Arno Geiger, Michael Longley

De Oostenrijkse schrijver Arno Geiger werd geboren op 22 juli 1968 in Bregenz, Vorarlberg. Zie ook alle tags voor Arno Geiger op dit blog.

Uit: Onder de Drachenwand (Vertaald door Wil Hansen)

“Aan de hemel, hoog in de lucht, kon ik enkele wolken voorbij zien drijven, en toen begreep ik dat ik het had overleefd. / Later stelde ik vast dat ik dubbelzag. Alle botten deden me pijn. De volgende dag borstvliesontsteking, gelukkig goed doorstaan. Maar met mijn rechteroog zag ik nog steeds dubbel, en mijn reukvermogen was ik kwijt. Zo had de oorlog me ook ditmaal alleen maar even opzij geslingerd. Het eerste moment had ik het gevoel gehad dat ik werd opgeslokt door het gedreun en door de toch al alles opslokkende steppe en de toch al alles opslokkende rivieren, bij die ruime bocht van de Dnjepr. Onder mijn rechtersleutelbeen liep het bloed in glinsterende stroompjes naar buiten, ik keek ernaar, het hart is een krachtige pomp, en het pompte mijn bloed nu niet meer in mijn lichaam rond, maar dreef het uit mij, boem, boem. In doodsangst rende ik naar de geneeskundig officier, die mijn wond dichtdrukte en me provisorisch verbond. Ik keek toe, verbaasd over het geluk dat ik nog ademde. Een granaatsplinter had mijn rechterwang geraakt, uiterlijk was er weinig van te zien, een andere splinter zat in de rechterdij, pijnlijk, en een derde splinter had onder mijn sleutelbeen een groot bloedvat geraakt, hemd, uniformjasje en broek waren doordrenkt van het bloed. Het onbeschrijflijke gevoel dat je het hebt overleefd, met niets te vergelijken. Als kind de gedachte: als ik groot ben. Nu de gedachte: als ik het overleef. / Wat is er mooier dan in leven te blijven? Het gebeurde in precies dezelfde omgeving als waar we twee jaar geleden in dezelfde tijd hadden gezeten. Ik kon me alles goed herinneren, ik herkende de omgeving meteen weer, de wegen, alles nog steeds hetzelfde. Maar de wegen waren er sindsdien niet beter op geworden. We lagen bij een verwoest dorp, de meeste tijd onder vuur. ’s Nachts was het al zo koud dat het water in de emmer bevroor. Ook op de tenten lagen ijskorsten. / Onze terugtocht was één grote vuurstreep, vreselijk om te zien. En ontnuchterend om erover na te denken. Alle stromijten stonden in brand, alle kolchozen stonden in brand, juist de huizen bleven meestal overeind. De bevolking moest naar achteren geëvacueerd worden, maar dat kon maar gedeeltelijk worden doorgevoerd, voor een groot deel waren de mensen niet weg te krijgen, het kon hun niet schelen of ze werden doodgeschoten, maar weg wilden ze in elk geval niet. En de oorlog woedde voort, voor de een voorwaarts, voor de ander achterwaarts, maar altijd jachtig, hoogst bloederig en onbegrijpelijk.”

 

Arno Geiger (Bregenz, 22 juli 1968)

 

De Ierse dichter Michael Longley werd geboren op 27 juli 1939 in Belfast. Zie ook alle tags voor Michael Longley op dit blog.

 

Salomonszegel

In de schaduw van de zelf gezaaide hazelaars
In een achterste hoek van onze tuin,
Rechts van de bloeiende bes
Een onverwacht Salomonszegel
Die Ik je wil laten zien. Maakt het uit
Waarom zulke sierlijke klokken zo worden genoemd
(Zegels van een middeleeuws document?)
Het is mei en Salomon zegt: Sta op,
Mijn liefje, mijn schoonheid, en kom mee,
De winter is voorbij, de regen is voorbij
En weg. Bloemen verschijnen op de aarde.
Een eenzame sleutelbloem heeft
Onder onze beuk de eerste grasmaaibeurt overleefd.
De tijd van het zingen van vogels is gekomen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Michael Longley (Belfast, 27 juli 1939)

 

Zie voor de schrijvers van de 22 juli ook mijn blog van 22 juli 2020 en eveneens mijn blog van 22 juli 2019 en ook mijn blog van 22 juli 2018 deel 2.

Hans van de Waarsenburg, Paul Violi

De Nederlandse dichter en literatuurcriticus Johannes (Hans) Paul Richard Theodorus van de Waarsenburg werd geboren in Helmond op 21 juli 1943. Zie ook alle tags voor Hans van de Waarsenburg op dit blog.

 

AVONDLICHT

(Maastricht)

Hij kijkt met het kind mee naar
Het water en de bogen van de brug.
Voor hem alleen de straten van
De stad, verweerde spiegel in de
Stroom, droom die verjaarde.
Wandelend over pleinen, door
Seizoenen. Herfst in regen gedrenkt
En droeve ogen van kerken. De oude
Stenen bieden troost in deze laatste
Der maanden, wanneer het water oever –
Loos kolkt en wind jaagt.

Over winterse trappen daal
Je naar de rivier, het kind achter
Woorden verscholen. Verborgen in
‘Herinnering aan Zee’, je gezicht en
Schemer op de kademuren. Mijn hand
Schrijft op het water: vertrek is
Wachten op een terug, altijd wordt
Het later. Een laatste blik, de stad
Glimt in de regen. Ik scheep mij in
Het avondlicht. Verdwijn in de
Stroom, herhalend de vraag,
Wanneer kom ik je weer tegen ?

 

Een dag van bordkarton

I

Ach de dag is bordkarton
Het néon gedoofd geraamte
En stof, waarde vriend.
Een rede tot vele levens.

Schuif je schaduw door het raam
En zie hem zitten in het café
Martinho de Arcada, koffie op
Het marmeren tafelblad.

