long-worked botches crumpled, pitched away.
A few lines worth the keeping, they arc rare.
Blind chance not wit entices words to stay
And recognizing luck is artifice
That comes unlearned. The rest is taking pride
In boring duty. This and only this.
On keyboards sweat alone makes fingers glide.

Witless, that juggler rich in discipline
To whom the Virgin might have dealt short shrift,
Flat on his back with beatific grin,
Gracing the air with slow-revolving gift;
Witless, La Tour, that painter none too bright,
His draftsman’s compass waiting in the wings,
Measuring how a lantern stages light
Until a dark room overflows with rings.

 

X. J. Kennedy (Dover, 21 augustus 1929)

 

De Engelse dichter, schrijver en illustrator Aubrey Vincent Beardsley werd geboren op 21 augustus 1872 in Brighton. Zie ook alle tags voor Aubrey Bewardsley op dit blog.

 

De drie musici

Op ’t pad dat langs de bosrand leidt
Gaan de drie musici; zij zijn
Blij met zichzelf, elks tierigheid,
Franz Himmel’s laatste dansrefrein,
’t Gedane werk, een nieuw motief, ontbijt en zomerzonneschijn.

d’ Eén een sopraan, in moesselien
Wit-luchtig, dat men ’t speels ajour
Van zijden kousen juist kan zien,
Rose elleboogtip en armen stoer,
Ruches aan rokken en zo meer, en blaast de gloeiwind, een contour.

De slanke knaap die naast haar loopt,
Schikt haar de krullentooi charmant,
Hoopt vurig op haar gunst en hoopt
Op bis! bravo! van alle kant
In Wenen en St. Petersburg, Parijs, en ook in Engeland.

De derde is pianist, en Pools,
Een drukbezette kunstenaar,
Met licht hart en met ijz’ren pols
En dichte lokken goudblond haar
En vingers vol arpeggio, tot wanhoop van de stuntelaar.

De verderdrentelende drie
Trekken de aar van ’t rijpe koorn,
Neuriën flarden melodie,
Bespotten ’t bos met Siegfried’s hoorn,
Vullen de lucht met Gluck en vullen de toerist in tweed met toorn.

Het Pools genie sluit nu de rij
En talmt waar het papavers plukt,
En slaat de strijk- en blaaspartij
Van een verbeeld concert, verrukt
Dat nu door tucht en maatgevoel van het orkest zijn leiding lukt.

De vocaliste, een moment
Te rust gevlijd op haar gemak,
Ziet, in het zomers zinderend
Verschiet, van haar château het dak;
Zij waaiert, luikt de ogen half, trekt om haar knieën ’t jurkje strak.

De slanke jongen aan haar voet
Dubt of zijn durf fortuin beduidt;
Zijn vrees smelt snel in middaggloed,
En de toerist, die ’t oog niet sluit,
Bloost als zijn Baedeker, beent door en spreekt een beê voor Frankrijk uit.

 

Vertaald door D. J. Spinalta

 

Aubrey Beardsley (21 augustus 1872 – 16 maart 1898)
Portret door Jacques-Emile Blanche, 1895

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 21e augustus ook mijn blog van 21 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 21 augustus 2019 en ook mijn blog van 21 augustus 2016 en ook mijn blog van 21 augustus 2016 deel 2.

Anneke Brassinga, Charles Reznikoff

De Nederlandse dichteres, schrijfster en vertaalster Anneke Brassinga werd geboren in Schaarsbergen op 20 augustus 1948. Zie ook alle tags voor Anneke Brassinga op dit blog.

 

Oor

Verdiept in het adagio smacht ik sostenuto
naar jouw lieflijk zondoorschenen oor waarin
het zich vergiet. Zo binnendwalend de muziek
en bevend ongewis kunnen wij kuis verlustigd
voelen rijpen ons onvermijdelijkst verdriet.