Een slopende nacht voorbij
Kijk mee over de Taag, nu
Verbergt de ochtendnevel nog
De schepen in een droef concert.

Het plein, na de koffie, na
De aguardente: verfomfaaid
Marmer vol armoedig afval, 25 april
Tien jaar later met lege handen.

VI

Sociedade Nacional de Belas-Artes. Verse anjers
Op het revers of in de hand. Loop verdwaald
Tussen de beelden, de tekens. Wat blijft er over?
Daar loopt de man, evenbeeld, met hoed en koffertje,

Stijlvol in zijn zwarte pak. Pessoa, herrezen
Uit de muffe kelder van het verleden. Pessoa,
Het ene oog rood, het andere zwart. Pessoa
Monstert met monocle schilderij na schilderij.

Beelden en bezoekers. Performance binnen performance.
Tenslotte viert men de revolutie. Kookt het water
Voor de koffie nog steeds? Beschaafd applaus.
De revolutie zelf treedt binnen, Pessoa verdwijnt.

Oh, oh de kapiteins! Een aantal ponden dikker,
Maar herkenbaar. Glimlachen, flitsen, fluisteringen.
Ik schud de handen. Rood hoofd. Late middagzon.
Ach, de dag is bordkarton en néon gedoofd geraamte.

 

Hans van de Waarsenburg (21 juli 1943 – 15 juni 2015)

 

De Amerikaanse dichter Paul Randolph Violi werd geboren op 20 juli 1944 in Brooklyn, New York. Zie ook alle tags voor Paul Violi op dit blog.

 

Ter ere van de ledigheid

Voor de tweede keer deze week
heb ik sneeuw zien vallen bij zonsopgang,
de dageraad arriveren op een briesje
(zoals ik denk dat hij altijd doet).
Ik weet niet wat, tijd of weer,
me wakker maakte, me uit een droom toverde
waar enkelen van ons rondzweefden,
grappenmakers van de zwaartekracht,
met het gezicht naar boven in het stille water
en het strandgoed van een langzaam leven.
Ik had één regel die ik had bewaard
en gaf hem prijs als was hij van mij,
een oproep tot ‘donkerdere dagen en lichtere goden!’
Toen had ik alleen mijn moment van ontwaken,
maar dat begon met datzelfde schaduwloze licht,
een gevoel van verandering, van iets dat dichtbij is
en ver weg, dat als eerste komt en als laatste,
met wind en sneeuw waait
door mijn spiegelbeeld in het raam.
En toen verloor ik het.

Dus hier ben ik, met sigaretten en koude koffie,
een onvoltooide ode aan de ledigheid,
spinnenwebben op hoge plaatsen,
een spin die langs de boekenplanken naar beneden dwarrelt,
en een commotie die in rust wordt herinnerd;
zonlicht dat er doorheen stroomt,
en nog een lichte pagina
met een eigenaardige duisternis die eroverheen stroomt
—schaduwen van hittegolven van de radiator,
of mijn gedachten die opgaan in rook.

Het glas, als het beslagen is,
doet me denken aan winkeletalages,
hoe ze omhuld zijn met zeep,
bedekt met geheimhouding
vóór een feestelijke opening
of na een smadelijke sluiting.
Hoe dan ook, niet erg interessant
behalve misschien wanneer de graffiti,
de anonieme berichten verschijnen
er overheen gekrabbeld
door een kind van de lucht,
woorden waar je doorheen kunt kijken
of een duidelijke veeg.

En in de schemering ben ik nog steeds hier,
dezelfde plaats, hetzelfde licht.
Er zit niets anders op dan mee te bewegen met het uitzicht:
sneeuw, wind over zachte ruïnes,
onvoltooide gebouwen die opdoemen
als monumenten voor een verbruikte nieuwsgierigheid.
Ik ben de langste, hier bij de Nee’s,
rustend op sullige steunsels.
Wil je een sigaret? Nee.
Heb je een lucifer? Nee.
Zie je een alternatief voor het solipsisme? Nee.
Hedonisme? Nee. Slordig stoïcisme? Nee.
Wist je dat Maryland
geen natuurlijke maar alleen door de mens gemaakte meren heeft? Nee.

De wezens van nietsdoen
zijn pure speculatie.
Ze volgen het weer,
schaduwen de wind, vullen de lege plekken in.
Sommige zijn groot, onhandig en sluw
en likken graag aan mijn horloge;
anderen, zoals gerundia,
hebben zichzelf al
in een staat van zijn gedronken.
Een ander, met tijd om handen
en het gevoel van hoe ramen
zowel binnen als buiten een plaats zijn,
staat daar en ziet hoe zijn silhouet
verandert in een reflectie
terwijl het licht verschuift
en hij vooruit beweegt of achteruit,
speelt als een god
die in en uit zichzelf stapt,
en hoort de wind als de adem van verandering
wanneer de laatste vlaag wegdwarrelt in het licht.

De laatste vlok wordt groter
terwijl hij neerdaalt en presenteert
wanneer hij landt in een uitbarsting van schittering
de plattegrond van een nieuw gebouw
waar elk nat raam, gevat in parels
een beeld is van plezier en verwachting.
De druppels rijpen, momenten in het licht,
vragen die, beantwoord door een gevoel,
wegglijden zo helder als mijn wezen,
druppel voor druppel langs het glas.
Als de wind zo hard waait
staat hij op het punt eindelijk iets zeggen.
De aarde teruggebracht tot pure magie,
wind en glas, water en licht.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Paul Violi (20 juli 1944 – 2 april 2011)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 21e juli ook mijn blog van 21 juli 2022 en ook mijn blog van 21 juli 2020 en eveneens mijn blog van 21 juli 2019 en ook mijn blog van 21 juli 2018 deel 2.

100 jaar Hans Lodeizen, Paul Violi

 

 

De Nederlandse dichter Hans Lodeizen werd geboren op 20 juli 1924 in Naarden. Dat is vandaag precies 100 jaar geleden. Zie ook alle tags voor Hans Lodeizen op dit blog.

 

Al die dingen gebeuren en zijn

al die dingen gebeuren en zijn
netjes geordend: de kinderen
spelend aan de vijverrand
het paard ploegend de aarde
en de trein in het landschap.

zelfs het water dat in welbespraakte
onrust deint tussen zijn twee oevers
waar de huizen glimlachen terwijl
een bootje als een wijsheid wegdrijft
is verloren in de werkelijkheid.

zo staan wij vissers naar
ontraadselingen tot de
nacht uit het water
oprijst en met al haar raadselen
de hemel inneemt.

 

en deze wereld waar ik niet van houd

en deze wereld waar ik niet van houd
vanwege de buitenwijken vanwege de
al te lange diners

hoe graag zou ik haar willen inwisselen
voor deze mijn wereld waar ik woon
waar ik lachend tussen spiegels loop

maar ik ben vast met één helft aan de andere
mijn liefde is niet verdeeld
maar mijn handen zijn twee
de ene is goed en lachend
de andere o angstig, voorzichtig

(want hij moet vasthouden, nemen)

deze wereld die ik niet liefheb
vanwege de terugkeer uit Zwitserland
vanwege de reis naar Frankrijk in de lente

deze wereld die ik liever zou kleuren
dan haar bewonen.

 

deze ochtend draagt de wind

deze ochtend draagt de wind
kinderen op haar boezem
en ontrafelt het lange windsel
van haar schoot.
wij liggen in kussens
uit te rusten, luisterend
naar trams die de borst
van het licht verscheuren

over de rust der vogels
wiegende in een tak.
wij willen naar het einde
van de wereld gaan, daar
waar de mast breekt en de schepen
schuin over de zee vallen,
niet denkend aan morgen;
dromend tegen de hemel.

 

Hans Lodeizen (20 juli 1924 – 26 juli 1950)

 

De Amerikaanse dichter Paul Randolph Violi werd geboren op 20 juli 1944 in Brooklyn, New York. Zie ook alle tags voor Paul Violi op dit blog.

 

Want het voelt als 29 of 30 februari

Want we zijn gemaakt om naar dingen te reiken.
Want verbeelding verlengt het leven.
Want ons bereik moet groter zijn dan onze greep.
Want in gevangenschap gedijt de verbeelding.
Want de Boek van de Maand Club selectie
Is eindelijk aangekomen.
Want het is Het leven van Jeffrey Hudson.
Want het is een februariklassieker.
Want hij heeft een wonderbaarlijk leven opgebouwd.
Want hij bloeide op in gevangenschap.
Want hij was een kampioen die de spot dreef met beperkingen.
Want op negenjarige leeftijd, hoewel nauwelijks 18 centimeter lang,
Was hij sierlijk geproportioneerd.
Want hij was een page voor hertog Edward.
Want tijdens een banket sprong hij uit een taart,
Neergezet voor koningin Henrietta Maria.
Want ze adopteerde hem ter plekke.
Want hij werd tot kapitein van de cavalerie benoemd.
Want hij heette Energieke Jeffrey.
Want hij was onvermoeibaar en heldhaftig.
Want schietend vanaf een paard
Doodde hij zijn tegenstander in een duel.
Want hij werd door Duinkerkers gearresteerd en gevangengezet.
Want bij zijn vrijlating
Bleek hij groter te zijn geworden.
Want hij werd gearresteerd en gevangengezet door Turkse piraten.
Want tegen de tijd dat hij werd vrijgelaten, was hij een voet groter geworden.
Want na de Restauratie was hij met pensioen.
Want als beschuldigde samenzweerder in het Pauselijke complot
Werd hij opnieuw gearresteerd en opnieuw vrijgelaten.
Want kort daarna stierf hij,
Op 63-jarige leeftijd, met een lengte van 3 voet 9.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Paul Violi (20 juli 1944 – 2 april 2011)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e juli ook mijn blog van 20 juli 2023 en ook mijn blog van 20 juli 2020 en eveneens mijn blog van 20 juli 2019 en ook mijn blog van 20 juli 2013 deel 2 en eveneens deel 3.

Ghayath Almadhoun, Miltos Sachtouris

De Zweeds – Palestijnse dichter, toneelschrijver, journalist en literair criticus Ghayath Almadhoun werd geboren op 19 juli 1979 in Damascus. Zie ook alle tags voor Ghayath Almadhoun op dit blog.

Uit: ik hier jij daar (Samen met Anne Vegter en vertaald door DjuKe Poppinga)

Damascus trok zich terug

Ik heb dit gedicht geschreven voor een vrouw die ik beminde. Daarna zijn we uit elkaar gegaan. Zij heeft nu een andere man en ik heb dit gedicht.
Toen ik Damascus verliet, zat ik vast op mijn plek en trok Damascus zich terug. Dat is precies wat Einstein probeerde te zeggen over de relativiteitstheorie, wat Whitman probeerde te zeggen in Grasbladen en wat ik probeerde te fluisteren in jouw oor toen jij probeerde van mij te houden.
Damascus trok zich terug en ik had mijn hart zorgvuldig in mijn koffer gepakt, mijn hart dat jij zo goed kent, jankte als een wolf in de woestijn van Jordanië, terwijl ik het spoor van een oude honger volgde, omdat ik sinds Damascus me had verlaten, niet genoeg liefde meer had ontvangen. ‘Geduld is mooi en God is een toevlucht,’ staat in de Koran geschreven.
Ik voedde mijn hart dat jij zo goed kent met de heesheid van je stem, opdat het tot rust zou komen, en ik blies er een wolk hasjiesj in om het te kalmeren, terwijl de bedoeïen, die mijn huid had aangetrokken, rondzwierf met de Arabieren van het Noorden. Hoe kan ik in jouw huis wonen, als God heeft beschikt dat ik ‘in elke vallei smacht naar mijn geliefde’? Hoe kan ik, als de mawwaals mij hebben gestolen uit de schoot van mijn moeder en als jouw taille, die duidelijk is als de dood, mij gevangenhoudt tussen mijn vrienden, waarna ik je volg, zoals de vriend van Imroe’ al-Kais zijn vriend volgde, land na land, slaaf na slaaf, terwijl ik van je wegvlucht, zoals ‘de mens vlucht voor zijn broeder, en zijn moeder, en zijn vader, en zijn gezellin en zijn zonen’.
Damascus trok zich terug en ik zat op mijn plaats, mijn koffer vluchtte naar voren, en mijn hart, vervuld met Arabische retoriek, was bezig met mijn vertrek. Mijn hart dat je zo goed kent. Steeds wanneer ik het ’s nachts uit zijn hol haal zodat het de maan kan zien, jankt het je naam, maar ik ben harder dan steen en mijn hart dat je zo goed kent, wordt niet milder.