 

Gevallen vrouw (een burleske)

Ik wil weer leren krom en kreupel te jongleren,
me los te rukken uit cadans, die pijn verdooft;

ik ben bevangen in scanderen – loodzwaar harnas
dat geen zwier gedoogt. Het voet voor voetje moeten

wankelgaan op strakstaand koord, eronder gretig
’t lege waar het vege lijf een doodsmak wacht,

heeft mij dit afgemeten schrijden bijgebracht.
Hoe lief had ik het pirouetteren

in bokkesprongen uit de maat en krolse gibbon-
capriolen, minne lovend in wier naam

de grootste bruut genâ betoont; gelovend heilig
dat elk dolen terug zou voeren naar de plek

(nu overwoekerd monument) vanwaar zo dartel,
kreupel, driest en krom ’t gelukzoekspel begon

dat boven het te snel ontdekt ravijn van rouw
fatale koorddans werd van blindeman en ezelvrouw.

 

Aanzoek

Ik ben al vaak door mezelf op straat gezet,
heengezonden, onbewoonbaar verklaard,
uitgerookt, door ploffende kachels beroet.
En nu hier, het lekt er en tocht. Te moe
voor ander onderdak. Maar ruimte is er
te over voor wie ik bij me heb, in armen sluit
als liefste, doorluchte, als kroonluchter
ontvlammen laat, in rust voel aan ’t geraamte.

Een klein maar taai oneetbaar hart blijft fier
zich weren tegen binnenschuivend donker. Blijf.
Blijf met mij hokken in dit schrale ribbenkast
in het innig bed van geest, bij het weerlicht
getemperd door weemoed, van ons verstand.

 

Anneke Brassinga (Schaarsbergen, 20 augustus 1948) 

 

 De Amerikaanse dichter Charles Reznikoff werd op 30 augustus 1894 in New York geboren. Zie ook alle tags voor Charles Reznikoff op dit blog.

 

Uit: Het zuiden, 1891-1900: Eigendom

Bristol was de kassier van een bedrijf
waar West een partij vaten voor had gemaakt.
Toen West naar het magazijn van de zaak ging
om af te rekenen, en de gebruikelijke 5 1/2 cent per vat vroeg,
zei Bristol dat ze nu nog maar vijf cent betaalden
voor vaten met zes hoepels
en West antwoordde, luidkeels en boos,
dat ze hem dat hadden moeten zeggen,
en dat hij gewoon 5 1/2 cent per vat wilde.

Bristol legde uit dat het verschil maar 15 cent was –
de moeite niet om je druk over te maken,
maar West vloekte en begon nog harder te schreeuwen
totdat Bristol zijn geduld verloor en zei: ‘Verdomde gek!’
Daarop pakte West een stoel
en kwam ermee op Bristol af, maar
na een moment van besluiteloosheid
zette hij hem weer neer
en Bristol, die zich herinnerde dat de veel sterkere West
hem een keer door een raam had geslagen,
liep snel naar zijn kantoor,
graaide een presse-papier van zijn bureau
en knipte zijn mes open.

Hij keerde terug en bleef staan bij de opening in de balie
en zei tegen West dat hij weg moest gaan;
West kwam echter weer op hem af
en Bristol wilde juist uithalen met de presse-papier,
maar voordat hij zijn arm kon opheffen,
pakte West hem vast. Het volgende moment
lagen ze vechtend op de grond.
Bristol stak West in zijn heup,
kwam als eerste half overeind
en stak hem nog eens, in zijn schouder.

 

Vertaald door Maarten Elzinga

 

Charles Reznikoff (30 augustus 1894 – 22 januari 1976)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e augustus ook mijn blog van 20 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 20 augustus 2019 en ook mijn blog van 20 augustus 2017 deel 1 en ook deel 2 en eveneens deel 3.

Jonathan Coe, Li-Young Lee

De Engelse schrijver Jonathan Coe werd geboren op 19 augustus 1961 in Birmingham. Zie ook alle tags voor Jonathan Coe op dit blog.

Uit: Nummer 11 (Vertaald door Otto Biersma en Luud Dorresteijn)