oorlogsrappen (I)

maar wij waren vrij anderen werkten
ziekenhuisfiguren brandweer krantentypes
als we verongelukten hadden zij werk
het ongeluk moest dan wel groot genoeg zijn

met kerstmis kon school niet verder weg zijn
ons geloof had geen kerst maar kaarsen vonden we okay
in de avond klommen we het dak op van ons huis
iemand noemde vrede een periode

waarin het bij anderen oorlog is.

 

Ghayath Almadhoun (Damascus, 19 juli 1979)

 

De Griekse dichter Miltos Sachtouris of Miltos Sahtouris werd geboren in Athene op 19 juli 1919. Zie ook alle tags voor Miltos Sachtouris op dit blog.

 

Het station
Ter nagedachtenis aan Guillaume Apollinaire

Het regent voortdurend in mijn slaap
mijn droom vult zich met modder
de plaats is donker
en ik wacht op een trein
de stationschef plukt madeliefjes
die op de rails zijn ontsproten
want het is al lang geleden
dat er een trein op dit station is aangekomen
en plotseling zijn de jaren verstreken
ik zit achter een raam
haar en baard zijn lang geworden
alsof ik erg ziek ben
en net als ik weer in slaap val
komt zij langzaam
met een mes in haar hand
zij komt voorzichtig naar me toe
en steekt het in mijn rechteroog.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Miltos Sachtouris (19 juli 1919 – 29 maart 2005)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e juli ook mijn blog van 19 juli 2023 en ook mijn blog van 19 juli 2020 en eveneens mijn blog van 19 juli 2019 en mijn blog van 19 juli 2017 en ook mijn blog van 19 juli 2015 deel 1 en eveneens deel 2.

Steffen Popp

De Duitse dichter en schrijver Steffen Popp werd geboren op 18 juli 1978 in Greifswald. Zie ook alle tags voor Steffen Popp op dit blog.

 

BUKOLISCHE POSTKARTEN II

Das sich Verwandeln der Orte ins uns
alt wie die Sphinx, und wir sind sie, sind
unser Fernsein in ihnen.

Alles soll groß werden, aufschäumen
aber die Nacht konzentriert sich
auf einen winzigen Gegenstand.

Technik will denken, aber Steine tragen
sich an ihrer Grenze, wie Schlaf.

Ein Sicherung vor dem Herzen
schaltet das Licht aus
in deinem Rücken die Pyramidenlampe
oben die kleinen Sterne.

 

Schneeode, später Schnee

O schwarzer Schlaf, o Axt
o große Trauer, Herz
ich ging hinaus, über das Gras
ich ging hinaus um deine Augen.

Filzstift, Baumpilz, Hydra
ich ging hinaus, ich ging hinaus
über das Gras, um deine Augen.

Achte auf kleines Gewölk
achte auf Tote, ihren besonderen Traum
achte auf Vögel, die Spannung der Haut
das Schlagen, die Stimme, das Lied.

Dieses Gefühl überwintert
in deinem Handschuh, leise schnaufend
wie ein zu großes Tier
unter dem Waldboden.

Einmal im Schnee, gräbst du es aus
und findest Knochen

ich ging hinaus um deine Augen
ich ging hinaus um deine Augen

da sind die Toten, das Weltall
da sind die Vögel, das Lied.

 

Von Zinnen

Sage war alles, Packpferd (mit ihm durch Gebirge)
Futtersack (und Paris April). Hain, Gemüsehain des
geistig Verheerten. Hirschen. Enormes Er (Bottrop
Bingen). … schrieb Ihnen glühende Briefe, Madame.
Glühende Sachbearbeiterin – Schweifstern, Gau.

Semantisch nicht mal träumen. Rodete Strunk (heiße
Tränen). Liebe wollte Antike, Grube war Trumpf
– Gugelhupf, Unterschlupf, Grmpf. Brütendes Rind
das heißt ca. 60 Pelikane mit massiven Kehlsäcken.

Hufe (uralte Sentenz). Zeugen (vermutlich Splitt).
Schneid einem Sittich die Krallen, halt ihn ins Licht.

 

Sneeuwode, late sneeuw

Oh zwarte slaap, oh bijl
Oh groot verdriet, hart
Ik ging naar buiten over het gras
Ik ging naar buiten, omwille van je ogen.

Viltstift, boomschimmel, hydra
Ik ging naar buiten, ik ging naar buiten
over het gras, omwille van je ogen.

Let op kleine wolkjes
let op dode mensen, hun bijzondere droom
let op vogels, de spanning van de huid
het getjilp, de stem, het lied.

Dit gevoel overwintert
in jouw handschoen, zachtjes hijgend
als een te groot dier
onder de bosbodem.

Eenmaal in de sneeuw graaf je het op
en vind botten

Ik ging naar buiten omwille van je ogen
Ik ging naar buiten omwille van je ogen
daar zijn de doden, het universum
daar zijn de vogels, het lied.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Steffen Popp (Greifswald, 18 juli 1978)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e juli ook mijn blog van 18 juli 2020 en eveneens mijn blog van 18 juli 2019.

Philipp Meyerhoff

De Duitse schrijver, regisseur en acteur  Joachim Philipp Maria Meyerhoff werd geboren op 18 juli 1967 in Homburg, Saarland, waar zijn vader werkte als arts voor kinder- en jeugdpsychiatrie in het universitair psychiatrisch ziekenhuis. In 1971 werd zijn vader medisch directeur van de kinder- en jeugdpsychiatrie in Sleeswijk-Hesterberg. Het gezin woonde in een gebouw op het terrein van de kliniek. Joachim Meyerhoff bracht daar zijn jeugd door met twee oudere broers, Martin en Hermann. In 1985 stierf Martin, zijn middelste broer, bij een auto-ongeluk terwijl Joachim een ​​jaar in de VS was. Hij woonde tot 2019 in Wenen en sindsdien in Berlijn. Na zijn terugkeer uit de VS studeerde Joachim Meyerhoff af van de middelbare school. Van 1989 tot 1992 volgde hij een acteursopleiding aan de Otto Falckenberg School in München. Na optredens in het Staatstheater Kassel, in Bielefeld, Dortmund en op de podia van de stad Keulen, werd hij in 2001 ensemble lid van het Maxim Gorki Theater Berlijn, waar hij ook vaak regisseerde. In 2002 verhuisde hij naar het Deutsches Schauspielhaus in Hamburg, waar hij tot 2005 bleef. Vanaf september 2005 maakte Joachim Meyerhoff deel uit van het Burgtheaterensemble in Wenen. Na het einde van het seizoen 2018/19 verhuisde Meyerhoff naar de Berlijnse Schaubühne. Naast zijn acteerwerk ontwerpt Joachim Meyerhoff zijn eigen programma’s. Zijn project All Dead Fly High zorgde regelmatig voor een volle zaal in het Burgtheater in Wenen. In dit autobiografische programma, verdeeld in zes delen, vertelt Meyerhoff zijn eigen verhaal en dat van zijn familie. Van 2011 tot 2020 werden vijf delen in boekvorm gepubliceerd, waarbij de laatste twee delen tot stand kwamen zonder enige voorafgaande toneelbewerking. In december 2018 kreeg Meyerhoff in Wenen een beroerte met tijdelijke verlamming van de linkerkant van zijn lichaam. In september 2020 verscheen de roman “Hamster im hinteren Stromgebiet”, waarin Meyerhoff ook ingaat op de gevolgen van deze ernstige ziekte op zijn leven en zijn artistieke werk. In het voorjaar van 2023 keerde Meyerhoff terug naar München voor een productie van Tsjechovs vroege werk “De vaderlozen” (Platonov), waar hij, naar eigen zeggen, “gesocialiseerd werd in het theater”.

Uit: Hamster im hinteren Stromgebiet

„Die blonde Bombe halbiert sich
Während ich mit meiner vor wenigen Wochen volljährig gewordenen Tochter an einer Hausarbeit über Bipolarität arbeitete, wurde mir plötzlich übel. Ich stöhnte leise auf, eher nachdenklich als besorgt, und kniff die Augen zusammen. »Alles klar, Papa?« »Mir wird gerade ein bisschen komisch. Geht sicher gleich wieder.« Ich musste den Blick vom Computer abwenden, da sich mein Unwohlsein direkt aus der unangenehmen Lichtintensität des Bildschirmes zu speisen schien. Ich sah auf und innerhalb der nächsten Sekunden zerfiel der Raum um mich herum. In den Wänden der Küche begannen Partikel zu zucken, zappelnde Einzeller aus Licht teilten und vermehrten sich und wuselten herum wie Mikro-organismen unter dem Mikroskop. Die Oberflächen wurden unscharf und sanfte Wellen schwappten durchs Mauerwerk. Zwei großformatige Fotografien meiner Töchter gerieren in Bewegung, ihre Gesichter trieben wie in einem Horrorfilm unter einer milchigen Eisdecke auf und davon. Die Zimmer-decke erschlaffte, hing durch und blähte sich mir entgegen. Ich spürte die Wölbung meiner Augen. Um nicht vom Stuhl zu kippen, legte ich die Handflächen auf die Tischplatte. Mein linkes Bein fing sanft zu kribbeln an, auf dem Schien-bein eine Ameisenstraße, dann stärker und verlor seine für mich eindeutige Position im Raum. Mit einer prickelnden Entladung wich schlagartig alle Kraft aus dem linken Arm. Obwohl ich versuchte, meine Handflächen weiter auf das Holz zu pressen, drehte sich die eine auf den Rücken. Ich betrachtete das mit Schrecken, da es tatsächlich so aussah, als würde meine linke Hand nun sterben, als hätte sie einen Schuss abbekommen und sich wie ein Soldat im Feld einer schweren Verwundung ergeben. Nie wieder würde ich diese Hand bewegen können, war ich mir sicher. Mein Kopf sirrte, schrill und ungut, und in die Gedanken hinein fiel ein gleißendes Licht, wodurch sie wie Luftspiegelungen zerflimmerten. Links verschwand in dieser Welle mein halbes Gesicht. Die Empfindung in Ober- und Unterlippe wurde vertikal geradezu chirurgisch durchtrennt. Rechts mein alter Mund, links kein Mund mehr, dafür ein unter und auf der Haut den Schwung meiner Lippen verwischendes Summen. »Ist wirklich alles klar, Papa?«, fragte meine Tochter und ich antwortete leise: »Mir geht es nicht gut.« Es war mir absurderweise leicht peinlich, mit etwas derart Drastischem unsere Arbeit zu stören. »Ich brauche einen Krankenwagen.« »Was hast du?« »Ich glaube, ich bekomme gerade einen Schlaganfall.“

 


Philipp Meyerhoff (Homburg, 18 juli 1967 )

Tsead Bruinja, Judith Beveridge

De Nederlandse dichter Tsead Bruinja werd geboren in Rinsumageest op 17 juli 1974. Zie ook alle tags voor Tsead Bruinja op dit blog.