“De ronde toren rees zwart en glanzend op tegen de leigrijze lucht van eind oktober. Rachel en haar broer liepen vanuit het oosten over de hei naar de toren, die werd geflankeerd door twee bladerloze, skeletachtige essen. Het was het uur voor het invallen van de duisternis op een windstille middag. Als ze bij de bomen waren, zouden ze kunnen uitrusten op het bankje dat daar stond, met uitzicht op Beverley, dat niet al te ver weg lag, met de keurig gerangschikte huizen en in het midden als contrast de hoog oprijzende monumentale, grauwgele torens van de kloosterkerk.
Nicholas plofte neer op de bank. Rachel — destijds pas zes jaar oud, acht jaar jonger dan hij — ging niet naast hem zitten, ze stond te popelen om snel door te lopen naar de zwarte toren en hem van dichtbij te bekijken. Ze liet haar broer achter op het bankje en haastte zich verder, ze baande zich een weg door de door de koeien omgewoelde modder die de toren omringde tot ze aan de voet van het bouwwerk stond en haar handen op de glimmende, zwarte bakstenen kon leggen. Met haar beide vlakke handen tegen de toren keek ze omhoog naar de nauwelijks te bevatten grootte en omvang van het geheel, de volmaakt gladde kromming als van een gebolde rug, tegen de dreigende lucht waar nu een paar krassende roeken eindeloos in cirkels rondvlogen.
Wat is het vroeger geweest?’ vroeg ze.
Nicholas had zich intussen bij haar gevoegd. Hij haalde zijn schouders op.
“Geen idee. Een soort windmolen, misschien.’
“Denk je dat we erin kunnen komen?’
“Hij is helemaal dichtgemetseld. Rond de voet van de toren stond een cirkelvormige bank, en toen Nicholas erop ging zitten, nestelde Rachel zich naast hem en keek naar zijn lichtblauwe, koele ogen die haar ondanks hun kilte het gevoel gaven dat ze zich gelukkig en gezegend mocht prijzen met zo’n grote broer, die zo knap en zelfverzekerd was. Ze hoopte dat haar haren ooit net zo blond zouden zijn als die van hem, haar mond net zo welgevormd en haar huid net zo zacht en gaaf. Ze nestelde zich tegen zijn schouder, zo dichtbij als ze durfde. Ze wilde niet dat hij haar als een blok aan zijn been zou zien of zich er al te zeer van bewust werd dat hij de enige was die haar een gevoel van geborgenheid gaf in deze vreemde, onbekende stad.
“Heb je het koud, of zo?’ vroeg hij met een blik omlaag op haar.

“Een beetje: Ze schoof een stukje bij hem vandaan. ‘Zou het warm zijn waar zij zitten?’
“Natuurlijk. Het heeft geen zin om op vakantie te gaan naar een plek waar het niet warm is, toch?’
“Ik wou dat ze ons hadden meegenomen, zei Rachel nukkig.
“Ja, maar dat hebben ze dus niet gedaan. Het is niet anders.”
Ze zaten een tijdje zwijgend naast elkaar, ze probeerden allebei voor de zoveelste keer het raadsel te doorgronden waarom hun ouders er tijdens de herfstvakantie zonder hen tussenuit waren gegaan. Toen de kou echt voelbaar werd, sprong Nicholas overeind.”

 

Jonathan Coe (Birmingham, 19 augustus 1961)

 

De Amerikaanse dichter Li-Young Lee werd geboren op 19 augustus 1957 in Jakarta, Indonesië. Zie ook alle tags voor Li-Young Lee op dit blog.

 

OM VAST TE HOUDEN

Dus we zijn stof. Ondertussen maken mijn vrouw en ik
het bed op. We houden de tegenoverliggende hoekpunten van het laken vast,
tillen het op, laten het opbollen, trekken het dan strak,
meten het op het oog terwijl het uitgelijnd wordt
tussen ons. We trekken, vouwen, stoppen in. En als ik geluk heb;
herinnert ze zich een recente droom en vertelt me die.

Op een dag zullen we gaan liggen en niet meer opstaan.
Op een dag zal alles wat we bewaken achtergelaten worden.

Tot die tijd zullen we blijven leren te herkennen
wat we liefhebben, en wat er nodig is
om te zorgen voor wat niet voor óns is.
Zo vaak heeft angst me ertoe gebracht
om los te laten wat ik weet dat ik op moet opgeven. Maar voor nu
zal ik naar haar droom luisteren,
en zij naar de mijne, ons wederzijdse gehoor roept
steeds meer details in het licht
van een gezamenlijke en kwetsbare bewaring.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Li-Young Lee (Jakarta, 19 augustus 1957)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e augustus ook mijn blog van 19 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 19 augustus 2019 en ook mijn blog van 19 augustus 2017 deel 2.