 

Het geld het fruit en de familie

als ze nat van de regen thuiskomt op de dag dat haar vakantiegeld net binnen is
jij je hand op haar heupen legt en de kleine huidplooi zachtjes in de
muis van je hand kruipt je tegen haar billen duwt je haar het hematasje
uit handen neemt het op tafel legt
en haar voorzichtig naar de trap manoeuvreert

dat ze dan een beetje tegensputtert
dat je haar in haar nek zoent
aan haar bloesje frunnikt

en je vader belt zonder zijn naam te zeggen

een stem waar je al tweeëndertig jaar naar luistert
maar die je niet meteen herkent

vijftien jaar oud

zes uur ’s ochtends en over een uur de bus
een oud washandje of een sportsok
in een broodtrommel
onder het bed
de wehkamp

wat je ruikt is niet de vis die rot
maar de vis die fermenteert

dat ze lacht naar haar portemonnee naast de fruitschaal

en ik me als een kat
in mijn nekvel
gegrepen voel

door het geld het fruit
en de familie

 

Alarm

iemand sprak hem aan en de aap lachte minzaam voordat hij
iets terug zei minzaam alsof hij een marmot aan fred oster gaf

het is eigenlijk gewoon sjoelen met de ogen dicht dit praten
wachten op de bus met je rug naar de weg

elk schijfje als een man in een druk café blij
dat hij de wc bereikt heeft

een vuilnisman parkeert zijn truck
naast de pianozaak

een nieuwe minnaar een huis waar je hopelijk
een stoel of bank in verschuiven mag

dan een gezicht met een lui half dichtgeknepen en een gewoon oog
drie tempi die in dat orkest een andere maat de mond die rustig spreekt
het ene oog dat normaal knippert en het andere dat onregelmatig

hun opstelling is kortom
een fiasco

hier moeten wel twee mensen spreken denk je
hier moeten wel twee ongelijke stellingen worden geuit
terwijl je mond en ogen aan elkaar probeert te verbinden

denk erom wat je met je jassen doet

en in de straat weer dat autoalarm

 

Tsead Bruinja (Rinsumageest, 17 juli 1974)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Australische dichteres en schrijfster Judith Beveridge werd geboren in 1956 in Londen, Engeland. Zie ook alle tags voor Judith Beveridge op dit blog.

 

De saffraanplukkers

Het is noodzakelijk om 150.000 krokussen te plukken
om één kilo saffraan te verkrijgen.

Binnenkort hurkt ze weer boven elke krokus,
voelt hoe de weegschaal, bepaald door het lot, door tegenslag
een ontzagwekkend zware last is: een tegenwicht

tegen de tijd. Binnenkort werpt de zon zijn schaduwen
op de gezichten van haar kinderen. Zij kent
vergelijkingen: hoeveel stigma’s brengen elke dag in balans

met de volgende; hoeveel dagen delen
die ene maaltijd op; hoeveel rondjes van een glanzende
tafel moet de zon afleggen voordat genoeg geel

een lepelvol zwaar maakt. Ze spreidt een doek uit,
roept naar de concurrerende nullen van haar kinder-
monden. Een schortvol wordt haar standaard –

en die paarse velden van oneerlijke equivalentie.
Altijd dat gewicht in haar schort: de onopdeelbare
honger die nooit de lichtheid van bloemen heeft.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Judith Beveridge (Londen, 1956)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e juli ook mijn blog van 17 juli 2023 en ook mijn blog van 18 juli 2020 en eveneens mijn blog van 18 juli 2019.

Andrea Wolfmayr, Steffen Popp

De Oostenrijkse schrijfster en politica Andrea Wolfmayr werd geboren op 16 juli 1953 in Gleisdorf. Zie ook alle tags voor Andrea Wolfmayr op dit blog.

Uit: Mama!! Wie es ist. Wie es war.

„Der Hund nebenan kläfft, ein Besucherhund, ich zucke zusammen, innerlich, weil ich weiß, dass es Melissa aufregt und dass sie demnächst mit der Nachbarin reden will, die ist Hundezüchterin und kriegt oft Besuch von anderen Hundebesitzern, es ist also nur ein Besuchshund, der so laut ist und immer kläfft, die eigenen sind ganz manierlich, sie folgen und sind still. Ich denke an Mama. Und was mir alles hochkommt. Was alles rein soll ins Buch. Und warum ich anfange zu vergessen. Warum ich mit den Dingen nicht mehr zurechtkomme, warum ich sie vernachlässige, die Blumen zum Beispiel, die Pelargonien. Der Oleander kriegt gelbe Blätter und seine Blüten, die schönen weißen Blüten, sind braun geworden und verwelken vorzeitig, vom Regen versehrt, ich hab mich nicht darum gekümmert. Die Kinder waren da. Ein abgerissenes Pflaster liegt auf dem Terrassenboden. Den Boden hab nicht ich verlegen lassen, sondern Ingeborg, meine Schwester, als sie noch hier wohnte, das Muster gefällt mir nicht. In den Fugen wächst Gras und Moos. Manchmal reiße ich es aus, manchmal vergesse ich drauf. Alles verkommt. Alles verschlampt. Weil ich es nicht mehr schaffe. Ich werde älter.
Ich rede innerlich mit ihr, nicht mehr so oft wie früher, aber allmählich, im Älterwerden, immer öfter. Und ich rede mit mir selbst. Manchmal laut. Ich höre mich reden. Und ich denke nach. Ich wollte, sage ich zu den Geschwistern, ich wollte immer so sein wie Mama und ich dachte, ich sei wie sie. Könne das alles schaffen, Familienmutter, Matriarchin, Fluchtburg. Alles machen. Alles sein. Supermutter. Beruf und Haushalt und Kinder und Mann. Und Politik.
Alles schaffen. Engagement und Freundinnen. Stark. Und unentwegt freundlich, freudig, sich immer und sichtlich freuend, wenn eins der Kinder kommt. Unangemeldet, immer unangemeldet – wir melden uns doch nicht an bei unserer Mutter, warum auch? Wir rechnen damit, dass sie da ist, wir rechnen mit dieser ihrer ewig herzlichen Freude über uns, egal, wann und wie und was, egal, ob sie Zeit hat oder nicht. Wir platzen in ihr Haus, ihre Küche, ihr Gebiet, ihr Leben. Wir sind da. Und sie freut sich. Wir haben uns oft genug geniert wegen dieser großen Freude. Wegen dieses Stolzes. Waren spöttisch. Lachten über die wirren Haarsträhnen überm roten Gesicht, wenn sie verschwitzt war und zerstochen von den Gelsen und Rosendornen, weil sie wieder im Garten gewühlt hat, »Garten macht so viel Arbeit! Aber ist er nicht schön?«

 

Andrea Wolfmayr (Gleisdorf, 16 juli 1953)

 

De Duitse dichter en schrijver Steffen Popp werd geboren op 18 juli 1978 in Greifswald. Zie ook alle tags voor Steffen Popp op dit blog.

 

Gesprek met doden

Te weinig middelen om alles te denken wat er gebeurt
lot van de plant, b.v. verrot in de aarden pot.
Het intense, verveeld met onze stijlen
spuugt ons in het licht, humus voor geest, microben.

Wat is er, zegt het kind, behalve herinnering niet
aanwezig in de ruimte, onuitgespuugd in de tijd
Op deze dag leert het de woorden nougat
Honduras, centraal zenuwstelsel, dwergneus.

Het leert het woord Babel en vergeet het niet
alleen de betekenis ervan, het leert het woord schaaf,
het woord houtkrullen, het woord schaafbank.

Veelzeggend: het lot van de hamster, b.v.
van de spinnen. Het kind zegt hier slechts -kant:
Delft welsprekende graven. Praat zo met doden.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Steffen Popp (Greifswald, 18 juli 1978)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e juli ook mijn blog van 16 juli 2023 en ook mijn blog van 16 juli 2021 en ook mijn blog van 16 juli 2020 en eveneens mijn blog van 16 juli 2019 en ook mijn blog van 16 juli 2017 deel 2.

Badelied (Novalis), Driss Chraïbi, Steffen Popp

 

 

Baders op het strand door A. de Fleury, 1e helft 20e eeuw

 

Badelied

Auf Freunde, herunter das heiße Gewand
Und tauchet in kühlende Flut
Die Glieder, die matt von der Sonne gebrannt,
Und holet von neuem euch Mut.

Die Hitze erschlaffet, macht träge uns nur,
Nicht munter und tätig und frisch,
Doch Leben gibt uns und der ganzen Natur
Die Quelle im kühlen Gebüsch.

Vielleicht daß sich hier auch ein Mädchen gekühlt
Mit rosichten Wangen und Mund,
Am niedlichen Leibe dies Wellchen gespielt,
Am Busen, so weiß und so rund.

Und welches Entzücken! dies Wellchen bespült
Auch meine entkleidete Brust.
O! wahrlich, wer diesen Gedanken nur fühlt,
Hat süße entzückende Lust.

 

Novalis (2 mei 1772 – 25 maart 1801)
Schloss Oberwiederstedt, het geboortehuis van Novalis

 

De Marokkaanse schrijver Driss Chraïbi werd geboren in El Jadida op 15 juli 1926. Zie ook alle tags voor Driss Chraïbi op dit blog.

Uit: Gehoord, gezien, gelezen  (Vertaald door Geertrui Marks)

“Ik dank het leven. Het heeft al mijn wensen vervuld. De rest is literatuur, om niet te zeggen eenzaamheid. Op mijn leeftijd – eenenzeventig al – loop ik op mijn dooie akkertje terug over de afgelegde weg, zonder besef van ruimte en tijd. Ik wend me naar mijn verleden. Dat probeer ik althans. Een vrouw op leeftijd verklaarde blozend tegenover mijn helaas overleden Britse collega Georges Bernard Shaw dat ze dertig was. ‘Ach zo,’ antwoordde de oude man droog als altijd, ‘maar op welke leeftijd bent u geboren?’ Diezelfde vraag had hij mutatis mutandis aan mij kunnen stellen. Niet dat ik een vrouw ben, u kent me. Maar er bestaat nog steeds enige twijfel over mijn geboortedatum, een zeker verschil tussen mondelinge en schriftelijke overlevering. Aan wat geschreven staat, wordt niet getwijfeld, vooral niet als het een ambtelijk document betreft. Maar aan wat gezegd wordt…
Bekijken we de officiële versie. Ik aanschouwde het levenslicht in Marokko, in El-Jadida (Mazagan in de tijd van het Protectoraat), aan de kust. De geboorteplaats staat vast, nu de datum nog. Bij ons, ‘inboorlingen’, bestond geen burgerlijke stand. En – het is sinds de kruistochten al zo vaak geschreven en beweerd – tijd speelt in de Arabische wereld nauwelijks een rol, ook al zijn de Marokkanen verzot op horloges die stipt gelijk lopen. Maar in het Franse geschiedenisboek, datzelfde boek waarin de lof gezongen werd van mijn Gallische voorouders, stond dat ons ‘beschaving’ moest worden bijgebracht. Voor het Lycée Lyautey in Casablanca moest ik een identiteitsbewijs hebben, en dus een officiële leeftijd. In een witte djellaba en in gezelschap van twee geloofwaardige getuigen die hem nog geld schuldig waren, nam mijn vader me aan de hand mee naar het politiebureau. Het was een verzengend hete middag in het begin van de Tweede Wereldoorlog. Tegenover de commissaris verklaarde hij plechtig dat ik Driss heette, met dubbel s graag, Idriss in het Arabisch maar je zegt Driss, dat ik echt zijn zoon was en dat hij tevreden over me was, ja, meneer, braaf, gehoorzaam en leergierig…
‘Zijn leeftijd, zegt u? Tja. Het was oogsttijd, toen hij met Gods hulp ter wereld kwam.’
‘Welke oogst?’ vroeg de commissaris die dikke parels zweette. ‘Gerst, haver, maïs, harde tarwe?’
‘Harde tarwe,’ zei mijn vader.”

 

Driss Chraïbi (15 juli 1926 – 1 april 2007)

 

De Duitse dichter en schrijver Steffen Popp werd geboren op 18 juli 1978 in Greifswald. Zie ook alle tags voor Steffen Popp op dit blog en ook mijn blog van 18 juli 2010.

 

Auratische veldstudies

I

Onmerkbaar stijlvormende wind uit het Noordwesten
en de garagedeur vormen een vloeiende rechthoek

het emotionele project, ontstemd
hangt het voor ons, in de lucht, ademt moeizaam

wij proberen de structuren van de liefde
in conversatie te binden, op lange boswandelingen
door mist.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Steffen Popp (Greifswald, 18 juli 1978)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e juli ook mijn blog van 15 juli 2020 en eveneens mijn blog van 15 juli 2019 en ook mijn blog van 15 juli 2017 deel 2.

Volker Kaminski, Steffen Popp

De Duitse schrijver Volker Kaminski werd op 14 juli 1958 in Karlsruhe geboren. Zie ook alle tags voor Volker Kaminski op dit blog.

Uit: RUA 17

Es war das Vergessen, das sie lähmte. Er nahm den Bleistift und schrieb in sein Notizbuch: Das Vergessen ist allgegenwärtig, es hüllt uns ein wie eine Nebelwolke und löscht unsere Erinnerungen. Er wusste zum Beispiel nicht mehr, wie viele Tage er im CAMP verbracht hatte, obwohl sein Aufenthalt erst wenige Wochen zurücklag. Und er konnte auch nicht sagen, warum die anderen ihn Meister nannten, obwohl das sicher nicht sein richtiger Name war. Andauernd kämpften sie mit Lücken in ihrem Gedächtnis, die sie sich nicht erklären konnten. Am vergesslichsten war Oma Ka, die zurzeit bei ihnen einquartiert war. Sie wartete immerzu auf den Assistenten. Der Assistent sang ihr mit gedämpfter Stimme Lieder vor, die sie vor langer Zeit gekannt hatte. Welches Leben Oma Ka geführt, in welchen Häusern sie gewohnt, wie sie ihre lange Lebenszeit verbracht hatte, wusste keiner, am wenigsten sie selbst. Auch der Assistent konnte ihr die fehlenden Erinnerungen nicht zurückbringen, doch er drang mit seiner Stimme tief in ihr Gehirn ein und aktivierte dort Wort- und Bildsequenzen, bei deren Auftauchen Oma Ka freudig jauchzte. Kein Mensch im Haus wusste, wie Bildsequenzen aktiviert und Erinnerungsströme gesteuert wurden. Als Schüler hatte Meister zwar die obligatorischen Kurse besucht, in denen ihnen Aufbau und Funktionsweise des SYSTEMS in groben Zügen vermittelt wurden. Aber danach war er mit der Technik nicht mehr in Berührung gekommen. Heute Nachmittag war ihm in seinem Arbeitszimmer, dein kleinsten Raum der Wohnung, der Verdacht gekommen: Unser Vergessen ist Programm. In allen Häusern der Straße, des Viertels, des ganzen Bezirks gab es die gleichen Schilder in den Wohnungsfluren, denen die Bewohner wie einem Haussegen zu folgen schienen: sanft und träge. Inzwischen waren diese Holztafeln von einer Staub-schicht bedeckt, so dass man kaum noch die eingravierten Buchstaben entziffern konnte. Meister hatte einmal die Mitbewohner gefragt, wer von ihnen wisse, was auf dein Schild über der Tür stand. Keiner konnte eine Antwort geben.
Am frühen Abend trat ein blau gekleideter Assistent in sein Arbeitszimmer, stellte sich dicht hinter Meister und wartete einen Moment. „Vielleicht habe ich es noch nicht erwähnt …”, begann er mit weicher Stimme. „Keine Vorreden«, sagte Meister und wandte sich ihm unwillig zu, „was gibt es Neues?” Der Assistent blickte ihn freundlich an. „Nichts Ungewöhnliches. Es ist alles normal, fehlerfrei und sicher.”

 

Volker Kaminski (Karlsruhe, 14 juli 1958)

 

De Duitse dichter en schrijver Steffen Popp werd geboren op 18 juli 1978 in Greifswald. Zie ook alle tags voor Steffen Popp op dit blog.

 

Deze herinnering eindigt bij de zee

Je slentert in het zout, de zeewind, zeeolifanten
later vergat ik de geheime namen van de branding
– jouw tasten in het zand, dood hout
wat de zee er ook maar uit gooit als het weer omslaat
je bent hier niet alleen maar een vriend
een herinnering uit mijn gouden album

Wat uit je handen valt, zal het strand vormen
bewegingen vervagen, gebaren lossen op in het donker
– nacht opent nog een keer de kosmos
de sterren zijn kunstlicht, maar ze plaatsen nog een keer
zichtassen in je hoofd, dat er niet is.

Je loopt weg met zeldzame planten, stenen
voert de schildpad mee aan een blauwe draad
– ik kan het niet vaststellen, is het de wereld
in haar zinken, die dit garen van mijn huid trekt
of gewoon een verloren demon
een plastic reptiel uit de kinderjaren.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Steffen Popp (Greifswald, 18 juli 1978)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e juli ook mijn blog van 14 juli 2023 en ook mijn blog van 14 juli 2020 en eveneens mijn blog van 14 juli 2019 deel een en ook deel 2.